loopt. Doet men door een handvat de spil draaien, dan schuift zij vooruit, evenals een schroef in de moer, en neemt zij met eene langzame en regelmatige beweging de cylinders mede, terwijl zij ze tevens om haar eigen as doet draaien.
Iedereen weet, dat een of ander scherp voorwerp, hetwelk tegen een rol steunt, die ronddraait en tegelijkertijd zich verplaatst, op de oppervlakte van die rol een schroeflijn achter laat. Zoo brengt ook de scherpe punt van het plaatje van den phonograaf een vorm van een spiraal te voorschijn op een blaadje tin, dat op de rol van het toestel geplaatst is.
Veronderstellen we nu, dat iemand door de spreekbuis eenige woorden zegt. Wat gebeurt er dan? Evenals bij den telephon begint het plaatje te trillen en met het plaatje de scherpe naald of punt, welke er aan vast gemaakt is. Door de beweging der naald krast zij - sneller of langzamer, naarmate de sterkte of zwakte van het geluid, dat het plaatje in beweging brengt - meer of minder diepe punten in het blaadje tin.
Door deze werking verkrijgt men nog geen klanken, maar alleen een soort van schrift, als het ware noten, waardoor elk gesproken woord teruggegeven wordt. Het toestel moet echter spreken, en daartoe draait men het handvat om en brengt, door middel van de schroef, de rol terug tot haar punt van uitgang, om dan opnieuw de schroef in beweging te brengen, zooals men gedaan had, toen het toestel het gesprokene opteekende. Is dit geschied, dan zal de scherpe punt andermaal de linie volgen die zij getrokken had; zij zal opnieuw over de kleine oneffenheden en door de kleine holten gaan, welke het plaatje al trillende haar gedwongen had op het blad tin te voorschijn te brengen; maar de omtrekken volgend, welke zij zelve geteekend heeft, zal die punt gedwongen worden nu eens dichter bij de rol te komen, dan weêr verder er zich van te verwijderen, en daar zij va[...] gehecht is aan het plaatje, zal dit laatste min of meer van zijne plaats bewogen worden, naarmate de scherpe punt heen en weêr gaat. Het plaatje zal trillen en zijne trillingen zullen nauwkeurig overeenkomen met de vroegere trillingen, die op het tin de omtrekken te voorschijn brachten, welke thans door de scherpe punt worden gevolgd.
Nu spreekt de machine op hare beurt de woorden, welke zij heeft opgevangen. De stem heeft wel eene kleine verandering ondergaan, zij is zwakker geworden, en gelijkt meer op een metaalklank, doch blijft als het ware eene soort van verkleinde photographie met al de eigenaardigheden en de onvolmaaktheden in de uitspraak der sprekers zelven.
Het toestel werkt dus op twee manieren. De schroef draait, men spreekt. Het gesprek wordt geschreven. De schrijvende phonograaf heeft zijne taak volbracht. De woorden zijn opgeteekend; men behoeft het blaadje tin slechts weg te nemen. Men bewaart het. Doch daar het onmogelijk is dit schrift te ontcijferen, plaatst men het beschreven blaadje tin weêr in het toestel, dat dan een herhalings-phonograaf wordt en het schrift in klanken overbrengt; het herhaalt het gesprek. Na geluisterd en gestenographeerd te hebben, spreekt het, wanneer het daartoe den last krijgt.