Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Laatste voordrachten (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Laatste voordrachten
Afbeelding van Laatste voordrachtenToon afbeelding van titelpagina van Laatste voordrachten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (1.98 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

lezing / voordracht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Laatste voordrachten

(1901)–Willem van Zuylen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 235]
[p. 235]

Mijnheer Petersen in Huis.

Door M. A.
De soep was te zout.

Goeien dag, goeien dag vrouwtje! Nu kindertjes, loopt nu niet precies daar, waar ik mijn voeten moet zetten! Als ik niet oppaste, zou ik licht een half dozijn van jullie kunnen vertrappen. – Van vrouwen hoort men af en toe dat zij haar kleinen in bed dooddrukken, maar nooit hoorde ik van een vader, die bij ongeluk op een kind getrapt had. En waarom niet? Wel, omdat wij onze gedachten bij elkaar weten te houden.

Ziezoo, nu staan ze in eens allemaal doodstil, en laten de hoofden hangen, en doen net alsof zij slecht behandeld waren, en ik de grootste tyran van de wereld was. Dat zou men toch op z'n minst kunnen verlangen, als men doodmoe thuis komt om een stukje te eten, nadat men den ganschen langen dag voor jullie gesloofd en geploeterd heeft, dat men thuis wat opgewektheid en vroolijke gezichten vond.

Gauw wat, kinderen! Allemaal blij en vroolijk, als papa thuis komt, anders zul je op mijn woord van eer eens wat anders zien!

[pagina 236]
[p. 236]

Zijn ze bang voor mij? – Zoo, ben ik zulk een schrikverwekkend wezen, dat er een algemeene ontstemming ontstaat, zoodra ik de deur inkom? Jij bent zeker ook bang voor mij, Klara? Ja, natuurlijk, ik verdien niet anders ontvangen te worden, dan een dronken sjouwerman Zaterdags-avonds, die begint met den boel stuk te slaan. Die angst is dan toch pas met de jaren gekomen, Klara!..

In het begin van onze kennismaking was je ten minste alles behalve bang om mij te ontmoeten. Weet je nog wel dien eersten zomer, toen wij samen buiten waren?... Toen kon het regenen en onweeren, zoo hard het maar wou, altijd ging jij er op uit in de stille hoop Jeremias Petersen even te zien. En toen zou er geen hut zoo bouwvallig geweest zijn, of je was er met mij dolgraag ingetrokken!...

Ziezoo, nu aan tafel, en smakelijk eten!...

He, leversoep in dezen tijd van het jaar – dat is vreemd!... – Is het mijn lievelingskostje? – Ja, daar heb je gelijk in; ik vind het alleen maar zonderling dat ik het nu moet eten. Er is niemand die in de maand Augustus zijn ganzen slacht. Misschien heeft de een of andere domme boer rattenkruit gestrooid om zijn koren te beveiligen, en daardoor meteen zijn ganzen vergiftigd. Nu, schep maar op; niemand kan zijn noodlot ontgaan en leven en dood zijn niet in onze hand!

Maar Klara, wat is dat nu? De soep smaakt alsof men een 15 jaar geleden ingezouten haring in zijn mond stak. Hoeveel schepels zout heb je er in gedaan? Ik kan er mij in schikken door vergift te sterven, want de Hemel weet dat ik het niet zoo prettig heb op deze wereld; maar ik

[pagina 237]
[p. 237]

verkies niet tot een zoutpilaar gemaakt te worden, zooals Loth's nieuwsgierige huisvrouw.

Ja, maar de soep is .... dat kan ik voor den drommel zelf merken wat die soep is; bedorven is ze, onmogelijk te eten. Hoor eens, mijn beste, je hebt onmogelijk in één winkel van ons stadje zooveel zout bij elkander kunnen scharrelen. – Zeg eens eerlijk, in hoeveel winkels is de meid geweest, om die zoutzee daar in de terrine te kunnen aanrichten? Och neen, zeg het ook maar niet; de rekeningen zullen het later wel uitwijzen, want je hebt onmogelijk genoeg gehad aan je huishoudgeld voor zulke ontzaglijke inkoopen.

Ja, maar de soep is .... Ja, jawel, leversoep is mijn lievelingsgerecht, dat is ook zoo; het komt er echter maar op aan, vrouwtje, hoe de spijs toebereid wordt. – Van visch houd ik ook heel veel, maar daarom zou ik toch geen lust hebben mij in een menagerie te laten opsluiten, om mij door de bezoekers te laten opvullen met stukjes walvisch, in levertraan gedoopt. Er was ook eenmaal een periode in mijn leven, toen ik zekere voorliefde had voor vrouwen, maar ik heb er toch nooit over gedacht, weg te loopen met een oude schoonmaakster. Op dezelfde manier houd ik veel van leversoep, maar ik ben een ouwe rot, en je kunt mij niet voor den gek houden, door pekelharing toe te bereiden met azijn en suiker.

Ja, maar de soep is .... Ik zal je zeggen hoe de soep is, mijn kind, die is geschikt om een man zijn eigen huis uit te jagen. Zeg het liever ronduit, als je van mij af wilt, Klara. Zoo iets is heel best mogelijk, zonder dat je pogingen behoeft te doen om mij te vergiftigen. Je kunt van mij afkomen zonder je geweten zoo gruwelijk te

[pagina 238]
[p. 238]

bezwaren. Het is ten minste wel zonderling dat je zelf nog geen lepel van de soep geproefd hebt. Die tractatie was dus alleen voor mij bestemd?

Heb ik je je eetlust benomen?... O zoo, moest ik op den koop toe nog aardig geweest zijn, en je grapjes verteld hebben?

Blijkbaar zweeft je iets voor van den ouden Socrates, die den giftbeker lachende ledigde. Neen, beste kind, zooveel zielegrootheid zou hij zeker niet getoond hebben, als men zijn beker met deze leversoep gevuld had. Dan zou zijn filosofie hem in den steek gelaten hebben, en hij had zijn Xantippe den inhoud naar het hoofd gegooid. Wel, nu nog mooier! Ik heb je geen eetlust weten te bezorgen, zeg je. Ja, zoo ongelijk is het hier op aarde verdeeld; sommige mannen kunnen hun vrouwen niet genoeg voedsel bezorgen, om hun honger te stillen, en ik kan mijn vrouw geen eetlust bezorgen voor haar eigen voortreffelijk bereide spijs.

Och ja, arme Klara, je hadt in een geheel andere omgeving moeten leven, dan die ik je kon aanbieden – een eetzaal met gobelins aan de wanden, bij het middagmaal een knecht in rok en witte das, – neem me niet kwalijk, bij het diner bedoel ik – en een bediende in livrei achter iederen stoel. Dan zou je wel eetlust gehad hebben, niet waar? Nu, ik had daar voor mijn part ook niets tegen, want dan hadden wij ten minste geen keukenmeid die den geheelen zoutvoorraad van de stad in ééne terrine soep wist te verwerken.

De soep is .... Ja, ik begrijp best wat je zeggen wilt met je eeuwige: de soep is .... de soep is .... De soep is niet geschikt voor geheel-onthouders, dat is in ieder

[pagina 239]
[p. 239]

geval zeker. De paar lepels al, die ik er van gebruikt heb, hebben mij zoo'n brandenden dorst bezorgd, dat ik een meer zou kunnen leegdrinken. En daar iemand van mijn jaren niet gewoon is alleen water te drinken, moet je mij vandaag niet kwalijk nemen als ik na het eten naar het Café aan den overkant loop. Met jouw zoogenaamde leversoep zou je binnen 14 dagen een vereeniging van geheel-onthouders tot dronkaards kunnen maken. Hiermee vergeleken is cognac te beschouwen als een gezondheidsdrank en de slechtste foezel als zoete melk.

Ja, maar de soep is .... Neen, die is om den drommel niet zooals men die krijgt in ‘Hotel Prinsen’. Daar kunnen ze leversoep klaar maken! Die soep is mijn lievelingsgerecht. Ja, als ik denk aan die heerlijke leversoep, die iemand met elken lepel als het ware tot een beter mensch maakt, – en dit afschuwelijke pekelharing-aftreksel ... Het zal wel wat duur komen, maar daar wil ik niet op zien; ik inviteer je, vrouwtje, een beetje later in den tijd, als de ganzen niet hun eigen dood zijn gestorven, om met mij in het Hotel Prinsen leversoep te gaan eten. Dan kun je er eens een denkbeeld van krijgen, hoe die behoort toebereid te worden, en dat ze niet moet smaken, alsof de terrine jaren lag de begraafplaats geweest was van een paar miljoen ansjovissen.

Wat zeg je? Is de soep in het Hotel Prinsen gehaald? omdat je ze mij precies zóó voorzetten wou, als ik ze het liefst had? Neen maar, Klara, ... Hm! hm!... ja, ik ben de laatste dagen niet erg wel en heb een akeligen smaak in mijn mond. Zoo, zoo, de soep is dus, klaargemaakt en al, uit het Hotel gehaald. Ja, wij leven wel in een tijd van uitvindingen en nieuwigheden, maar dat

[pagina 240]
[p. 240]

een huisvrouw, die voor zuinig wil doorgaan, haar dagelijksche gerechten uit de duurste restauratie der stad laat komen, dat klinkt wel heel merkwaardig, vindt je dat ook niet, Klara?

Nu, geef mij dan nog een bordje van die ellen ... van die uitstekende soep.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken