Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische grondwet van 7 februari 1831 (1831)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische grondwet van 7 februari 1831
Afbeelding van De Belgische grondwet van 7 februari 1831Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische grondwet van 7 februari 1831

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.29 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/politiek
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische grondwet van 7 februari 1831

(1831)–Anoniem Belgische grondwet van 7 februari 1831, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Met de wijzigingen van 7 september 1893, 15 november 1920, 7 februari, 24 augustus en 15 oktober 1921


Vorige Volgende

Hoofdstuk II. - De Koning en de ministers.

Afdeling I. - De Koning.

Art. 60. - [De grondwettelijke macht van de Koning gaat bij erfopvolging over op de natuurlijke en wettige nakomelingschap, in rechte linie, van Z.M. Leopold-Joris-Christiaan-Frederik van Saksen-Coburg, van man op man, volgens recht van eerstgeboorte en met altijddurende uitsluiting van de vrouwen en haar nakomelingen.

Van zijn recht op de kroon wordt vervallen verklaard de prins die gehuwd is zonder de toestemming van de Koning of van hen die, bij 's Konings ontstentenis, zijn macht uitoefenen in de bij de Grondwet voorziene gevallen.

Deze vervallenverklaring kan echter opgeheven worden door de Koning of door hen, die, bij 's Konings ontstentenis, zijn macht uitoefenen in de bij de Grondwet voorziene gevallen, zulks met toestemming van beide Kamers.]

Gewijzigd 7 september 1893; de tekst van 1831 luidde: ‘De grondwettelijke machten van de Koning gaan bij erfopvolging over op de natuurlijke en wettige nakomelingen, in de rechte linie, van Z.M. Leopold van Saksen-Coburg, van man op man, naar orde van eerstgeboorte en met altijddurende uitsluiting van de vrouwen en van haar nakomelingen.’
[pagina 17]
[p. 17]

Art. 61. - [Bij ontstentenis van mannelijke nakomelingen van Z.M. Leopold-Joris-Christiaan-Frederik van Saksen-Coburg, kan de Koning zijn opvolger benoemen, mits de Kamers daarmede instemmen op de wijze bij het volgend artikel voorgeschreven.

Indien op deze wijze geen benoeming heeft plaats gehad, is de troon onbezet.]

Gewijzigd 7 september 1893; de tekst van 1831 luidde: ‘Bij ontstentenis van mannelijke nakomelingen van Z.M. Leopold van Saksen-Coburg kan de Koning zijn opvolger benoemen, mits de Kamers hun bewilliging daarop verlenen op de wijze, bij het volgend artikel voorgeschreven.
‘Geschiedt er geen benoeming zooals hierboven is bepaald, dan is de troon onbezet.’

Art. 62. - De Koning kan niet tegelijk hoofd van een andere Staat zijn, zonder de toestemming van beide Kamers.

Geen van beide Kamers kan over die zaak beraadslagen, zo niet ten minste twee derden van de leden aanwezig zijn, en alleen wanneer ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen zich er voor verklaard hebben, is het besluit aangenomen.

 

Art. 63. - De persoon van de Koning is onschendbaar; zijn ministers zijn verantwoordelijk.

 

Art. 64. - Geen besluit van de Koning is van kracht, tenzij het medeondertekend is door een minister die, door zijn medeondertekening alleen, daarvoor verantwoordelijk wordt.

 

Art. 65. - De Koning benoemt en ontslaat zijn ministers.

Zie artt. 86 en volg.

Art. 66. - Hij verleent de graden in het leger.

Hij benoemt de ambtenaren bij het algemeen bestuur en bij de buitenlandse betrekkingen, behoudens de bij de wet voorziene uitzonderingen.

Andere ambtenaren benoemt hij alleen krachtens een uitdrukkelijke wetsbepaling.

 

Art. 67. - Hij maakt de verordeningen en neemt de besluiten, die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn, zonder ooit de wetten zelf te mogen schorsen of van hun uitvoering te ontslaan.

 

Art. 68. - De Koning voert het bevel over land- en zeemacht, verklaart oorlog, sluit de vredes-, verbonds- en handelsverdragen.

[pagina 18]
[p. 18]

Hij geeft er kennis van aan de Kamers, zodra het belang en de veiligheid van de Staat het toelaten, onder bijvoeging van de passende mededelingen.

De handelsverdragen en de verdragen, waardoor de Staat zou kunnen worden bezwaard of Belgen persoonlijk gebonden, zijn slechts van kracht nadat zij door de Kamers zijn goedgekeurd.

Geen afstand, geen ruiling, geen aanhechting van grondgebied kan plaats hebben dan krachtens een wet. In geen geval kunnen de geheime artikelen van een verdrag de openbaar gemaakte artikelen te niet doen.

 

Art. 69. - De Koning bekrachtigt de wetten en kondigt die af.

Zie art. 26.
Zie hierna W. 18 april 1898, betreffende het gebruik van de Nederlandse taal bij officiële bekendmakingen, gewijzigd in haar art. 3, door de wet van 17 maart 1934 betreffende de bekrachtiging en de afkondiging der wetten.

Art. 70. - De Kamers komen van rechtswege bijeen ieder jaar, de tweede dinsdag van november, tenzij ze vóór die datum door de Koning bijeengeroepen zijn.

De Kamers moeten elk jaar ten minste veertig dagen bijeen blijven.

De Koning sluit de zitting.

De Koning heeft het recht de Kamers in buitengewone zitting bijeen te roepen.

 

Art. 71. - De Koning heeft het recht de Kamers, beide samen of elke afzonderlijk, te ontbinden. Bij het ontbindingsbesluit worden de kiezers binnen veertig dagen en de Kamers binnen twee maanden bijeengeroepen.

Zie wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen.

Art. 72. - De Koning kan de Kamers verdagen. De verdaging mag echter, zonder instemming van de Kamers, de termijn van één maand niet overschrijden noch gedurende een zelfde zitting worden herhaald.

 

Art. 73. - Hij heeft het recht om de straffen, door de rechters uitgesproken, kwijt te schelden of te verminderen, behoudens hetgeen ten aanzien van de ministers is bepaald.

Z. art. 91.
[pagina 19]
[p. 19]

Art. 74. - Hij heeft het recht van de munt, ter uitvoering van de wet.

 

Art. 75. - Hij heeft het recht brieven van adeldom te verlenen, zonder ooit enig voorrecht daaraan te mogen verbinden.

 

Art. 76. - Hij verleent de militaire orden met inachtneming van hetgeen de wet daaromtrent voorschrijft.

 

Art. 77. - De civiele lijst wordt door de wet vastgesteld voor de duur van 's Konings regering.

 

Art. 78. - De Koning heeft geen andere macht dan die welke de Grondwet en de bijzondere krachtens de Grondwet uitgevaardigde wetten hem uitdrukkelijk toekennen.

 

Art. 79. - Bij 's Konings overlijden komen de Kamers zonder bijeenroeping samen, uiterlijk de tiende dag na die van het overlijden. Indien de Kamers te voren ontbonden zijn en de nieuwe Kamers bij het ontbindingsbesluit zijn bijeengeroepen tegen een later tijdstip dan de tiende dag, treden de oude Kamers weer op totdat de Kamers, die haar plaats moeten innemen, bijeenkomen.

Is slechts één Kamer ontbonden, dan wordt, ten aanzien van die Kamer, op gelijke wijze gehandeld.

Te rekenen van het overlijden van de Koning en tot de eedaflegging van zijn troonopvolger of van de regent, wordt 's Konings grondwettelijke macht in naam van het Belgische volk uitgeoefend door de in rade verenigde ministers, en onder hun verantwoordelijkheid.

 

Art. 80. - De Koning is meerderjarig als zijn achttiende jaar vervuld is.

Hij neemt eerst bezit van de troon nadat hij, in de verenigde vergadering der Kamers, de volgende eed plechtig heeft afgelegd:

‘Ik zweer de Grondwet en de wetten van het Belgische volk na te leven, 's Lands onafhankelijkheid te handhaven en het grondgebied ongeschonden te bewaren.’

 

Art. 81. - Indien, bij 's Konings overlijden, zijn opvolger

[pagina 20]
[p. 20]

minderjarig is, komen beide Kamers in verenigde vergadering bijeen, ten einde in het regentschap en in de voogdij te voorzien.

 

Art. 82. - Indien de Koning in de onmogelijkheid verkeert, te regeren, roepen de ministers, na van deze onmogelijkheid te hebben doen blijken, de Kamers dadelijk bijeen. Door de verenigde Kamers wordt in de voogdij en in het regentschap voorzien.

Wet van 19 juli 1945 strekkend tot het voorzien in de uitvoering van artikel 82 der Grondwet (Staatsbl. 3 aug. 1945):
Enig artikel. - ‘Wanneer toepassing werd gemaakt van artikel 82 van de Grondwet, hervat de Koning de uitoefening van zijn grondwettelijke machten slechts na een beraadslaging van de verenigde Kamers vaststellend dat de onmogelijkheid te regeren een einde heeft genomen.’

Art. 83. - Het regentschap mag slechts aan één persoon worden opgedragen.

De regent aanvaardt eerst zijn bediening nadat hij de bij artikel 80 voorgeschreven eed heeft afgelegd.

 

Art. 84. - Gedurende een regentschap kan geen verandering aan de Grondwet worden toegebracht.

 

Art. 85. - Ingeval de troon onbezet is, voorzien de Kamers, te zamen beraadslagende, voorlopig in het regentschap totdat de geheel vernieuwde Kamers bijeenkomen; deze bijeenkomst heeft plaats binnen twee maanden. De nieuwe Kamers, te zamen beraadslagende, voorzien voorgoed in het bezetten van de troon.

Afdeling II. - De ministers.

Art. 86. - Niemand kan minister zijn, indien hij niet Belg is door geboorte of indien hij de staatsnaturalisatie niet heeft verkregen.

 

Art. 87. - Geen lid van de koninklijke familie kan minister zijn.

 

Art. 88. - De ministers zijn alleen stemgerechtigd in de ene of in de andere Kamer, wanneer zij er lid van zijn.

Zij hebben zitting in elke Kamer, en hun moet het woord verleend worden wanneer zij het vragen.

[pagina 21]
[p. 21]

De Kamers kunnen vorderen dat de ministers zullen aanwezig zijn.

 

Art. 89. - In geen geval kan het mondeling of schriftelijk bevel van de Koning een minister van zijn verantwoordelijkheid ontheffen.

 

Art. 90. - De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft het recht de ministers in beschuldiging te stellen en ze te dagen voor het Hof van Verbreking, dat alleen bevoegd is ze in verenigde zitting te berechten, behoudens hetgeen bij de wet zal worden bepaald wat betreft het instellen van de burgerlijke vordering door de benadeelde partij en wat betreft de misdaden en wanbedrijven, die de ministers buiten hun ambtelijke werkkring begaan hebben.

Een wet zal de gevallen van verantwoordelijkheid bepalen, alsmede de aan de ministers op te leggen straffen en de wijze waarop tegen hen in rechte kan worden opgetreden, zowel bij inbeschuldigingstelling door de Kamer van Volksvertegenwoordigers als bij vervolging door de benadeelde partijen.

 

Art. 91. - De Koning kan aan een door het Hof van Verbreking veroordeelde minister geen genade schenken, dan op het verzoek van een van beide Kamers.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De Belgische grondwet van 7 februari 1831


landen

  • over België (Wallonië)


datums

  • 7 februari 1831