Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Boekenwereld. Jaargang 7 (1990-1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 7
Afbeelding van De Boekenwereld. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Boekenwereld. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Boekenwereld. Jaargang 7

(1990-1991)– [tijdschrift] Boekenwereld, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 149]
[p. 149]

Berichten

Werk van John Buckland Wright geïnventariseerd

In oktober 1990 verscheen The Engravings of John Buckland Wright, een bundel essays over leven en werk van deze Engelse graveur, die wordt afgesloten met een geïllustreerde beredeneerde catalogus van diens gravures en een bibliografie van de door hem geïllustreerde boeken.

Als kunstenaar was Buckland Wright uniek onder zijn tijdgenoten omdat hij zowel de techniek van de houtsnede als die van de kopergravure volledig beheerste. Hij introduceerde onder de Britse graveurs een hoge kwaliteitsstandaard, zowel met betrekking tot het graveren zelf als wat betreft het afdrukken van het werk. Voor hemzelf ging deze kwaliteitseis niet alleen op voor zijn vrije werk, maar ook voor zijn illustraties en de produktie van de boeken in beperkte oplage, die werden gepubliceerd door de Golden Cockerel Press en andere persen. Buckland Wrights werk is sterk romantisch, zijn vastlegging van de vrouwelijke figuur is sensueel en teder en in de technische uitvoering van zijn werk toont hij zich de gelijke van Gill en Hayter.

The Engravings of John Buckland Wright werd geredigeerd door de oudste zoon van de kunstenaar, Christopher Buckland Wright, die tevens het inleidende essay over leven en werk van zijn vader schreef. De andere bijdragen zijn afkomstig van Frank Martin, voormalig directeur van het Graphics Department van de Camberwell School of Art en collega van de kunstenaar, Eunice Martin, bibliothecaris van de afdeling Westerse Kunst van het Ashmolean Museum, en Peter Hacker, filosoof verbonden aan het St. John's College in Oxford en auteur van The Renaissance of Gravure: the art of S.W. Hayter. Verder bevat de bundel nog een persoonlijke herinnering aan Buckland Wright door de kunstenaar Philip Sutton en een voorwoord door John Piper.

Dit boek is echter een onmisbaar naslagwerk geworden voor iedereen die in twintigste-eeuwse prentkunst en boekillustraties is geïnteresseerd door de beredeneerde catalogus van 301 prenten van Buckland Wright, samengesteld door diens zoon, en de complete bibliografie van zijn gepubliceerde én met gepubliceerde geïllustreerde boeken.

The Engravings of John Buckland Wright telt 160 pagina's en is voorzien van 80 illustraties (waarvan vier in kleur). Van het boek verschenen twee edities, een standaard editie à £ 51.50 en een luxe editie à £ 154.00. De luxe editie bevat een afdruk van de prent Nu couché, die hiervoor nooit getoond of gereproduceerd is. Buckland Wright maakte deze prent in 1938 als illustratie voor een nooit voltooide editie van Sonnets of Louise Labé, te verschijnen bij de Halcyon Pers van A. A.M. Stols. Van Nu couché, de enige prent voor dit boek die voltooid werd, werden door Buckland Wright enige afdrukken gemaakt, die echter in de familie bleven. De originele afdruk voor The Engravings of John Buckland Wright werd gemaakt op Gampi Vellum papier van het blok, dat in de familie van de kunstenaar berust. Het afdrukken op een Albion handpers werd verzorgd door Ian Mortimer, onder supervisie van Christopher Buckland Wright, die ook de honderdvijftig exemplaren van de luxe editie nummerde en signeerde.

The Engravings of John Buckland Wright kan worden besteld bij Ashgate Editions/Scolar Press, Croft Road, Aldershot, Hants GU 11 3HR, Engeland.

De Menno Hertzbergerprijs

Op 6 februari werd in de aula van de KB de Menno Hertzbergerprijs uitgereikt aan Bert van Selm. Voor een overvolle zaal spraken eerst de Utrechtse bibliothecaris Vellekoop en de directeur van Meermanno, J. Offerhaus, over de Stichting Amor librorum. Daarna volgde een korte voordracht van P.J. Buijnsters over de vraag: Bestaan er in Nederland echte boekverzamelaars? Het antwoord was volgens de spreker bijna te voorspellen: ‘in Nederland is men best bereid om veel geld uit te geven maar niet aan bijzondere boeken. Wij lenen liever een boek dan dat we het kopen, en als we het kopen dan toch vooral met een waterdicht alibi. Onze fiscus moet wel crazy zijn geworden van al die aftrekbare notaatjes met de vermelding: “studieboek”. Toevallig ken ik een belastinginspecteur en die heeft inderdaad nog nooit een boekenre- kening gezien waarop stond: “bibliofiele uitgave”, zelfs niet voor de boeken die hij zelf verzamelt. Goed, dat behoort allemaal tot onze nationale folklore. Maar doet die klakkeloos herhaalde klacht over het gebrek aan bibliofiele belangstelling in Nederland wel ten volle recht aan de feiten? Vanwaar dan dat brede spectrum aan Nederlandse antiquaren, die druk bezochte boekenbeurzen met als onbetwist hoogtepunt de werkelijk internationale European Antiquarian Book Fair in Amsterdam, dit jaar (naar de catalogus te oordelen) groter en beter dan ooit tevoren? Vanwaar dan die formidabele bloei van de boekwetenschap in Nederland sinds de jaren zeventig en die grote belangstelling juist voor “books about books”? Vanwaar dan de recente oprichting van een Nederlands Genootschap van Bibliofielen? Vanwaar tenslotte al die schitterende en dikwijls unieke openbare collecties die Nederland rijk is, zoals de in bibliografisch opzicht ongemeen kostbare bibliotheek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels? Zou dat allemaal voor Japanners of Amerikanen zijn, of maken we dan onszelf maar wat wijs?

Nu is er op één punt gelukkig nooit discussie nodig geweest. Nederland is, commercieel gezien, van oudsher een boekenland. “Rond 1600 is hier de basis

[pagina 150]
[p. 150]

gelegd voor het Hollandse wonder: de Republiek (zeg maar Nederland) werd toen voor lange tijd het onbetwist centrum van de internationale boekhandel.” Ik citeer hier enigszins vrij een zinsnede uit het bekroonde werk van Bert van Selm. Maar dat de Nederlanden in de productie en distributie van boeken voorop liepen was natuurlijk al lang bekend, al is het voor wat de boekverkoperscatalogi betreft nooit zo gedetailleerd onderzocht.

Het werkelijk verrassende echter, dat nü geleidelijk aan pas duidelijk begint te worden, is dat in Nederland boeken niet alleen voor de export gedrukt en verhandeld werden, maar dat het boekverzamelen zelf hier eveneens op veel groter schaal gebeurde dan tot dusver werd aangenomen. Er bestond hier, blijkens de door Van Selm en anderen boven water gebrachte veilingcatalogi van particuliere bibliotheken, wel degelijk een bibliofiele traditie - minder ostentatief dan in het renaissancistische Italië en misschien niet zo verfijnd-luxueus als in Franse hofkringen, maar daarom nog niet minder authentiek. Daarmee wordt steeds meer het vermoeden bewaarheid dat de bibliofilie hier geen exotische kasplant was maar een liefhebberij waar de ontwikkelde Nederlander zich met onvermoede hartstocht aan kon overgeven. Nederland is ook als vergaarbekken van boeken van veel groter belang geweest dan je zou afleiden uit Bogengs Die grossen Bibliophilen of uit het recentere Great Books and Book Collectors van de Engelse antiquaar Alan G. Thomas.

Eenzelfde blinde vlek vinden we trouwens in internationale bibliotheekgeschiedenissen. Zo verzuimt Anthony Hobson in zijn overigens subliem uitgevoerde werk Great Libraries ook maar één Nederlandse collectie te noemen, terwijl hij nota bene op het voorste schutblad wel de befaamde gravure uit 1610 van de Leidse universiteitsbibliotheek afbeeldt. Nog bonter maakt het Margarete Baur-Heinhold in haar Schöne alte Bibliotheken uit 1974, waar precies twee fotopagina's zijn ingeruimd voor de mij met bekende Universitatsbibliothek in Den Haag.

