De helsche machine van Fieschi.
Sedert de fransche revolutie van 1789 het rampzalige voorbeeld van den koningsmoord gaf en deze zelfs een schijn van wettigheid ontving, is het getal der aanslagen op het leven der vorsten onrustbarend toegenomen. Dit ligt overigens in de natuur der dingen. Niet alleen toch dat de groote revolutie tot den koningsmoord opwekte, maar ook het feit, dat zij met den eerbied voor den persoon der vorsten de godsdienst, het eenig radicale voorbehoedmiddel tegen de misdaad, bij het volk ondermijnde en afbrak, moest in haar gevolg noodzakelijkerwijze de leer voeren, dat het leven eens konings geen hooger waarde heeft dan dat van een gewoon sterveling, en dat alle middelen goed zijn om zich van een heerscher te ontdoen, die men om de eene of andere reden moede wordt.
Geen vorst schier heeft in onze eeuw geregeerd, of hij stond eens of meermalen ten doel aan den loerenden kogel of den scherpgewetten dolk van den sluipmoordenaar, en telkens werden er duizenden bij duizenden gevonden, die den koningsmoorder van ganscher harte toejuichten en zijn misdaad als een verheven voorbeeld van zelfopoffering en vaderlandsliefde verheerlijkten.
De twee zoo kort op elkander gevolgde aanslagen op den Duitschen keizer heeft op nieuw de aandacht op den onzaligen vorstenmoord, ook op dien van voorgaande jaren, gevestigd, en inderdaad schrikbarend zijn de statistieken, over deze vreeselijkste, maar helaas in menig opzicht verleidelijkste aller misdaden, gedurende de negentiende eeuw gepleegd.
Wij laten hier eene beschrijving volgen van een der meest beruchte moordaanslagen, waarvan de nieuwere geschiedenis gewaagt, al bleef ook de persoon, op wien de aanslag gepleegd werd, als door een wonder ongedeerd; wij bedoelen den moordaanslag op het leven van koning Louis Philippe van Orleans, door middel van de helsche machine van Fieschi, op den 28 juli 1835.
Juist vijf jaar vroeger, dag voor dag, was in Parijs de Juli-omwenteling uitgebersten, die aan Karel X, den wettigen afstammeling der aloude fransche koningsfamilie, de kroon kostte. De zuurdeesem der groote revolutie deed nog altijd zijne werking gevoelen, en toen de koning de liberale en revolutionaire neigingen van een weêrspannig Parlement durfde weêrstaan, brak het lang voorbereide oproer over Parijs los, en zich als een vreeselijke vlam over de met brandstoffen opgevulde stad verspreidende, stond de hoofdstad weldra in vollen gloed, zoo dat het kleine leger der verdedigers weldra genoodzaakt was Parijs te ontruimen, wilde het niet in de vurige omarming verstikt worden.
Karel X deed afstand van den troon en begaf zich in ballingschap. Louis Philippe, de zoon van den onder de guillotine gevallen Philippe Egalité, werd eerst tot regent, later tot koning uitgeroepen, en de zoogenaamde burgerkoning aanvaardd kroon en scepter onder de gelukkigste voorteekenen. Het liberale Frankrijk meende in hem een modelkoning gevonden te hebben, - eene gelukkige vereeniging van het prestige eens vorsten en de vrijgevigheid van den president eener republiek. Louis Philippe werd dan ook met geestdrift toegejuicht door al wat liberaal heette, om achttien jaren later als een nutteloos werktuig door zijne vroegere bewonderaars te worden weggeworpen.
De ‘burgerkoning’ zou echter niet voor de revolutie vallen, alvorens gedurende zijne achttienjarige regeering niet minder dan zesmaal door de hand van sluipmoordenaars bedreigd te zijn. De moordaanslag, welke de rij opende, was die van Fieschi, zooals wij boven zeiden, op 28 juli 1835 gepleegd.
Josefo Marco Fieschi was een Corsicaan, die een tamelijk woelig leven geleid had, en eenmaal zelfs, bij gelegenheid van Murats mislukte expeditie naar Napels, ter dood veroordeeld was. Begenadigd, vestigde hij zich later metterwoon te Parijs, en bracht zijn tijd deels in armoede, deels in de gevangenis door; doch hij bezat eene groote mate van ijdele eerzucht, en zijn idée fixe om zijn naam door eene geruchtmakende daad te vereeuwigen, gevoegd bij een volslagen gemis van godsdienstige grondbeginselen, bracht hem op het denkbeeld een moordaanslag te beproeven op het leven van Louis Philippe. Een enkele kogel of een dolksteek was echter niet voldoende: zijne daad en daarmede zijn naam moesten door de geheele wereld weêrklinken; de aanslag moest dus iets buitengewoons, iets ongehoords zijn; weken lang spitste hij zijn verstand op de daad, welke hij zich voorgenomen had te volvoeren. Hij had echter raad en geld noodig en daartoe wendde hij zich tot twee leden van een geheim genootschap, die hem een en ander verschaften.
