Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(VIII, 10)

[E]erst zo salmen weten dat in Constantinopolen de voorseyde Torck hadde doen maken, zindert dat hijt ghewonnen hadde, vijf hondert moskeaen - dat zijn tempelen ter eeren van Machomet - de welcke hebben elc ten minsten eenen torre, zom twee zom drie, eeneghe meer andere min, naer dat de moskeaen groot zijn, welcke torren daer ghenaemt zijn munera,Ga naar eind75 waer up hare priesters, daer ghenaemt thalismans,Ga naar eind76 daghelicx met luden stemmen rouppen tlof des voorseits Machomets naer de costume des lands, zo vooren ten diversschen plaetsen wel ghescreven es. Alle de zelve torren wordden verlichdt binnen ende buuten met grooten menichten van berrenden lampten, dat een onghesien licht scheen wesende (367r) commende uuter lucht. Daer toe zo waren up elc van desen torren vier oft vijf priesters, rouppende ende crijsschende met grooten hooghen voysen, zo dat de lucht scheen bevende, ende insghelijcx al de stede, biddende voor de siele des doots Torcx, welc gheveerte begonste een huere voor midnacht, ende duerde zo alden

[pagina 374]
[p. 374]

nacht ende alden dach, toot dat tlichaem begraven was. Ooc ter zelver hueren zo vergaderden de gyenyssers in grooten noumbre alomme up de wijde plaetsen voor hare logijsten, werppende hare sarselaren,Ga naar eind77 twelc es haerlieder habillement dat zij up thooft draghen, neder ter eerden, ende ontdaden hemlieden van haren habillementen, hem vercleedende met ruuden cleederen, haerlieder hooft deckende met zwartten lakene, makende schijn van diversschen rauwen, als metten aensichte in deerde vallende ende andere zulcke manieren, sijnghende diverssche druckeghe liedekins vanden voorleden vromen faiten des voorseits Torcx. Ende insghelijcx zo daden ooc alle de andere officiers, dieneers ende ghemeene inwoonders der voorseyder steden, ende duerde den voorseyden rauwe toot dat den schoonen dach begonste te baersene. Ter welcker hueren een yeghelic vergaderde in oordene ter plaetsen vanden serraglio - dats tpalaijs - toot dadt tijt was tlichame des Torcx te draghene naer zijne sepulture. Eerst als den dach schoone baersde ende den tijt quam datmen tlichame purnen zoude, zo quammer eene soorte van volcke vooren uute in grooten ghetale, (367v) ghenaemt sallachijGa naar eind78 - eeneghe noummense asapij - dat zijn artchiers, hebbende haerlieder handboghen inde hand ghebroken, ende alle hare scichten zwart ghevaruut, ghecleedt met ruuden cleederen, al roupende ende al crijsschende zeere deerlic naer de maniere vanden lande. Daer naer volghde eene andere soorte van lieden onttrent toot honderden, ghenaemt seygamenij, ende waren de jaghers des Torcx,Ga naar eind79 alle ruudelic ghecleedt, ghelijcken rauwe makende zo de eerste ghedaen hadden, ende alle met den honden inde laissen. Noch daer naer volghende quammer een soorte van volcke wel toot drien honderden, ghenaemt duganselaers,Ga naar eind80 ende waren de valckenaers des Torcx, met haren voghels up de hand, als valcken van diversschen soorten, te weten pelerijs, twijffelaers, oosterssche ghervoghels, sakers, blaten, grijpen, arenden, havicx voghelen, sporwaers, smerels ende andere manieren van specien van voghelen hier in dese landen onbekent zijnde, de huven ende lancveters al zwart wesende, alle met ruuden cleederen ghecleedt, makende onsprekelicken rauwe zo alle de andere ghemaect hadden. Recht daer naer zo volchden in scoonder oordene de twee capitainen der poorten des Torcx, daer ghenaemt capijcij passalau,Ga naar eind81 wel met tween hondert persoonen, alle met zwarten ruuden cleederen vercleedt, rouppende, hulende ende grooten rauwe maeckende ghelijc den anderen vooren, naer de maniere des lands. Ende daer naer quamen noch twee andere capitainen, (368r) ghenaemt ullassa garghelart,Ga naar eind82 wel met twee dusent vromer mannen in schoonder oordene, alle ruudelic ghecleedt, insghelijcx grooten rauwe bedrivende naer hare manieren. Naer de welcke zo volghde noch een ander capitain, gheheeten agga sullugdarij,Ga naar eind83 wel met vier of vijf hondert mannen, wiens officie was altoos te rijdene met zijnen volcke, als de Torck yewers vertrac, te zijnder luchter zijden, ooc alle ruudelic ende zwart ghecleedt, zeere grooten druc bedrivende. Daer naer volghde noch een capitain, ghenaemt agga sparglaij agasij,Ga naar eind84 insghelijcx wel met vier of vijf hondert mannen, wiens officie was, als de Torck yewers trac, te rijdene met zijnen volcke ter rechter zijden, ooc alle ruudelic ende zwart ghecleedt, grooten rauwe maeckende zo de andere vooren ghedaen hadden. Ende daer naer volchden in schoonder oordene twee andere capitainen, gheheeten agalare de licarijpij,Ga naar eind85 de vroomste ende expertste van oorloghen die de Torck bij hem hadde,

[pagina 375]
[p. 375]

wiens last was altoos te houdene darriergarde, als de Torck yewers vertrac oft reet, was in oorloghen of anders, wel hebbende met hemlieden dusent persoonen, alle zwart ende rudelic ghecleedt, ooc makende druc ende rouwe boven maten zo alle de andere ghedaen hadden. Dus alle dese voorseyde persoonen elc in zijne oordene vergadert zijnde int voornoemde palays, ende den dach hem schoone baersde, zo waren de poorten open ghedaen ende begonste elc gheselscap te martchieren naer zijne oordene, omme te reysene (368v) naer de plaetse daermen tlichame begraven zoude. Alzo aest als de poorten open ghijnghen, zo quaemmer eerst [uu]te onttrent twee hondert schoonder jonghe frissche mannen, alle met ruuden zwarten cleederen, al rouppende, crijsschende ende hulende, rauwe onsprekelic makende boven maten, verweckende den lieden vander stede ten rauwe ende drucke, ooc om dat hem elc vinden zoude ter straten; twas een onmeinsschelic dijnc om sien. Ende recht achter hemlieden zo quam tdoode lichame des Torcx, dat ghedreghen wart vanden principaelsten heeren die bij hem plaghen te zijne, ende up de kiste of couffer was tpersonnaige des selfs Torcx rechts oft levende ghezijn hadde, ghecleedt met keyserlicken cleederen, met zijnen tubant up thooft, zeere ordonnerlic om ansien. Commende zo alle te samen toot up de groote plaetse, aresteerden zij al gheheelic met den dooden lichame eenen langhen tijt, vermeersende elc zijnen druc. Twelcke een horribel dijnc was omme anhooren, ende nemmermeer om ghelooven: tscheen recht of de eerde gheschuert zoude hebben. Dus daer wat tijts van hueren drucke ende nieuwen rauwe bedreven ende elc zijne toortsen en keerssen ontsteken hebbende, begonsten voort te porne naer tymarach, twelcke verre zijn mach vander steden onttrent twee mijlen van dien lande. Ende als tlichame leet voor de plaetse daer de vrauwen des Torcx waren, die hemlieden vertoochden up eene gallerie alle in zwarte ghecleedt, God (369r) weet den druc die daer bedreven wart, van haerlieder haer uut te treckene, haerlieder aenschijn ontween te crabbelen, ende alle zulcke manieren te maeckene, duerende zo langhe als zij tlichame gheooghen mochten, ende was een afgrijselic jammerlic dijnc omme ansien. Daer leden, ende naeckende den voorseyden ymarach, zo quamen zij teender plecken, ghenaemt Othnun Pazar,Ga naar eind86 ter welker mochten staen twee dusent raysses, dat zijn hoverste van colegen van priesters, religieusen ende van andere vergaderinghen van gheestelicken persoonen,Ga naar eind87 alle in schoonder oordenen, ontfanghende daer tdoode lichame, hebbende in haerlieder handen zekere manieren van toortsen ende keerssen al bernende, uut den welcken zo zoete, wel rieckende roocken, dompen ende luchten quamen, dat scheen alle de soetheit der weerelt daer inde lucht wesende, welke raysses niet en screyden nocht druc bedreven, maer songhen diverssche horribele sanghen naer de institucien van harer wet, dat zeere verscrickelic tanhoorne was. Ende commende ten ymarach, zo wartter eene emolasie ende sacrificie ghedaen van dusent beesten, ende ooc om Gode ghegheven meer dan vijf dusent ducaten. Daer toe mocht een yeghelic heten ende drijncken dient gheliefde. Dit aldus overleden zijnde, zo wart tlichaeme ter eerden ghedaen naer zijn behoorte, ende elc keerde weder naer Constantinopolen in ordonnancien toot int palays, ende van daer ghijnc elc daert hem gheliefde.

eind75
Vgl. Ar. manârah (vuurtoren), waarnaar (volgens de Perzisch-Turkse uitspraak) menâret/minare (minaret) gevormd is.
eind76
Een verbastering, naar Lat. talismanus, van: danishmend (theoloog).
eind77
Een verbastering van: sariklar (tulbanden).
eind78
Dit zijn de Solâks, boogschutters te voet die als lijfwacht van de sultan fungeerden. Zij vormden met hun 400 man een onderdeel van het corps der Janitzaren (Enc. de l'Islam, s.v. Solak). De identificatie met de 'Azab (zie aant. I, 95) ontbreekt in de nieuwstijding.
eind79
Bedoeld is de 33e compagnie van de derde divisie van het corps der Janitzaren, de Segmen (‘hondenhouders’). Deze divisie bestond uit 34 compagnieën waarvan sommige speciale namen hadden. De 33e, gelegerd in Constantinopel, heette âwdji: jagers (Enc. de l'Islam, s.v. Segbân).
eind80
Doğanci (valkenier).
eind81
De term is wellicht te verstaan als kapiči bashilar (poortwachters).
eind82
De term wekt de indruk sterk verbasterd te zijn. ‘Ulassa g’ is misschien corrupt voor ulufedjis (Lat. Ulufagi), een onderdeel van de Sipahi, de Turkse cavalerie; ‘arghelart’ is wellicht te lezen als aghalar (bevelhebbers). De nieuwstijding heeft ‘ulagassy agalar’.
eind83
Silâhtar agha (commandant van de lijfwacht, eig. zwaarddrager van de sultan).
eind84
Merendeels corrupt voor hetzij hassa alayi aghasi (bevelhebber van de lijfwacht), hetzij Sipahiler aghasi (bevelhebber van de Sipahi). De nieuwstijding heeft ‘pahhoglan agasi’.
eind85
De aghalar (bevelhebbers) van de Gurebas (Lat. Garipigi), een afdeling van de Sipahi.
eind86
Gezien het tekstverband is wrsch. het plein voor het 'imâret bedoeld: Sultân Pâzâri (krt. ‘Istanbul in about 1500 A.D.’ in: Enc. of Islam, s.v. Istanbul). De nieuwstijding heeft ‘otham pazar’.
eind87
Zie aant. I, 60.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië