De meteoor van 14 juli 1877.
- Prof. H.G. Van de Sande Bakhuijzen geeft het volgende verslag van de uitkomsten, tot welke de berekeningen aangaande den vuurbol, die op 14 juli van het vorig jaar des avonds kort voor 9 ure in verschillende deelen van Holland en ook in België is waargenomen, hem hebben geleid. De vuurbollen zijn aanvankelijk donkere lichamen, gewoonlijk van niet zeer groote afmetingen, die met eene snelheid van vele duizenden nieters per seconde in de ruimte buiten onzen dampkring voortsnellen. Door hunne eigene beweging en die van de aarde komen zij somtijds in onze atmosfeer en oefenen dan op de luchtdeelen, die zich in hun baan bevinden, door de kolossale snelheid welke zij bezitten, eene zeer groote drukking uit. De lucht wordt hierdoor zeer sterk verhit en deelt hare warmte aan den vuurbol meê, die, al hooger en hooger in temperatuur stijgende, eindelijk aan de oppervlakte gloeiend wordt en dikwijls gedeeltelijk of geheel smelt en verbrandt. Somtijds verlaat de vuurbol dan weder onze atmosfeer en zet, terwijl hij afkoelt, zijn vaart in de hemelruimte voort, somtijds valt hij op de aarde. De vuurbol nu, die op 14 juli gezien is, werd het eerst waargenomen toen hij zich op eene hoogte van ongeveer 100 kilometer boven een punt nabij Vlissingen bevond; hij bewoog zich toen in de richting van het noord-oosten over Middelburg, de eilanden Duiveland, Beierland en IJselmonde, tusschen Gouda en Schoonhoven over Oudewater en Montfoort, en al meer in een gebogen linie tot de aarde naderende, moet hij, zoo hij niet geheel verbrand is, zijn neêrgekomen in de omstreken van Baarn en Eemnes. De vorm van den vuurkogel was aanvankelijk rond, doch toen het lichaam door de hooge temperatuur gedeeltelijk gesmolten was, verkreeg het door den tegenstand der lucht een peervormige gedaante, terwijl druppels der gesmolten massa als kleine sterren achterbleven en verbrandden. De afscheiding dezer druppels had plaats ongeveer boven Montfoort en was waarschijnlijk het gevolg van eene gedeeltelijke ontploffing der massa, waardoor zich de tamelijk hevige slag laat verklaren, die op verscheidene plaatsen, doch vooral in de provincie Utrecht, vernomen werd. Omtrent de wezenlijke grootte, van den vuurbol is weinig te zeggen, daar de grootte van het lichtende voorwerp, dat men heeft waargenomen, in 't geheel niet overeenkomt met dat van de gloeiende gesmolten massa. Deze toch wordt omgeven door eene groote hoeveelheid gloeiende dampen, waarvan de uitgebreidheid wellicht vele duizenden malen grooter is dan dat van den eigenlijken vuurbol. Waarschijnlijk zal het lichaam, dat op aarde is neêrgekomen slechts enkele kubieke palmen groot zijn.