In een huis van den Boulevard du Temple werd toen een moordwapen samengesteld en gereed gemaakt, dat uit niet minder dan twee en twintig geweerloopen bestond, en naar den ontwerper in de geschiedenis bekend is onder den naam van machine infernale of helsch werktuig van Fieschi. De met schroot en kogels geladen geweerloopen zouden gelijktijdig losbersten, en met den koning, zijne familie en de hooggeplaatste personen zijner omgeving treffen.
Het was in den voormiddag van den 28 juli, den vijfden verjaardag van de omwenteling, die Louis Philippe op den troon van Frankrijk gebracht had. Het woelige, levenslustige Parijs had een feestelijk aanzien, vlaggen en wimpels versierden de huizen; het volk verdrong zich bij duizenden langs de breede boulevards en de carillons der openbare gebouwen deden hunne welluidende metalen toonen over de wereldstad weêrgalmen. Het was of de vriendelijke zomerzon zich bij de feestelijke stemming der Parijzenaars wilde aansluiten, want onbewolkt goot zij hare koesterende stralen over de feestvierende stad uit, de koepels en torenspitsen verguldende en de opgewekte stemming van het publiek verhoogende.
In breede rijen stonden de te Parijs in garnizoen liggende troepen langs de boulevards geschaard. Niet minder dan 30.000 man linietroepen en 20.000 man nationale garden, te voet en te paard, wachtten met ongeduld de aankomst van den burgerkoning, veilig gewis te midden zijner juichende onderdanen, beschermd door vijftigduizend bajonetten. Louis Philippe zou dien voor hem gedenkwaardigen verjaardag eene wapenschouwing over zijne troepen houden; hij zou, van een schitterenden stoet omringd, de lange rijen zijner soldaten langs rijden en zich verheugen in zijne waardigheid, welke hij vijf jaar geleden uit de handen van burgers en soldaten ontvangen had.
Met stijgend ongeduld wordt de koning en zijn gevolg gewacht. Daar dondert het kanon: het is het sein dat Louis Philippe zijn paleis verlaten heeft. Van zijne zonen vergezeld en omringd van een schitterenden staf, waaronder men vooral den krijgshaftigen maarschalk Mortier opmerkte, nadert de gevierde vorst den Boulevard du Temple, waar de linietroepen en nationale garden hem wachten. Het is een onbeschrijfelijk tooneel; de lucht trilt van het kanongedonder en het feestelijk gelui der honderden klokken; duizendvoudige kreten stijgen uit de joelende volksmenigte op, dronken van geestdrift en in hun vorst den gevierden burgerkoning, den Hendrik IV der negentiende eeuw, begroetend; naar mate Louis Philippe de rangen zijner soldaten langs rijdt, doen ook dezen hun donderend: Vive le roi! weêrgalmen. Waarlijk, de koning der Juli-omwenteling genoot een schoonen triomf!
Doch hoor, daar klinkt te midden van en boven zoovele vereenigde geluiden een onheilspellende losbersting, thans niet van de kanonnen der Tuilerieën, maar gansch in de nabijheid, maar op den Boulevard du Temple zelf, maar te midden van den niets kwaads vermoedenden hofstoet. Het gejubel des volks is verstomd en een akelige angstkreet stijgt uit duizenden keelen op. Welk eene verwarring, welk een onrust! Het volk vermengt zich met het gevolg des konings, linie-soldaten en nationale garden verlaten hunne gelederen en smelten samen met de maarschalken en generaals van het koninkrijk. Gekwetsten kermen, dooden liggen op den grond uitgestrekt, soldaten en burgers verdringen en vertreden elkander.
Wat is er gebeurd? ‘Een moordaanslag op den koning!’ klinkt het eindelijk uit honderden monden: ‘waar, waar is de moordenaar?’ En de torenklokken van Parijs beantwoorden die treurmare met vroolijke, lustige tonen, en de kanonnen der Tuilerieën doen nog steeds hunne vreugdeschoten hooren. Bittere spotternij! Zonderling toeval nochtans: velen liggen dood ofstervend naast hunne stuiptrekkende paarden op de steenen van den boulevard uitgestrekt, de met hooggepluimde vederbossen getooide hoofden van 's konings volgelingen zijn plotseling verdwenen, ook maarschalk Mortier ligt levenloos voor de voeten van zijn vorst uitgestrekt, - maar hij, wien de aanslag betrof, koning Louis Philippe van Frankrijk, is ongedeerd en van al zijne zonen omringd, zet hij bedaard zijn tocht voort.
Het volk heeft intusschen de dreigende geweerloopen van Fieschi's helsche machine aan een venster van een der huizen opgemerkt. Met onstuimigen aandrang dringt het naar binnen. De machine infernale bevindt zich nog in het vertrek, maar ontladen en gedeeltelijk door de losbersting gesprongen. De moordenaar is echter verdwenen. Hoewel zelf in het aangezicht gekwetst, had hij zich aan de achterzijde van het huis langs een koord neêrgelaten, en reeds waande hij zich in veiligheid, toen hij door een schildwacht gegrepen, erkend en naar de gevangenis gevoerd werd. Een half jaar later (16 februari 1836) boette hij met zijne beide medeplichtigen, Morey en Pepin, zijne misdaad op het schavot.