Bloeijende opkomst der aloude en hedendaagsche Groenlandsche visschery

[fol. ***2r]

Korte inhoudt der Hoofdtstukken.

INleiding: handelt van de eerste Kust- en Landtontdekkers in ’t algemeen.

EERSTE DEEL.

I. Hoofdtstuk.

Van de eerste Ontdekkers van Groenlandt, en wie die waren. 1.

II. Hoofdtstuk.

Ongemeene Vischrykheit der Groenlandsche Zee; en omstandig bericht van de Eenhoorns gegeeven. 6.

III. Hoofdtstuk.

Gesteltheit en gematigheit der Oud-Groenlandsche Lucht, enz. 12.

IV. Hoofdtstuk.

Vruchtelooze togten der Deenen naar Groenlandt, enz. 14.

V. Hoofdtstuk.

Groenlandsche Compagie te Koppenhagen opgerecht, zend Schepen naar de Straat Davis. 23.

VI. Hoofdtstuk.

Onderzoek over Groenlandts strekking naar Tartarië en America, en bericht over Spitsbergens byzonderheden, enz. 27.

[fol. ***2v]

VII. Hoofdtstuk.

Yslandts strekking en uitgestrektheit, eerste Ontdekkers, en ’s Lands gelegenheit, enz. 37.

VIII. Hoofdtstuk.

Handel en bedryf der Yslanders onderzocht. 50.

IX. Hoofdtstuk.

’t Aloude Landbestier van Yslandt; invoering van ’t Christendom, enz. 52.

X. Hoofdtstuk.

Zeemagt der Yslanders eertyds, en de aloude Bevolkers nagespeurt. 57.

XI. Hoofdtstuk.

Verscheiden gevoelens wegens Yslandts bevolking onderzocht. 64.

TWEEDE DEEL.

I. Hoofdtstuk.

Strekking der Kusten in en omtrent de Straat-Davis, en welke koers men om de zelve te bevaren, te houden heeft, enz. 71.

II. Hoofdtstuk.

Aart en hoedanigheit, kleeding en gedrag der Inboorlingen omtrent de Straat-Davis Kusten, enz. 74.

III. Hoofdtstuk.

Landdieren en ’t Gevogelte der Straat-Davis Gewesten; hoe verre zich de gewoone Vischplaats uitstrekt, enz. 79

[fol. ***3r]

IV. Hoofdtstuk.

Verraaderschen aart van eenige Bewooners der Straat-Davis Kusten, en hoe men zich daar voor te wachten heeft, enz. 81.

V. Hoofdtstuk.

Westkust van de Straat-Davis en den aart der Bewoonders Beschreeven. 83.

VI. Hoofdtstuk.

Eerste Ontdekkers van Spitsbergen, en waarom dus genoemt, enz, 85.

VII. Hoofdtstuk.

Ongemeene koude te Spitsbergen, en den aart der Verheevelingen beschreeven, enz. 89.

VIII. Hoofdtstuk.

Gesteltheit van ’t Ys omtrent Spitsbergen, enz. 98.

IX. Hoofdtstuk.

Spitsbergen en Jan Mayen Eilandt, eertyds Vischryke Gewesten, enz. 100.

X. Hoofdtstuk.

Veelerlei soorten van Walvisschen, waar onder de Eilandsche Walvisch de voornaamste is. Voorteeling der Visschen, en de Sperma Ceti beschreven, enz. 103.

XI. Hoofdtstuk.

Eilandsche Walvisschen, waar zich onthouden. ’t Walvisch-aas beschreeven en waar meest gevonden word, enz. 114.

[fol. ***3v]

XII. Hoofdtstuk.

Noordkapers Gewest beschreeven, als mede dat der Vinvisschen, enz. 118.

XIII. Hoofdtstuk.

Of de Biskayers de eerste aanleiders tot de Walvischvangst zyn geweest, enz. 126.

XIV. Hoofdtstuk.

’t Ryzen der gevangen Walvisschen waar toe nut: ’t Walvisch Gewest van een ruime uitgestrektheit beschouwt, enz. 131.

XV. Hoofdtstuk.

Verscheiden gevoelens over den doortogt door de Waigats onderzocht. 134.

XVI. Hoofdtstuk.

Verscheiden middelen aangewent, uitgevonden en in ’t werk gestelt om de lengte van Oost en West daar uit te vinden, doch te vergeefs. 153.

XVII. Hoofdtstuk.

Ruime uitgestrektheit van ’t Gewest der Walvisschen onderzocht; en hoedanig de Walvisschen tot in de Tartarische Zee doordringen, enz. 157.

XVIII. Hoofdtstuk.

Gedachten over de warmte der Zon en haare werkzaamheit, enz. 169.

XIX. Hoofdtstuk.

Koershouding der Zuidys Visschen, en hoe men die moet opspeuren, enz. 172.

[fol. ***4r]

XX. Hoofdtstuk.

Zuidys Visschen van hun gewoon Gewest kundig, en hunne vlucht voor den komst der Groenlandsche Vloot, enz. 183.

DERDE DEEL.

I. Hoofdtstuk.

Westys Visschen waar voornamentlyk gevonden. Vaart op Spitsbergen begonnen en wanneer, enz. 191.

II. Hoofdtstuk.

Walrussen en Robben hoedanig gevangen, enz. 199.

III. Hoofdtstuk.

Eerste opkomst der Walvischvangst, die voordeelig was, en hoe die door Compagnieschap omtrent de Bayen van Spitsbergen geoeffent wierd, enz. 206.

IV. Hoofdtstuk.

De Groenlandsche Maatschappy allenks weder gezwakt en om wat reden, enz. 220.

V. Hoofdtstuk.

Eilandsche Walvisch van voor Spitsbergen verjaagt, en de Zeevisschery ondernomen, enz. 234.

VI. Hoofdtstuk.

Ysvisschery ondernomen, en hoedanig. De wykende Visschen nagespeurt. 241.

VII. Hoofdtstuk.

Westysvisschery hoe verre zich die uitstrekt. Hooge Graden gereeder dan laage om Visch op te doen, enz. 245.

[fol. ***4v]

VIII. Hoofdtstuk.

Werwaarts de Visch te vinden, wanneer plaatsen en tyden wel worden onderscheiden, enz. 249.

IX. Hoofdtstuk.

Visschery op laage Graden wanneer tydig is; Oud-Groenlands strekking voor wiens Kusten Walvisch-aas gevonden word, en alwaar zich veel Visch onthoud, enz. 253.

X. Hoofdtstuk.

Overwintering op Spitsbergen. Verscheiden Observatiën over ’t Noorderlicht. 260.

XI. Hoofdtstuk.

Verscheiden vreemde ontmoetingen en ongevallen den Groenlandsvaarders bejegent. Loosheit tusschen de West- en Zuidys Visschen hoe t’onderscheiden. enz. 275.

XII. Hoofdtstuk.

Zaaken wegens de Visschery noodig in acht te neemen, enz. 288.

XIII. Hoofdtstuk.

Misbruik in den Traan- en Baarden handel afgeschaft. Voordeelen door de Visschery sedert eenige Jaaren behaalt, enz. 300.

Lyst van de Hollandsche Groenlandsche Visschery sedert 1669 tot 1725. 302.

Naamlyst der Directeuren, en Commandeurs over de Groenlandsche Visschery. 314.

Groenlandsche Walvischvangst in haar byzonder Scheepsleven en gedrag beschouwt. 327.

Korte beschryving van de Terreneufsche Bakkeljaau Visschery. 377.