Het zal echter, duidelijk zijn, dat zolang de Nederlandse boekenwereld zelf zich nog onvoldoende bewust is van de eigen bibliofiele traditie de hier gesignaleerde lacunes zullen blijven bestaan.

Rest de vraag of deze amor librorum ook voor de toekomst levensvatbaarheid bezit. Anders geformuleerd: welke kansen liggen er nog voor Nederlandse boekverzamelaars? Zeker lijkt het wel dat de bibliofiele begeerte thans andere tranquilizers behoeft dan in de dagen van Dibdin en baron Van Westreenen. De zoekwegen lopen verschillend, de bibliografische normen liggen veel hoger, onze huizen zijn niet meer berekend op een erg omvangrijke bibliotheek en het veilingaanbod is soms van die aard dat men wel eens neiging krijgt om te zeggen: “laat nou eens een echt boek zien!” Niemand die dat overigens beter beseft dan de oudere antiquaar met veeljarige ervaring. De actuele situatie wordt mooi samengevat in een uitspraak van de Amerikaans-Duitse antiquaar Bernard M. Rosenthal: “Unsere Bücher werden immer schlechter, aber unsere Beschreibungen immer besser.” Rosenthal schreef deze woorden in een retrospectief artikel “Die sanfte Emigration” over de Joodse emigranten-antiquaars in de USA, gepubliceerd in het blad Aus dem Antiquariat van 1987. Zijn cynisch klinkende opmerking geeft precies de negatieve èn positieve zijde van de ontwikkelingen aan. Enerzijds is het aanbod aan dat type “old & rare books” waar het antiquariaat zich vroeger mee identificeerde aanmerkelijk verschraald; anderszijds is de antiquaar van nu, vergeleken met die van een halve eeuw terug, een boektechnisch geschoold specialist geworden die deskundigheid uitstraalt. Gewoon een kwestie van noodzaak.

Maar datzelfde geldt ook voor de particuliere boekverzamelaar. Voorbij is de tijd dat een beginneling zonder veel kapitaal kon ambiëren een collectie Nederlandse proto-typografie of 16de-eeuwse atlassen bijeen te brengen. Gelukkig staan tegenover die onvermijdelijke inperking van mogelijkheden zoveel nieuwe jachtterreinen, dat er voor een verzamelaar met enige fantasie aan “collectible books” nooit gebrek zal zijn. De voornaamste verandering is wel dat over het hele front een opschuiven naar moderner perioden plaatsvindt, waarbij het accent meteen verlegd wordt van old and rare naar special. In dit verband mag het symptomatisch heten dat de reservaten binnen onze wetenschappelijke bibliotheken, de rare books departments, die voorheen zich tooiden met de naam: “Oude drukken en handschriften”, of “Kabinet van oude en kostbare werken”, hun domein thans liever afficheren als: “Bijzondere collecties” (special collections), aldus het misverstand uit de weg ruimend dat het bijzondere van een bijzonder boek per definitie in zijn ouderdom zou moeten liggen. Volgens het door Alice D. Schreyer uitgegeven Amerikaanse jaarboek Rare Books 1983-84, Trends, collections, sources. (New York-London 1984, p. 40-41) beantwoordt die naamswijziging aan een nieuwe strategie van institutioneel verzamelen. Men zoekt vooral naar materiaal met een “considerable potential for research”, en dat zijn niet noodzakelijk de duurste boeken.

Maar ook in ander opzicht moet een boekverzamelaar de ontwikkelingen in de boekenwereld volgen, wil hij niet letterlijk het kind van de rekening worden. Hij zal niet louter meer kunnen afgaan op smaak of intuïtie. Kennis van de bibliografische spelregels, goed de weg weten in openbare bibliotheken en collecties, kontakten met de daar werkzame mensen - zijn belangrijker dan ooit als controlemiddel voor het kennersoog. Alleen zo kan de liefhebberij voor boeken uitgroeien tot wat ik elders heb aangeduid als creatieve bibliofilie, dat is: niet het hamsteren van een hoop gevonden voorwerpen, maar het verzamelen én bestuderen van boeken waar avontuur inzit.’

 

Na de voordracht van Buijnsters volgde de uitreiking van de Hertzbergerprijs. Het juryrapport (zie De Boekenwereld 7 (1991), nr. 3) werd voorgelezen door T. Croiset van Uchelen en de bijeenkomst werd besloten met een dankwoord van Van Selm, waaruit enkele passages volgen: ‘De Hertzberger-prijs zie ik als een bevestiging dat de door mij ingeslagen weg erkend wordt als een veelbelovende en daarom zou ik voor u graag een schets willen geven van datgene wat nog voor ons ligt. Maar eerst wil ik met nadruk stellen

[pagina 151]
[p. 151]

dat dit alles geen eenmanswerk is. Te vaak wordt geesteswetenschappelijk onderzoek gezien als individueel werk: de eenzame auteur in de stilte van zijn studeerkamer. Welnu, deze geïsoleerde positie is hoogst onwenselijk bij het soort boekhistorisch onderzoek dat ik op het oog heb. In de afgelopen jaren heb ik steeds weer ervaren hoeveel informatie verkregen kan worden bij kenners van het boek. De hulp die ik bij mijn werk aan het thans bekroonde boek heb ontvangen van medewerkers en vrienden is van onschatbare waarde geweest. In de hulde wil ik vooral mijn twee medewerkers betrekken, Everhard Hofland en Henk de Kooker, die de afgelopen jaren zeer veel werk hebben verzet. Ook bij het thans lopende onderzoek is hun bijdrage groot en van doorslaggevend belang. Voorts wil ik mijn collega dr. Otto Lankhorst danken die met name in de Bibliothèque Nationale in Parijs en in de Saltykow-Shchedrin bibliotheek in Leningrad talrijke nieuwe boekhandelscatalogi heeft gelokaliseerd. Het onderzoek dat mij voor ogen staat zal alleen met de informatieve steun van antiquaren en boekhistorici gerealiseerd kunnen worden.

Welnu, dames en heren, dat onderzoek heeft tot doel de basis te leggen voor een geschiedenis van de Nederlandse boekcultuur. We moeten een beeld krijgen van de fondsen van onze belangrijke handelaren in vroeger eeuwen; we moeten een gefundeerd overzicht krijgen van datgene wat in de boekwinkels van de zeventiende, de achttiende en de negentiende eeuw voorradig en dus te koop was. Maar voor alles zullen we onderzoek moeten doen naar de kopers en de lezers in vroeger tijden. Zij waren immers de afnemers, de consumenten die uiteindelijk bepaalden wat er door de drukkers werd geproduceerd en wat door de boekverkopers werd verhandeld.

Het onderzoek naar de toonaangevende kopers moet gebaseerd worden op veilingcatalogi. Het staat immers vast dat veilingcatalogi de belangrijkste bronnen zijn voor de studie van de grotere particuliere boekencollecties die er in ons land zijn geweest. Wat we vooral nodig hebben is een zo volledig mogelijke bibliografie van alle bewaard gebleven Nederlandse catalogi. Nog dit jaar hoop ik hiermee een begin te maken. In mijn database zijn thans ongeveer 1300 Nederlandse catalogi uit de zeventiende eeuw geregistreerd (zoals u weet is de oudstbekende catalogus die van Marnix van Sint-Aldegonde uit 1599) en ongeveer 2000 uit de achttiende eeuw. Opmerkelijk daarbij is het feit dat van de zeventiende-eeuwse catalogi slechts 11 procent aanwezig is in Nederlandse bibliotheken. In ons land hebben inistitutionele bibliotheken in het verleden catalogi altijd weggegooid. Gelukking zijn in buitenlandse bibliotheken grote collecties bewaard gebleven en ik zal dan ook proberen dit erfgoed - noodzakelijkerwijze in de vorm van micro-fiches - terug te brengen naar het land van herkomst. Het onderzoek naar deze bronnen zal flink gestimuleerd worden als ze eenmaal voor iedereen toegankelijk zijn in onze wetenschappelijke instellingen. Wat de negentiende en de twintigste eeuw betreft kunnen we gelukkig gebruik maken van de zeer rijke collectie in de Bibliotheek van Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels in Amsterdam. Generaties boekhandelaren, veilinghouders en antiquaren stuurden en sturen een exemplaar van elke catalogus die ze uitgeven naar deze Bibliotheek. Voor de studie van de Nederlandse boekhandel in de laatste twee eeuwen is de Verenigingscollectie dan ook een ware schatkamer gevuld met nog niet bestudeerde bronnen.

Het voornaamste probleem vormen de Nederlandse catalogi uit vroeger tijd. De prachtige collecties in Parijs, Londen en Wolfenbüttel zijn inmiddels naar vermogen geregistreerd, Maar belangrijke verzamelingen, aanwezig in Duitse bibliotheken, en voorts in Polen en Hongarije, in Rusland en Spanje moeten nog voor de eerste maal bezocht worden. Welke verrassingen ons daar wachten wil ik met twee voorbeelden toelichten. Bij een bezoek aan de Nationale Bibliotheek in Budapest kreeg collega Chris Coppens, conservator van de Leuvense Universiteitsbibliotheek, twee convoluten onder ogen met een flink aantal voor mij onbekende Nederlandse catalogi. Hoogstwaarschijnlijk zijn er in deze bibliotheek nog meer dikke verzamelbanden aanwezig met intrigerende catalogi uit de Republiek. Kortom, nieuwe ontdekkingen liggen in het verschiet. In december jongstleden bezocht mijn collega dr. Otto Lankhorst de Saltykow Shchedrin bibliotheek in Leningrad, de vroege Keizerlijke bibliotheek. Daar trof hij maar liefst 7 kaartenbakken met fiches van boekhandelscatalogi aan. Bij een onderzoek van de letters A tot en met H vond hij zo'n 200 catalogi uit de Nederlanden, waaronder heel wat unieke exemplaren. Naar schatting bevat de bibliotheek in Leningrad tenminste 500 Nederlandse boekhandelscatalogi uit de periode 1650-1750.

Dames en heren, er is nog zeer veel te doen. Vooral ten oosten van ons land zijn de bronnen van onze nationale boekhandelsgeschiedenis bewaard gebleven, de bronnen die onze voorvaderen hebben weggegooid of verkocht als waardeloos handelsdrukwerk.

Kritiek op onze voorvaderen is eigenlijk niet gepast, omdat wij tot op heden niet veel beter hebben gehandeld. Wij immers hebben evenmin veel aandacht geschonken aan onze boekcultuur. In de zeventiende eeuw kochten buitenlandse geleerden en boekverza- melaars de Nederlandse catalogi, omdat die als bibliografische gids konden dienen bij de inrichting van de eigen bibliotheek. Het waren de Nederlandse geleerdenbibliotheken die in Europa als voorbeeldig werden gezien, als navolgenswaardig ideaal. In onze cultuurhistorische overzichten is zo goed als niets te vinden over die bloeiende boekcultuur van de zeventiende en de achttiende eeuw.

Wat wij vooral missen is bibliofiel zelfbewustzijn, de stellige overtuiging dat het boek, de boekhandel en het boekenbezit een wezenlijke rol hebben gespeeld in onze cultuurgeschiedenis. Wij waren en zijn niet alleen een volk van dijkenbouwers en schilders. Ook in ons land zijn boeken voor veel mensen letterlijk van levensbelang geweest. Wat wij missen is kennis van de vele en toonaangevende particuliere bibliotheken die er in ons land zijn geweest’. Van Selm hoopte dat, nu de belangstelling voor de boekwetenschap zo toeneemt, er in de nabije toekomst te komen moet zijn tot een bruikbaar Biografisch woordenboek van Nederlandse boekverzamelaars. In De Boekenwereld zal daartoe binnenkort een aanzet worden gegeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken