Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(VIII, 17)

[I]n Candien dus commen zijnde ende ghenesen werdende, verbeidende eenich zekere passaige omme te treckene naer Venegien, zo ghinghen de voorseyde besien diverssche plecken int zelve land gheleghen. Eerst zo worden zij gheleedt ter plecken daer tesbarint es, dats de plaetse daer den Minotauro in ghesloten was, tmonster half meinssche half stier daer vooren af gheseit es, twelc eene speloncke es onder deerde gaende zeere diepe ende verre, zo dat nu ter tijt daer niement en weet wadt binnen wesen wilt, maer men vindtter wel oude ghescriften af. Sente Augustijn verhaelter vele af inden xviiien bouc der Stad Gods, ende ooc Ovidius inden bouc De Transformatis.Ga naar eind131 Dit voorseyde esbarint heeft zeer vele uutweghen, zo groot datmer in rijden zoude te peerde, ende vele grooter plecken oft zalen ende cameren waren. Niement en mach (380v) daer in gaen zonder vele lichts van keerssen ende met eenen langhen steercken drade, oft anders zoudemer in verdolen, ende es ghenouch een gheveerte als de speloncke van Sente Sebastiaen te Roome,Ga naar eind132 maer onghelijc meerder. Zij waren ooc gheleedt in eene stede, ghenaemt Retemo,Ga naar eind133 ligghende over de zijde vanden heylande ten Arsipelego waert, daer onttrent dat alte goede malaviseie wast. Daer leyt ooc noch een ander stedekin over de zelve zijde up thende te Rodes waert, ghenaemt Stya,Ga naar eind134 ligghende up een cleen colfkin zeere wel bewoont, alwaer onttrent ooc wast de beste malaviseie van alden lande van Candien, ende neemt uute boven anderen. Noch meer andere steden ende plecken ligghen daer, te lanc om noumen, maer de upperste stede ende principaelste poort ende havene vanden voorseyden heylande es ghenaemt Candien,Ga naar eind135 dwelcke eene zeere goede ende steercke stede es, wel bewoont, vul van allen coopmanscepen, hebbende tscoonste poort ende havene datmen peinsen mach, ghenouch ronts omme inde stede besloten. Den inganc en es niet meerder

[pagina 386]
[p. 386]

dan datter twee of drie scepen te samen in commen moghen, ende dat sluudt met eender kethenen tusschen tween steercken torren, up elcke zijde vanden inganghe eenen staende. Item dit vorseyde heyland leyt recht lancx ghestrect den beghinsele des Arsipelegos, ende over de zijde ter wilder zee waert zo eist qualicxt bewoont, hoe wel (381r) datter eeneghe doorpen ende goede poorten ende havenen ligghen, maer over de zijde ten Arsipelego waert eist zeere wel bewoont, ende daer staen ooc alle de steden. Tzelve heylant es wel groot int ommegaende zes oft zeven hondert milen, ghenouch een vanden besten van diere zee, uutnemende van allen saken, van fruiten, ligumenen, vol van volcke, vele scoonder doorpen ende casteelen, vele bosch ende al cypressen hout groot ende hooghe, zo datmer masten van scepen af maect. Saturnus ende Jupiter, van welcken de poeten ende rethorisienen vele schoonder dijnghen stellen, waren daer coninghen, ende plocht te heeten in ouden tijden Creten. De Veneetsianen senden daer alle drie jaren eenen nieuwen regent, zo zij doen in alle de steden onder hemlieden gheleghen, oft ten zommeghen plaetsen telcken twee jaren, naer haerlieder ordonnancie. Dit voornoemde heyland es zeere hooghe van ghebeerchten; onder dander esser eenen beerch die uut neemt buuten anderen,Ga naar eind136 up den welken men seit dat Saturnus ende Jupiter begraven ligghen, ter welcker plecken de oude gentilen ende heydenen plaghen te commene alle jare in peregrinaigen met grooter devocien versoucken de voorseyde lichamen ende sepultueren, zo wij doen de heleghe santen in onsen landen. Item up deen hende van Candien te Venegien waert leyt eene hooghe cleppe ende rootse, ghenaemt (381v) Legogij,Ga naar eind137 ront omme int zee, daer alle jare uut Barbarien commen vele valke veren hare genesten houden, ende insghelijcx sakers ende gheervalken; men seit dat datte tbeste here es datmen vindt. Daer zijn ooc vele genesten van havicx voghelen, diemen insghelijcx zeere goet prijst, ende daer es vele jubiers voor tvelt. Item deerste besitter van Creten of Candien was ghenaemt Celum of Uranus, zone van Etter een man zo ghenaemt, die zone was van Demogorgon, deerste bewoonder vanden speloncken van Arcaden. Dese Uranus of Celum hadde twee kinderen, deen hiet Tytan ende dander Saturnus, die beede ooc regneerden in Creten.Ga naar eind138 Men seit dat Saturnus eerst vant de maniere om deerde te laboreren ende tcooren te saeyen ende te maeyen, ende dat hij ooc eerst vant de maniere tgout ende tzelvere te affijneren.Ga naar eind139 Item Candia plach ooc te heeten in ouden tijden Centapolis,Ga naar eind140 ende dat om twee redenen. Deene om datter in plaghen te stane hondert steden, dander om dat inden tijden van Hercules daer in plaghen te zijne hondert ruesen, alle te paerde rijdende, dat in dien tijden niet vele ghesien en hadde gheweest. Uut welcken de poeten stellen, dat in Creten waren monstren half meinsschen half peerden, ghenaemt Centauren, zomen dat bevindt in vele oude historien. Men seit ooc datmen daer eerst vant de Griecsche lettren ende de conste van muzijcken.Ga naar eind141 Item Ysidorus Siclus seit tsijnen xven boucke, datmen (382r) in Candien vindt dierbare steenen, ghenaemt jacte dactali, dat alte oorboorlicke steenen zijn.Ga naar eind142 Men leest ooc dat in Candia eens ghebuerde eenen strijdt tusschen Ganimedes zone van Tros coninc van Troyen ende Saturnus, jeghens Jupiter Saturnus zone, ten welcken strijde eenen arent quam vlieghende dien dach duere boven den hoofde van Jupiter, uuten welken hem de zelve Jupiter toe screef coninc te werdene over zijne vianden, zo den arent coninc es over al de

[pagina 387]
[p. 387]

voghelen, ende als daventuere gaf, verwan den strijdt, waeromme hij van diere tijt voorwaert altoos den arent voerde in zijne wapene, ende was deerste die arent in wapenen drouch.

eind131
Augustinus, Civ. Dei XVIII, 13 wijdt nog geen 20 woorden aan de Minotaurus in het Kretensische labyrint, maar uitgebreid verhaalt daarover Ovidius, Metam., VIII, 136 e.v.
eind132
Bedoeld is de catacombe Coemeterium ad Catacumbas waar later de basiliek van San Sebastiano gebouwd werd.
eind133
Rethimon, aan de noordkust van Kreta.
eind134
Silia, aan de oostkant van het eiland.
eind135
De stad Herakleion.
eind136
Nl. de Ida.
eind137
Gramvousa?
eind138
Dit bericht over Ether, zoon van Demorgo, over Celum (d.i. Uranus), zoon van Ether, en over Tytan en Saturnus als zonen van Celum heeft Zeebout bijeengeraapt uit Boccaccio, Gen. deorum, II, 1, III, 1 en IV, 1.
eind139
Ontleend aan Boccaccio, Gen. deorum, VIII, 1.
eind140
Pierre d'Ailly, I, 43.
eind141
Hetzelfde deelt Von Breydenbach mee: ‘Prima literis iura dedit (...) studium musicum in ea primo repertum fuit (...)’.
eind142
De vermelding van de bron én de lezing ervan zijn wel zéér incorrect. Bedoeld is niet Diodorus Siculus, maar Isidorus. Ook de vindplaats aldaar is onjuist opgegeven, want niet in Lib. XV, maar in XIV, 6, 15 leest men over Kreta: ‘(...) gignit et lapidem, qui Idaeus dactylus dicitur’. Die onjuiste vindplaats heeft Zeebout wellicht blindelings van Von Breydenbach overgenomen: ook deze geeft op: Lib. XV.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië