de ars nova bestaat uit vier balladen en 184 verzen, waarin de Machaut uiteenzet hoe zijn genius van Nature en Amour, een gekroonde dame resp. Cupido, zijn samenstelling kreeg. Nature qui fait tout par maistrie verschijnt hem vóór zijn schrijfkabinet, in de open natuur, en stelt hem aan een man en twee vrouwen voor, gehuld in staatsiegewaden: Sens, de werkelijkheid zoals die door de zintuigen wordt gecapteerd, Rétorique, de constructie van de werkelijkheid middels de logica, en Musique, kleur, ritme, beweging, die steeds door Sapiencia worden onderdrukt.
De tweede miniatuur (beide zijn afkomstig uit het atelier van de Brugse meester Jan Boudolf) toont, opnieuw in een nu geheel beweeglijke natuur, Cupido qui fait mener douce ioieuse vie en de relatie met de muziek zal leggen via Dou penser, een schaars geklede jonge man qui fait Plaisance en cuer entrer en Esperance, lieftallige jongedame qui fait dedans moij si grant joie venir. Zij verrukken de auteur in die mate dat zowel diens linker hand als rechter voet geheel ritmisch gaan bewegen.
Het tonen via de afbeelding is nodig als manifestatie van Musique zelve, gezien Retorique alleen de taalvorm, niet het leven zelf aangeeft. Bij Jan Praet, twintig jaar eerder, wordt Natuur vergeleken aan een scip, waarvan de mast es de nature zin, dat zeil mach wesen zine meeninghe, de tonghe dat es toesvat (vv. 54-61): sens, rhetorique en musique waarbij het hoosvat het loslaten is van alle in-getogenheid. Sapiencia zegt Hoverde... ghi comt spade... haddi gecommen te prime tide, ic haddu vaellewen ghedaen riden (vv. 331-334). Vaellewen (ook Beyaerdinne) is het paard van Hoverde: die edele fiere/die haer ghesmide so scone draeght/dats elken mensche wel bejaecht (vv. 350-352).
Jan Praet geeft toe dat Vaellewe niet meer allegorie is voor uiterlijk schoon, doch het begin van de grote dolinghe van het individu, zoals ook blijken zal uit het Egidius-lied op het einde van de 14de eeuw.
Klinkt de omgeving van Jan Praet en Guillaume de Machaut nog geheel hoofs, dan is de civilisatie naar beneden toe van de 15de eeuw daarna zo reëel geworden dat een verdere uitbreiding van bovenstaand musisch vertoon geheel alledaags werd.