Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

III De ontstaansperiode van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele en enige kanttekeningen bij de werkwijze van Ambrosius Zeebout

Terug in Venetië merkte Van Ghistele dat zijn kist met souvenirs uit Palestina, Egypte, de Sinai en Cyprus, die hij had opgezonden vanuit Tripoli, was opengebroken, geheel leeggeroofd en weer dichtgespijkerd; allerlei juwelen, goudlakens, tapijten etc. die hij deels gekregen deels gekocht had, was hij definitief kwijt (Tvoyage VIII, 31). Gelukkig had hij zijn verzameling reisnotities blijkbaar voortdurend bij zich gehouden en dit niet minder waardevolle aandenken heeft hij, terug in Vlaanderen, toevertrouwd aan Ambrosius Zeebout ter uitwerking tot een aaneengesloten verhaal.

Het is niet precies te zeggen wanneer hij de overeenkomst daartoe met Zeebout gesloten heeft; wel kan vastgesteld worden dat de schrijver niet vóór 1486 aan een

[pagina XV]
[p. XV]

uiteindelijke versie is toegekomen. In dat jaar immers verscheen het reisverhaal van Bernhard von Breydenbach in de Latijnse en Duitse uitgaven (de Nederlandse vertaling werd pas in 1488 gepubliceerd) en het blijkt dat allerlei mededelingen van deze Duitse pelgrim al vrijwel aan het begin van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele, namelijk in capittel 3 van het eerste boek, nagenoeg letterlijk zijn terug te vinden.Ga naar eind15

Evenmin is nauwkeurig te bepalen wanneer hij deze indrukwekkende en ongetwijfeld moeizame arbeid beëindigd heeft; wel is met zekerheid te zeggen dat hij drie jaar later, in 1489, nog heel wat werk te verzetten had. In 1489 toch vond een machtswisseling op Cyprus plaats (het eiland kwam in handen van de Venetianen) en deze gebeurtenis staat vermeld in Tvoyage V, 4, dus op ongeveer twee derden van het totale reisverhaal.Ga naar eind16

Het was, mag men zeggen, een groots opgezet en dus veelomvattend werk, deze teboekstelling van Van Ghisteles reis en het valt daarbij op dat Zeebouts indeling van het werk kwantitatief niet erg evenwichtig is. De acht boeken waarin hij het relaas verdeeld heeft, zijn inderdaad wel zéér verschillend van omvang. Men vergelijke Boek II over Palestina met Boek V over Cyprus: het ene telt 217 foliobladzijden, het andere slechts 22! Compositorisch is dat niet zeer fraai, maar elke andere indeling dan die op basis van de besproken regio's zou weer nieuwe onevenwichtigheden hebben opgeleverd én aan de didactische aard van het werk (met name het religieuze karakter, gecombineerd met het geografisch-etnografisch aspect) afbreuk hebben gedaan.

Ook bij de indeling in capittels kan men ware uitersten constateren: tegenover het zeer omvangrijke capittel 4 van Boek I staan de erg beknopt gehouden capittels 6 en 28 van Boek III. Maar wellicht heeft ook hier het inhoudelijk aspect de doorslag gegeven: tegenover de overstelpende hoeveelheid informatie die berichtgevers als Von Breydenbach en Adorno over het mohammedanisme verstrekten, stonden de blijkbaar sobere aantekeningen die de opdrachtgever Joos van Ghistele op bepaalde momenten tijdens zijn reis gemaakt had.

Zeebout had al deze problemen het hoofd te bieden en men kan hem dan ook nauwelijks kwalijk nemen dat hij af en toe het overzicht is kwijtgeraakt, zodat hij zichzelf op een paar plaatsen tegenspreekt of sommige tekstgedeelten nodeloos herhaaltGa naar eind17; evenmin dat hij er zich soms mee tevreden gesteld heeft enkele (in onze ogen!) uitgesproken dorre passages uit zijn bronnen zonder enige stilistische aanpassing in zijn boek op te nemen. Wat dit laatste aangaat: geestlozer fragmenten als die welke handelen over de verschillende joodse secten (Tvoyage I, 7) en over de ‘proprieteyten’ van de Jordaan (Tvoyage II, 35) zijn in Tvoyage van Mher Joos van Ghistele vermoedelijk niet aan te treffen. Op ons maken ze een eer storende dan stichtende indruk waardoor we (nogmaals: vanuit onze optiek!) geneigd kunnen zijn ze ware dieptepunten in het werk te noemen.Ga naar eind18

Onrechtvaardig zou het echter zijn deze twee extreme voorbeelden als typerend voor het didactisch element erin te beschouwen. Integendeel, vrijwel altijd mag men spreken van een harmonische verwevenheid van het epische en het didactische in dit reisverhaal en het waren juist deze, in feite tegenstrijdige componenten die Zeebout met elkaar te verenigen had. Welnu, het onderrichtend c.q. stichtelijk

[pagina XVI]
[p. XVI]

element, hoewel veelvuldig aanwezig, is zelden storend, dwingt veeleer respect af voor de uitzonderlijk goede gedocumenteerdheid en systematiek waarmee de schrijver te werk is gegaan en zo'n misschien minder aantrekkelijk tekstgedeelte laat zich bovendien gemakkelijk wegcijferen als men het veel groter aantal zeer levendige passages daartegenover stelt.

Hiertoe mag - bijvoorbeeld! - capittel 36 van het tweede boek gerekend worden. Daarin vertelt Zeebout op plastische wijze hoe Van Ghistele, nadat hij het klooster van de franciscanen min of meer is uitgebonjourd, door Jerusalem kuiert en aangesproken wordt door drie Bordelese mammelukken. Het verloop van hun openhartig gesprek, uitmondend in een plannetje om hun meester, de heer van Saphet, voor te spiegelen dat Van Ghistele een toevallig getroffen verwant is die zij gaarne zouden begeleiden op zijn tocht door Galilea, het vriendelijk gehoor dat de oosterse machthebber aan hun daartoe strekkend verzoek verleent, dit alles weet Zeebout op een aantrekkelijke manier in het reisverslag op te nemen. Maar ook op veel plaatsen elders in Tvoyage van Mher Joos van Ghistele, tot in het laatste deel toe, toont Zeebout zijn vermogen om gebeurtenissen boeiend te verhalen. De wijze waarop hij in capittel 4 van het achtste boek een zeegevecht beschrijft, is daarvan een tweede fraai voorbeeld, niet het minst omdat Zeebout de combattanten sprekend in de directe rede ten tonele voert.Ga naar eind19

Er zijn dus wel hier en daar onvolkomenheden in Zeebouts compositie te bespeuren, maar omdat daar een veel groter aantal goede kwaliteiten tegenover gesteld kan worden, is er, dunkt me, geen enkele reden om afstand te nemen van het zeer gunstig oordeel dat reeds vroeger herhaaldelijk over zijn werk is uitgesproken.

eind15
En voor het geval dat Zeebout zijn schrijfarbeid begonnen is met het tweede boek, dus met het eigenlijke reisverhaal: ook in Tvoyage II, 2 duiken gegevens uit Von Breydenbachs reisverslag op.
eind16
Het is weliswaar mogelijk dat Zeebout die mededeling pas later in het verhaal heeft ingevoegd, maar een duidelijke aanwijzing daarvoor is niet aanwezig.
eind17
Zie de parafrase die hij in Tvoyage IV, 21 geeft van Tvoyage II, 33 en 51. Of heeft hij dit bewust gedaan, uit didactische overwegingen? Elkaar tegensprekende berichten bv. in Tvoyage VI, 18 en VIII, 24 over de geboorteplaats van Galenus.
eind18
Die fragmenten zijn respectievelijk ontleend aan Isidorus' Etymologiae VIII, 4 en aan Bernhard von Breydenbach 48r-48v, wiens mededelingen gecombineerd zijn met die van Ludolf van Suchem, cap. 42.
eind19
Specifieke uitspraken over stijl en woordgebruik in Tvoyage van Mher Joos van Ghistele zijn overigens maar uiterst schaars voorhanden. De drukker Hendrik van den Keere roemde in zijn opdracht ‘den constighen stijl ende gheschictheyt’ en de ‘lustighe, wtghedructe, ende volcomen verclaringhe der plaetsen dier in gheroert worden’. Van der Walle, bijna vierhonderd jaar later, spreekt van ‘un riche vocabulaire’ en van ‘une langue savoureuse et plastique’ (Van der Walle, o.c., p. 247). Opvallend is voorts de grote hoeveelheid synonimieën in Tvoyage I, 1 en 2, met als een der componenten een ontlening aan het Frans. Zo was Zeebouts stijl over het algemeen niet. Was het soms Van Ghistele zélf die deze eerste twee hoofdstukken van Tvoyage heeft geschreven?

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië