Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bernhart de Laet (1847)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bernhart de Laet
Afbeelding van Bernhart de LaetToon afbeelding van titelpagina van Bernhart de Laet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.68 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bernhart de Laet

(1847)–Eugeen Zetternam–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 152]
[p. 152]

X.
(Acht jaren later.)

De gryze Raoul lag op zyne sponde. Zyne doffe oogen, zyne moeijelyke ademhaling, de geelachtige kleur van zyn gelaet duidden aen dat zyne ziel weldra haer lichaemlyk verblyf verlaten zou.

Naest het bed zat een monik.

Deze kon iets over de dertig jaren bereikt hebben; niettemin waren zyne haren reeds wit, en zyn hoog en breed voorhoofd met grove rimpels doorploegd. In zyne oogen, die zich diep onder de wenkbrauwen verborgen, glom die doffe glans, welke verraedt dat er slechts een prikkel noodig is, om ze levendig te doen schitteren.

Zyn gelaet, waer lyden op uitgedrukt stond, was mager, vaelkleurig; het verried lange waken en gedurig vasten... En had men door de py en het haren kleed van den monik kunnen zien, dan had men wonden ontdekt, welke bewezen dat ook de vleeschelyke kastyding zyn lichaem afgemat en aen zyne ziel de veerkracht ontnomen hadden. Die monik hoorde aendachtig, ofschoon koel naer de openbaringen van den stervende, welke hem geheel zyn leven in eene algemeene biecht blootlegde.

Toen deze van biechten ophield en scheen gedaen te hebben, vroeg de monik met verwondering:

- Is er niets meer, myn kind?

- Neen, vader, - was het antwoord.

De monik herhaelde zyne vraeg met meer klem en het scheen dat er een nieuw vuer in hem blakerde; want zyne oogen begonnen te schitteren.

[pagina 153]
[p. 153]

De zieke antwoordde weder: - neen.

Nu vroeg de monik luider en met opgewondenheid:

- Zoek eens goed in uwe herinneringen... Is er niets meer, myn zoon?

- Neen, eerwaerdige vader.

- Ge liegt! - borst de monik eensklaps los, terwyl hy zyne hand als ten vloek over den stervende uitstak. Maer hy bedaerde eensklaps, hernam zyne plaets en sprak met vuer:

- Doorloop eens uw leven, kind... zoek maer oppervlakkig; want het is geene verborgene zaek... maer herinner u alles wel en laet u niet door valsche schaemte bedwingen.

Met eene flauwere stem, die bewees dat aen Raoul met iederen adem het leven ontging, antwoordde deze:

- Met den besten wil dien God my geven kan herinnere ik my niets, vader.

- En de dood myns vaders? - riep Bernhart zyne kap achteruit werpende. - En myne martelingen en de uitmergeling der laten?

- Ik wist niet vader dat dat zonden waren.

- Hoe! ge wist niet dat dat zonden waren? - vroeg Bernhart verplet; maer zich aenstonds herstellende borst hy uit in razende vervoering:

- En gy vertelt my met het grootste berouw dat gy 's avonds en 's morgens uw gebed hebt vergeten, als of God uw gereutel noodig had! Ge zegt met afschrik dat ge de geestelyken niet genoeg hebt vereerd, dat gy zelfs met hen hebt getwist, als of de priesters goden waren en niet missen konden. Ge prevelt dat ge op zekere dagen geene misse hebt gehoord en dat gy aen dit of dat hebt getwyfeld, als of God niet wist dat de mysterien boven het bereik des menschelyken geestes zyn... Maer het arme schepsel Gods te miskennen en

[pagina 154]
[p. 154]

te verachten, ha! dat is geene zonde! Uwe arme broeders uitmergelen, van hun zweet en bloed leven, terwyl gy hun het noodige ontneemt, dat is geene zonde!... De laten doen slaven en wroeten als dieren, dat is reeds lang vergeten by God! God slaet er zelfs geene aendacht op!.. Hemel, hemel, wat verschrikkelyke miskenning des menschdoms!

Maer het gesteen des stervenden wekte de aendacht van den woedenden monik. Raoul stamelde:

- O vader, heilige vader, vergeef my dat dan ook, indien het zonde is... vergeef my alles, vader... Ik zal alles uitvoeren, wat gy my tot boetedoening opleggen zult... Zeg hoeveel ik aen uw klooster moet betalen om die zonde af te koopen, vraeg zoo veel ge wilt, vraeg de helft myner goederen... al myne erven, al myn geld!.....

- Ho! - viel Bernhart, zyne handen in het haer slaende, er tusschen, - God van regtvaerdigheid! de uitmergeling der laten afkoopen met giften aen de ryke geestelyken!... Ho! de naem van priester, dien ik voer, brandt my op de ziel, en die py, die gevloekte py verzengt myn lichaem!... Weg, weg, dekmantel der lediggangers! - voer hy voort, daer hy zyn gewaed afrukte, - weg, afgryselyk kleed!... Lang genoeg hebt ge my bedekt en my aen mynen stand ontrukt!.... Zou ik nog leven met menschen die hun welzyn met de armoede des volks verkrygen? Zou ik nog leven met hen die met het gebrek des volks hun lichaem mesten?.... Neen, neen, ik ben weêr laet! ik ben weêr laet!... Ik word weêr de zwerveling die in de bosschen, buiten het bereik der menschen de menschen trotseert!... Ha! de tyranny op het arme volk afkoopen met het heil der ryke geestelyken te vergrooten! Ha!.... En reeds acht jaren geniet ik de winst dier schandelyke koopwaer, reeds acht jaren.... Maer dat is genoeg, het is tyd dat ik weêr mensch worde,

[pagina 155]
[p. 155]

het is tyd dat ik my niet meer kastyde, om de menschheid van my af te werpen, het is tyd dat myne ziel ontwaekt, om met de waenzinnigheid der edelen te worstelen of er mede te spotten!... Maer neen, - vervolgde hy kort daerop, zyn kleed hernemende, - ge kunt me dienen, verachtelyk kleed, ja, waerlyk, ge kunt me dienen! - en hy trok het weder aen. - Gy hebt invloed op het arme ligtgeloovig en kortzichtig volk, dat uwe waerde niet beseft, of de schuld die gy in zyne ontbeeringen hebt, niet schat! Met u kan ik myn opzet volvoeren.... Want waertoe zou het dienen, dat ik alleen den adel tartte, al de andere ongelukkige laten bleven toch in zyne handen... Ha! zy moeten allen met my opstaen! Zy moeten met my tegen den adel worstelen! Zy moeten met my te wapen!... En gy, kleed, zult myne stem doen aenhooren, gy zult de menschen begeesteren, wanneer ik den wapenkreet hooren doe, gy zult mede roepen: eeuwigen, eeuwigen oorlog aen de verdrukkers des volks!...

En Bernhart viel op zyne knien om God te bidden hem in zyne onderneming behulpzaem te zyn... En God scheen zyn geroep te verstaen, ten minste meende Bernhart in zich eene stem te hooren, en die stem sprak statig:

- Het is nog te vroeg! Maer binnen weinige eeuwen zal het volk den adel verpletteren, en zyne voorouders en zich zelf wreken.... Doch, - hernam de stem als om Bernharts vreugde te verbitteren, - de wraek is eeuwig! Even als gy de straf uwer wraek in uwe wraekneming gevonden hebt, zullen zy ook hunne straf in hunne wraek vinden. Want uit de vernieling des ouden adels zal er een nieuwe ontspruiten, verachtelyker en wreeder dan de eerste. Die adel zal uit het volk zelf opstaen; want de lust tot onderlinge verslaving is den mensch aengeboren!... Het lyden der verdrukten zal alsdan grooter dan heden zyn; want zedelyk zal men ze hunne vryheid,

[pagina 156]
[p. 156]

hunne waerde doen gevoelen, terwyl men ze stoffelyk tot onder den laet vernederen zal. Niet meer door onverstand zal men hen ketenen, maer door de bedreiging van eenen yselyken hongerdood... En den verfoeijelyken adel die alsdan zal heerschen, die mannen zonder ziel noch geweten, die van gelykheid zullen zwetsen, terwyl zy hunnen evenmensch tot den bloede zullen stroopen, die mannen die op onderlinge achting zullen durven stoffen, terwyl zy het volk alle achting, alle aenmerking zullen ontzeggen, dien adel zal men bestempelen met den verachtelyken naem van adel door het geld!...

En Bernhart bezweek onder het gewigt dier bedenking. Al het gevoel dat hy sints acht jaren had onderdrukt, kwam weder in hem op om zyn lyden te vergrooten. Hy giste geenszins dat het zyn zwak gestel kon wezen, dat door gedurige slagen getroffen hem in ylhoofdigheid bragt. Hy aenzag die woorden als eene vreeselyke voorzegging, en weenend bad hy:

- Is er dan nimmer hoop voor het lydende volk?

- Op aerde nimmer!... Maer, - hernam de stem zoeter, - ginds, over het graf, heerscht vrede, gelykheid en geluk!...

En Bernhart die zoo veel lyden onwrikbaer had doorworsteld, voelde zich in zyne zwakheid onbestand tegen het heil dat hem die woorden baerden. Zyn bloed stroomde hevig naer zyn hart en overgolfde het... Niettemin had hy de kracht om het bed te naderen, waerop de zieltogende nog om vergiffenis smeekte, en, den vinger ten hemel geheven, stamelde hy met eenen stervenden glimlach: - Ginds, over het graf, heerscht vrede, gelykheid en geluk!

En hy zeeg op den overleden Raoul neder.

 

einde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken