Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermdHet armenhospitium De Columpna, 1363 of vroegerDe vroegste vermelding van het Brugse gasthuis De Columpna is 15 mei 1363. Op die dag richtten de deken en een confrater van het hospitium, Levinus Welliwarre en Nicolaus de Lisa, zich namens de societas capelle seu hospitalis tot het Sint-Donaaskapittel. Met name vragen ze om, uit louter devotie, een altaar te mogen oprichten en daar divina facere, goddelijke diensten te laten gebeurenGa naar voetnoot(1). Nauwelijks een jaar later, op 30 april 1364, wordt gespecifieerd dat zij willen de novo capellam construere, altare eri gere, divina celebrari, dus een nieuw oratorium bouwen en, wat nieuw is, diensten celebreren waarvoor zij vanwege het patronaatsrecht van Sint-Donaas toelating nodig hebben. De kapittelheren gaan welwillend op dit verzoek in maar leggen wel een jaarlijkse contributie van drie ponden parisis op, in twee beurten te betalen. Het lijkt dus vrij duidelijk dat dit refugium al veel langer bestond. Bijgevolg is het weinig waarschijnlijk dat Stephanus van Columpna iets met dit initiatief te zien heeft. Stephanus was een kanunnik van St.-Donaas maar vooral proost van de St.-Audomaruscollegiale in St.-Omaars. Hij overleed in Rome in 1379. Gegevens over de aanwezigheid van Stephanus van Columpna in Brugge klimmen op tot 1364. In dat jaar overleed kanunnik Paulus de Outkerke, wiens huis op de Mallebergplaats, naast het huis van Jacob Braderic, door Columpna werd ingenomen. Hij huurde dit huis voor jaarlijks vijf pond groten, op voorwaarde dat hij in de komende driejaar 200 pond zou inveseren in de heropbouw, in refectione. Maar blijkbaar komt van dit alles weinig in huis. Op 28 november 1365 neemt hij immers tegen 32 pond het huis cum camera inferiori et cellario met benedenverdieping en cel overGa naar voetnoot(2). Anderzijds zullen zijn verplichtingen in Sint-Omaars zijn verblijf in Brugge tot een minimum beperkt hebben. Deze sociëteit van de geselkolom (columna) kan door een gedachtenas-sociatie bij hem zijn terecht gekomen. A.D. |
|