Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(III, 15)

[I]n Egipten was eens een coninc,Ga naar eind63 die boven allen nacien de jooden up trac ende promoverde ende waren zo ghelooft, dat hij gheheel bij haerlieder rade dede. Dit de voorseyde jooden wel meerckende, altoos de kerstenen benijdende, gaven den zelven coninc up bij subtijlen weghen te doodene ende verjaghene alle de kerstenen die in zijn landen waeren, waer up de coninc verandwoordde dat hij ghenouch daer inne te vreden was, maer moeste openbare cause ende actie hebben, zoude dat gheschien. De joden seiden: ‘Daer weten wij raet toe, want dese kerstenen zegghen dat zij een goet gheloove hebben, ende in haerlieder evangelie staet dat alle saken mogelic zijn den ghonen die goet gheloove hebben, also dat blijct int evangelie van Sente Maerc int xie capittele, daer Christus zelve zeecht toot zijnen discipelen, waert dat zij hadden een warachtich, vast gheloove, zij mochten bevelen eenen beerch te vergane ende hem te weerpen inde zee; gheen twijfel hebbende int gheloove het zoude also ghescien. (179v) Dus mocht ghij de voorseyde kerstenen bij u ontbieden ende zegghen hemlieden dat ghij begheert, dat zij bijder cracht van hueren gheloove willen bevelen den ghebeerchte bij Alkayeren ghenouch gheleghen, dat wat naerder der riviere van Nilus comme, omme zekere saken u daer toe porrende’. De coninc dit verstaen hebbende, ontboot ter stont den patriarke vanden kerstenen van diere maertsen, segghende hem al tghuent int langhe dat voorscreven es. De patriarke ende andere notabele kerstenen die daer waren, zeere te wets ende ghenouch beschaemt zijnde, andwoordden den coninc, dat wel waer es dat de Heleghe Scriftuere daer of roert ende spreect, maer es te verstane teenen gheestelicken sinne, hoe wel dadt ooc naer der letteren ghebueren mach. Daer up seide de coninc: ‘Achtervolghende hulieder gheloove zo begheere ic dat ghij mijn versouc vulcomt, oft anders zo blijcket dat hulieder gheloove niet goet en es’, met meer anderen valsschen bouverien te lanc om scriven, ende finalic gheboot dat zijt vulcommen moesten naer der letteren, oft haers gheloofs afgaen, oft anders alle steerven, en dede ter stont besetten alle de passaigen van zijnen lande omme datte gheen kerstenen escapperen en zouden. Dese voorseyde patriarke metgaders den anderen kerstenen, verstaende tdangier daer zij in waren, baden omme uutstel van twalef daghen, twelc hemlieden gheconsenteert wart. Binnen welken tijde de patriarke dede vergaderen alle de kerstenen van diere maertsen inde voorseyde keercke De la Columpna, hemlieden te (180r) kennen ghevende de begheerte vanden coninc ende ooc tgroote dangier daer zij inne waren; vermaende daer toe eenen yeghelicken Gode hertelic te biddene wien gheene sake onmoghelic en es te doene, omme zijne hulpe ende voorsienichede in zulker noodt, dwelc zij alle neerenstelic deden. Ende binnen dat zij dus in bedinghen waren, zo hoorden zij expresselic eenen schoonen vois, sprekende uut eender colummen van witten marber steenen die daer inde voorseyde keercke stont, zegghende: ‘Gaet toot eender

[pagina 189]
[p. 189]

zekerder plaetse’ - ende assingneerde hemlieden die bij namen - ‘daer zult ghij vinden eenen goeden, devoten, kerstenen scoenmaker, die sal vulcommen de begheerte vanden coninc bijder ghelieften Gods ende overmids der cracht vanden heleghen, warachteghen, kersten gheloove’. Dit hoorende de voorseyden kerstenen waren alle zeere verblijdt ende dancten Gode grotelicx, die nemmermeer de zijne en laedt die Hem met warachteghen gheloove anroepen. Ende ghinghen ter stont ter voorseyder plaetsen daer zij den vorenghenomden persoon vonden, hem te kennen ghevende tghuent datter ghebuert ware al int langhe. Dese devoote persoon dit ghehoort hebbende, verandwoordde ende seyde: ‘De ordonnancie ende wille Ons Heeren willic gheerne vulcommen naer onsen gheloeve’, ende ter stont trocken alle ghesaemder handt bijden coninc, segghende dat zij bereet waren bijden wille Gods te vulbringhene zijne begheerte. De coninc ter stont maecte hem ooc ghereet met menichte van (180v) volcke, ende trocken also al tsamen toot onder den beerch. Ende daer beval de voorseyde persoon die daer toe van Gode gheordonneert was, duer de cracht vanden heleghen, kersten gheloove, den beerch dat hij vergaen zoude, dwelc ter stont zo ghebuerde ten ansiene van allen den ghonen die daer present ende jeghewordich waren, ende quam zo voort ghecropen eene groote kennesse, zomen dat noch wel sien mach, want tcasteel vanden souldaen daer vooren af ghescreven es, staet up de cromde die ghecropen quam naerder der riviere ten versoucke vanden coninc ende ten bevele van dien goeden kersten. Ende van diere tijt voorwaert zo was de voornoemde coninc vanden kerstenen bet te vreden dan hij noynt te vooren was; de principale jooden die dit upset ghemaect hadden, worden ghedoot ende andere jooden worden up meerder tribuut ghesedt dan zij te vooren ghecostumeert waren te ghevene.

eind63
Het hierna volgende verhaal over de vrome schoenmaker is, in onderling ietwat afwijkende versies, ook op ander plaatsen in het Midden-Oosten bekend. Déze versie, in Van Ghisteles reisverhaal, schijnt nog in de vorige eeuw in Bâb el Luq verteld te zijn (cf. Yule-Cordier, 73-74).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië