Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bernhart de Laet (1847)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bernhart de Laet
Afbeelding van Bernhart de LaetToon afbeelding van titelpagina van Bernhart de Laet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.68 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bernhart de Laet

(1847)–Eugeen Zetternam–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Voorwoord.

De schryver zeide reeds in zyn prospectus dat hy op de gedachte van dit zyn werk gekomen is, door het ontmoeten van mannen des volks, die geheel hunne menschelyke waerde gevoelden, welker hart opbruiste tegen de onregtvaerdige minachting waermede men hen belaedde, die fluisterend den wensch uitten van eenen geheelen ommekeer der maetschappy. Hy voegde daerby dat hy veronderstelde dat zulke mannen in de middeleeuwen ook bestaen hadden en dat zulk een man te schilderen te midden der domme geestesslaverny dier tyden hem een schoon onderwerp scheen. Echter dezen alleenlyk te malen met zyne gebreken, met zyne grootmoedigheid, met zyne verkropte razernyen en edele zielsopwellingen, ware slechts eene schildering geweest

[pagina 6]
[p. 6]

en Bernhart de Laet hadde nooit kunnen worden dan misschien een half gelykend portret.

Er was meer, dacht hem, met zulk een man te doen; hy kon, zonder daerom van karakter te worden verbreed, een grondbeginsel verpersoonlyken, en wel degelyk dat van vryheid en gelykheid welk heden zoo vele voorstanders vindt.

De schryver verpersoonlykte dus dit grondbeginsel in zyn Bernhart.

Maer een betwistbaer grondbeginsel in een werk plaetsen zonder dat er eenige opwerping tegen gemaekt worde is wel mogelyk er niets in zetten, of liever wordt eene lange preek naer welker besluit, zeer natuerlyk, niet moet geraden worden. De schryver moest dus een tweede grondbeginsel in worsteling met het eerste brengen en dat ook verpersoonlyken.

Hy stelde tegen over den vryzinnigen Bernhart eenen monik.

Nu zou er iemand kunnen zeggen: dat is het radicalismus tegen het ultramontismus, een ander: dat is de ongevoeligheid tegen het gevoel, of de poëzy tegen de koele redenering of de jongheid tegen den ouderdom....

Hy zelf zou dat niet juist kunnen bepalen; al die woorden hebben zulke breede beteekenis, zy kunnen zoo verkeerdelyk begrepen worden, dat zy hier byna onbruikbaer zyn. Ieder kan het dus doopen gelyk hy

[pagina 7]
[p. 7]

het verkiest. Alleenlyk zal de schryver zeggen: dat de gedachten van onbepaelde vryheid, geheele gelykheid en soortgelyke andere welke in deze tyden in zoo vele geesten opryzen, nog zoo onbepaeld, zoo onzeker, zelfs in hare beteekenis, zyn, dat men moeijelyk begrypt waer zy heen willen en zy daerdoor schynen te waggelen als de kindschheid, te zoeken als de jeugd.

Nu verder:

De twee tegenstrydige grondbeginselen te doen worstelen, ware een eindelooze redetwist, het ware de lange ja en neen, gelyk wy Vlamingen zeggen. Daer moest een regter by zyn die oordeelde. - Dit kan de schryver niet wezen; die heeft zyne persoonlyke overtuiging, gelyk de lezer misschien de zyne heeft, gelyk vele andere menschen er eene hebben. - Die regter moest, en byzonder in dit geval, regter zyn zonder het te weten, en het ongelyk der partyen door zyne handelingen bewyzen.

Die regter kon niets anders zyn dan die over welken men twistte, de mensch.

De schryver plaetste rondom Bernhart en den monik edelen en laten. Edelen om te bewyzen dat de mensch altoos heersch- en hebzuchtig van harte is, dat hy altyd lust heeft om zynen medemensch te verachten; laten om te doen gissen of er ooit gelykheid mogelyk is.

De edelen heeft hy elkaer doen verpletteren onder den magtigen arm des volks of van het grondbeginsel der vryheid en dergelykheid, zoo als men wil. Om elkaer

[pagina 8]
[p. 8]

te verpletteren moesten zy oneenig zyn. Hy kon in den kring waerin de roman hem toeliet zich te bewegen geene andere reden daervoor zoeken dan de liefde, dan de jaloezy. - Dit zou in de wezenlykheid misschien anders zyn. Het zy zoo. - Maer het is zeker dat de edelen, die, wanneer de adel in gevaer kwam altoos als tweelingen verbroederd waren geweest, vóor de fransche omwenteling ontzenuwd waren door onderlingen twist, verdeeld door kuipery. Zy waren het zelfs niet meer éens over de regten die de geboorte hun gaf: eenigen zagen in de toekomst vooruit en wenschten zonder worsteling iets van hunne voorregten af te staen, anderen bleven daer aen kleven met al de kracht der hatelykste hoovaerdy. Geen van beiden voorzag den slag dien hun de omwenteling zou toebrengen en beiden werden verpletterd, misschien door hunne schuld, misschien door hunne oneenigheid.

Zy werden verpletterd, de edelen, ja, of ten minste heeft men er een groot gedeelte van weggemaeid.... Maer hebben wy nu niet meer edelen dan te voren? Is er geene aristocratie opgestaen verachtelyker, hatelyker dan de vorige? Die kon toch ten minste roemen op het eeuwenoude bezit harer voorregten, op eenen schoonen naem, terwyl de tegenwoordige slechts het geld tot bewys harer oppermagt daerstellen kan.

Men worstelt nu wel tegen dien geldedeldom, men laekt hem, men zoekt zich er aen te onttrekken, men

[pagina 9]
[p. 9]

hoopt dat zelfs, en eenige zien welligt de toekomst rustig te gemoet!.... Maer waer gaen we toch wezenlyk heen? Is het naer den staet van dwang en slaverny der middeleeuwen? Is het naer vryheid en gelykheid?....

Wie weet! Niemand kan het toekomende voorzien, maer men mag er gissingen op maken door het nagaen van het verleden en het tegenwoordige, men mag eene soort van besluit nemen en de schryver van Bernhart heeft het ook gedaen.

Of er velen met hem zullen eens zyn, weet hy niet; hy wenscht het misschien, maer hy dringt zyn gevoelen aen niemand op. Het denken is vry en de menschen zyn zoo verschillend van denkwyze als ze verschillig van aengezicht zyn. De schryver is dus overtuigd dat er zullen zyn wier gevoelen met het zyne strydig is. Maer zoo zyn besluit er slechts eenen getroost heeft, van hen die, met hart en ziel de gangen der eeuwen gadeslaen en er zich over verontrusten of er door lyden, zoo hy er zoo eenen enkelen getroost heeft, zal hy zich gelukkig achten dit werk geschreven te hebben.

 

De Schryver.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken