Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 5 (1973) (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 5 (1973)

(1976)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het vijfde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Vergadering II
Maandag 27 augustus 1973
20.30 uur

Voorzitter: Mw. Drs. G. de Vries (Kopenhagen)
Onderwerp: Stand en ontwikkeling van de neerlandistiek aan enkele buitenlandse universiteiten door aldaar werkzame docenten
  Dr J. de Rooij (Amsterdam) maakte onderstaande samenvatting

[pagina 44]
[p. 44]

De neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten van 1970 tot 1973

Evenals bij het vorig colloquium hebben ditmaal een of meer deelnemers uit verschillende landen op verzoek van het IVN-bestuur een overzicht geschreven van de beoefening van de neerlandistiek in het land waar ze werkzaam zijn in de periode tussen het Vierde en het Vijfde Colloquium. Een volledig overzicht van de neerlandistiek in de wereld is daarmee niet bereikt, er zijn zelfs opvallende hiaten. Zo bv. Duitsland, of liever nog het Duitse taalgebied, waar de studie van het Nederlands zo wijd vertakt is, dat er moeilijk een enigszins volledig algemeen overzicht van gegeven kan worden. En verder Frankrijk en Zuid-Afrika, uit welke landen slechts weinig vertegenwoordigers op het colloquium aanwezig waren.

 

Het beeld mag dan niet volledig zijn, gevarieerd en interessant is het wel. Een zestal deelnemers aan het colloquium kregen op de eerste avond de gelegenheid om hun verslagen mondeling te presenteren, toe te lichten en er vragen over te beantwoorden. Het waren: Dr. W. Osjis (Sowjet-Unie, Mw. Fil. Lic. Ingrid Wikén Bonde (Zweden), Mw. Drs. Sulastin Sutrisno en Drs. S.C. van der Ree (Indonesië), Drs. Young Bae Chah (Korea) en Prof. Dr. J.P. Snapper (westelijke helft van de Verenigde Staten). De stukken van de andere rapporteurs werden voorlopig opgeborgen in het archief van de IVN.

 

De plaatsruimte in een Colloquiumverslag, dat niet tot een al te dik boek mag uitdijen, laat niet toe al deze teksten volledig af te drukken. Toch zou het jammer zijn, vooral voor degenen die het colloquium zelf niet bijgewoond hebben, niets van deze verslagen te publiceren. De vorige keer hebben wij een selectie uit de ingezonden overzichten afgedrukt. Ditmaal hebben we voor een andere oplossing gekozen: van alle beschikbare verslagen op drie na - die over de neerlandistiek in Noorwegen, Roemenië en Spanje zijn integraal gepubliceerd in Neerlandica extra muros-22, blz. 43-48 - is een samenvatting gemaakt. De lengte van de overzichten varieerde nogal sterk en het streven naar een enigermate eerlijke verdeling van de beschikbare bladzijden over de verschillende landen heeft in de praktijk tot gevolg gehad, dat de korte stukken meestal zonder ingrijpende wijzigingen zijn overgenomen, terwijl in de langere soms vrij sterk werd gesnoeid. Een overwegend bezwaar lijkt ons dit niet; de volledige tekst van de verslagen is trouwens voor

[pagina 45]
[p. 45]

belangstellenden verkrijgbaar bij het secretariaat van de IVN, Molenstraat 27, Den Haag.

 

De samengevatte overzichten zijn hieronder afgedrukt in de volgorde die ook in NEM en de Docentenlijst gebruikelijk is: eerst de Europese, dan de buiten-Europese landen, beide alfabetisch geordend op de naam van het betrokken land. De namen van de docenten op wier verslagen de samenvattingen gebaseerd zijn, staan boven de diverse stukken vermeld.

Denemarken (Mw. Drs. Geerte de Vries, Drs. E.J. Kwakernaak)

In Kopenhagen werd Nederlands als keuzeonderdeel bij het hoofdvak Duits gemiddeld door 20 studenten per jaar gevolgd. De meesten volgden de lessen een heel jaar en legden aan het eind van de cursus een tentamen af.

 

Nederlands als bijvak bij enig ander hoofdvak werd door ± 10 studenten gekozen. Als deze leerlingen de taal bij het begin van hun studie nog niet voldoende kennen, krijgen ze eerst een jaar onderwijs in het talenpracticum (cursus: Wilmots, Voor wie Nederlands wil leren). De volgende twee jaren worden dan besteed aan uitbreiding van de schriftelijke en mondelinge taalbeheersing, moderne grammatica, een overzicht van de taalgeschiedenis, literatuur- en cultuurgeschiedenis en het lezen en analyseren van belangrijke werken uit de letterkunde, als daar zijn Karel ende Elegast, Lucifer, Max Havelaar, werken van Couperus, Vestdijk, Marnix Gijsen en bloemlezingen van 17e-eeuwse en moderne poëzie.

 

Het onderwijs werd gegeven door Mw. Drs. Geerte de Vries (lector in vaste dienst en afdelingshoofd), de Deense assistenten met een halve betrekking J.R. Lilje-Jensen en G. Christensen, en de Nederlandse Mw. Drs. Helle Alofs (twee jaar als assistente, een jaar als tijdelijk lector), die per 1-8-1973 werd opgevolgd door Mw. Drs. Herma Koedam.

In mei 1972 gaf Prof. Dr. K. Heeroma twee gastcolleges, een voor de Duitse en een voor de Nederlandse afdeling.

 

De instituutsbibliotheek, die nu ongeveer 1000 banden omvat, groeit gestaag, dank zij een jaarlijks door de Universiteit ter beschikking gesteld bedrag, de jaarlijkse toelage van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in Den Haag en diverse schenkingen van Belgische zijde.

 

Mw. De Vries en Dhr. Lilje-Jensen werkten aan een Nederlands

[pagina 46]
[p. 46]

Deens woordenboek, dat in het najaar van 1972 het licht zag. Thans wordt gewerkt aan het Deens-Nederlandse deel dat in 1974 moet verschijnen. Verder werd door dezelfde docenten een computerproject uitgevoerd, waarbij op basis van de Woordenlijst van de Nederlandse taal lijsten van morfologische, genus- en andere categorieën van woorden werden samengesteld. (Zie: Kopenhagener Beiträge zur germanistischen Linguistik, 1 Arbeitsberichten 1970-1971 in Informatie Nederlandse Lexicologie 2 (okt. 1971).

 

Mw. De Vries werkte ook mee aan de oprichting van een Deense vertaalafdeling bij het Europees Parlement in Luxemburg, in verband met de toetreding van Denemarken tot de E.E.G. Daartoe bracht zij in 1972 en '73 een aantal bezoeken aan Luxemburg en Straatsburg, waar ze kon vaststellen dat de oud-studenten van Kopenhagen het er bij de vergelijkende examens goed afbrachten.

 

In Aarhus, waar Drs. E.J. Kwakernaak lector is, wordt in bescheiden omvang, maar onder konstante belangstelling Nederlands gestudeerd. In de verslagperiode kozen per semester gemiddeld 11 germanisten Nederlands als speciaal taalkundig onderwerp. De nadruk ligt hier op passieve taalkennis en geschiedenis van het Nederlands in verband met de Duitse taalgeschiedenis. Tussen de bedrijven door komen ook aspecten van de politieke en culturele geschiedenis der Nederlanden aan de orde.

 

In het voorjaarssemester van 1972 en 1973 werden cursussen over resp. Vondels Lucifer en de Reinaert gegeven, waaraan resp. 6 en 3 studenten - eveneens germanisten - deelnamen.

 

In januari 1973 legde een studente met goed gevolg het ‘hoofdvak’-examen Nederlands af. Dit was voor de eerste keer in Denemarken, tot dan toe bestond alleen het ‘bijvak’-examen. De Nederlandse sectie van de Kopenhaagse universiteit was behulpzaam bij het vaststellen van de exameneisen en het afnemen van het examen zelf. Het werd mogelijk gemaakt door een speciale dispensatie; het ‘hoofdvak’-examen Nederlands is dus nog niet geïnstitutionaliseerd in Denemarken, maar een institutionalisering in de toekomst zal nu gemakkelijker zijn.

Finland (Drs. H.S. Schouwvlieger)

Het Nederlands is in Finland een officieel en verplicht onderdeel van de hoofdvakstudie Duits. Het tentamen omvat passieve kennis van de taal (vertaling uit het Nederlands), uitspraak, literatuur- en taalgegeschiedenis. In grote lijnen is er van alle universiteiten een cursus van

[pagina 47]
[p. 47]

± 4 uur per week gedurende één semester. De positie van het vak is zeer bestendig, omdat het hecht verankerd is in de germanistiek. Dit heeft zijn voordelen en biedt op den duur misschien mogelijkheden tot verdere ontwikkeling, maar er zijn ook nadelen aan verbonden.

 

In Oulu had Drs. S. van der Meer met zijn actief optreden juist enige resultaten geboekt - o.a. had hij zijn urenaantal op 6 uur in de week gedurende het hele jaar weten te brengen - toen hij naar Nederland terug moest. Gelukkig is in de persoon van de heer J.A. Ailisto een uitstekende opvolger gevonden.

 

In Tampere vertrok eveneens een docent, nl. Dr. E.-D. Stellmacher. Drs. H.S. Schouwvlieger trad op als vervanger en gaf een spoedcursus van twee maanden, waaraan 16 studenten deelnamen.

In Jyväskylä is het Nederlands evenals vroeger geheel in de zorgzame handen van de hoogleraar in de germanistiek Prof. Dr. E. Erämetsä.

 

In Turku werkt Dr. A.J. Borst, die zijn activiteiten in de verslagperiode wist uit te breiden tot de Zweedstalige universiteit in die stad.

In Helsinki wordt in het voorjaar onderwijs gegeven door Rev. R. de Caluwé en in het herfstsemester door Drs. H.S. Schouwvlieger, die sinds 1972 ook lessen voor gevorderden geeft.

 

Aan verschillende universiteiten zijn in de afgelopen jaren de urenaantallen voor het vak Nederlands uitgebreid, in Helsinki zelfs tot viermaal zoveel als in 1970. Het is niet onmogelijk dat het onderwijs aan deze universiteit in de toekomst nog verder uitgebreid wordt. Verder wordt buiten de zes Finse universiteiten ook aan twee andere onderwijsinstellingen invoering van het vak Nederlands overwogen.

 

Enkele publikaties in stencilvorm zijn misschien het begin van een eigen Finse aanpak van de neerlandistiek. In 1968 verscheen aan de Universiteit van Helsinki een beknopte Finstalige Nederlandse literatuurgeschiedenis van Prof. Erämetsä. In 1971 verscheen aan de Universiteit van Tampere Dr. Stellmachers Einführung in die Geschichte der niederländischen Sprache . Drs. Schouwvlieger stelde met steun van Nederlandse zijde een samenvattende catalogus samen van boeken op het gebied van het Nederlands, aanwezig in de bibliotheken van Helsinki, alsmede een overzicht van de ontwikkeling van de neerlandistiek in Finland. In 1972 kon Drs. Schouwvlieger deze beide werkstukken aan de Nederlandse ambassadeur in Helsinki aanbieden.

 

In het overzicht vestigt Dhr. Schouwvlieger de aandacht op de nauwe

[pagina 48]
[p. 48]

relatie tussen de vakken Duits en Nederlands, die ons vak in Finland (en elders) aanvankelijk kansen geeft, maar in een later stadium belemmerend kan werken. Zo komt het Nederlands in Finland niet makkelijk los van zijn status als studieonderdeel. De professoren zijn tegen invoering van de mogelijkheid van studie van het Nederlands als bijvak bij het Duits, omdat onze taal ‘te nauw verwant’ is met het Duits. Omdat de Finse studenten zeer nuchter zijn ingesteld en ‘zakelijk’ studeren (o.a. omdat ze hun studie meestal d.m.v. een persoonlijke banklening moeten financieren)!, is er geen werkelijk bredere deelname aan de studie te verwachten, zolang er niet iets mee te ‘verdienen’ valt, ook al is de interesse aanwezig. Dhr. Schouwvlieger heeft nu van zijn hoogleraar, Prof. Lindgren, een college Nederlandse literatuurgeschiedenis toegezegd gekregen waaraan een zg. ‘overhoring’ gekoppeld is, die dit onderdeel van het tentamen mag vervangen. Hoofdscripties over een Nederlands onderwerp in het kader van de studie Duits zijn wél denkbaar. Er moet naar gestreefd worden hiervoor belangstelling te wekken.

Groot-brittannie (Prof. Dr. R.P. Meijer)

Er wordt op het ogenblik aan elf universiteiten in dit land Nederlands gedoceerd, nl. aan die van Bangor, Cambridge, Hull, Kent, Liverpool, Londen, Newcastle, Nottingham, Reading, Salford en Sheffield. Aan de meeste van deze universiteiten wordt het Nederlands alleen als bijvak onderwezen en dat betekent in de regel een opleiding van één of twee jaar - in Reading bestaat de mogelijkheid van een driejarige cursus - meestal met Duits als hoofdvak. Alleen in Cambridge, Liverpool en Londen kan het Nederlands als hoofdvak gekozen worden in een driejarige Honourscourse.

 

De aantallen studenten variëren van universiteit tot universiteit, en van jaar tot jaar. De aantallen schommelen vrij sterk, waarschijnlijk tussen de tien en de dertig. Zo waren er in Londen in 1970-'71 drie eerstejaars in de Honourscourse, in 1971-'72 twee, terwijl er in 1973-'74 tien zullen zijn. Het aantal bijvakstudenten was in Londen in de laatste jaren zeven of acht.

 

Er zijn in Londen twee dissertaties (Ph. D.) in voorbereiding, een over de geschiedenis van de spelling van consonanten in het Nederlands en een over de invloed van William Morris op de Nederlandse literatuur, terwijl er drie studenten werken voor de graad van Master of Philosophy, en in Cambridge eenzelfde aantal. In de verslagperiode is er in Cambridge een proefschrift totstandgekomen over Boutens en in Londen een over Hadewych.

[pagina 49]
[p. 49]

Wat de inrichting van de studie in Londen betreft het volgende. Een B.A. Honours student legt aan het eind van zijn derde jaar zeven schriftelijke examens af, elk van drie uur: (1) historische en/of moderne taalkunde, (2) Middelnederlands, (3) Nederlandse literatuur na 1500 (waarbij twee perioden gekozen moeten worden uit de drie: Renaissance en Barok, 18e en 19e eeuw, 20e eeuw), (4) teksten voor speciale studie (twee voor elke periode), (5) speciaal onderwerp: Germaanse filologie (Oudengels of Oud-hoogduits) of een keuze uit een aantal literaire onderwerpen (bv. de Reinaert, Middelnederlands of 17e-eeuws drama, Multatuli, de moderne roman, moderne poëzie), (6) vertaling in en uit het Nederlands, (7) opstel over een literair of algemeen cultureel thema. Bovendien doen deze studenten een mondeling examen van een half uur. Dit examensysteem, waarbij de kandidaat in vier dagen moet laten zien wat hij in drie jaar geleerd heeft, stelt bijzonder hoge eisen aan concentratievermogen en geheugen. Er is op verschillende manieren geprobeerd de examenperiode wat minder angstaanjagend te maken, maar men is nu eenmaal gebonden aan de voorschriften van de Universiteit van Londen.

 

Het Nederlands in Engeland staat er in het algemeen goed voor, maar onbewolkt is de hemel niet. Een onlangs uitgebracht rapport verzet zich tegen het beginnen van nieuwe afdelingen voor de ‘kleine talen’ - en de uitbreiding van de bestaande - in de komende vijf jaar. Tengevolge van de bezuinigingspolitiek van de regering is er bij het ontstaan van een vacature veel kans, dat de post niet vervuld wordt maar verdwijnt. Een paar jaar geleden gebeurde er zoiets in Londen. Gelukkig heeft de Belgische regering nu fondsen beschikbaar gesteld om deze vacature weer te vervullen, zodat de Nederlandse afdeling daar m.i.v. het jaar 1973-'74 weer op oude sterkte zal zijn, d.w.z. vier full-time docenten en één part-time.

 

In september 1972 heeft de Nederlandse ambassade in Londen een conferentie bijeengeroepen van alle universitaire docenten Nederlands in Engeland (zie Neerlandica extra muros 20, blz. 20-22). Deze conferentie is bijzonder nuttig gebleken en zal o.a. als concreet resultaat hebben dat er binnenkort een centrale catalogus van de Nederlandse tijdschriften in de Engelse universiteitsbibliotheken beschikbaar komt, samengesteld door de heren King, Vincent en Swart.

 

Wat publikaties in de afgelopen drie jaar betreft kunnen genoemd worden: de feestbundel European Context (aangeboden aan Prof. Weevers bij zijn aftreden in 1971), Peter King's Dawn Poetry in the Netherlands , zijn boek over Multatuli en zijn Word-Indexes op Vondel.

[pagina 50]
[p. 50]

Italie (Drs. J.H. Meter)

Het vak Nederlands heeft aan de universiteiten van Rome, Napels, Bologna, Padua en Cagliari een zelfstandige status met een vierjarige cursus en mogelijkheid tot afstuderen. Aan de universiteit van Milaan, waar een lectoraat gevestigd is, en aan die van Triëst, waar Nederlands onderwezen wordt aan de Tolkenschool van de economische faculteit, is het vak niet zelfstandig.

 

De zelfstandige status is van groot belang. Ontbreekt deze, dan wordt de neerlandistiek al gauw slechts als hulpwetenschap bij Duits, Engels, geschiedenis of kunstgeschiedenis beschouwd. Het is natuurlijk zaak dat het Nederlands zich niet isoleert van verwante vakken, maar de contacten zullen alleen dan zin hebben als de neerlandistische inbreng het hem toekomende deel krijgt toegemeten.

 

De zelfstandigheid van de neerlandistiek heeft ook sociale kanten. De schaarste aan toekomstmogelijkheden voor afgestudeerde Italiaanse neerlandici is een bedreiging voor de zelfstandige beoefening van het vak. Het is dan ook van belang dat er aan het probleem van de toekomstmogelijkheden iets gedaan wordt, door middel van het verzamelen en verstrekken van informatie over passende werkgelegenheid in Italië en daarbuiten.

 

Een ander probleem is de bibliotheekvoorziening. Aan de universiteiten waar Nederlands pas sinds kort wordt onderwezen is het boekenbezit vrij gering, de boekentoelagen van Italiaanse zijde zijn per universiteit zeer verschillend. De subsidies en schenkingen van de Nederlandse en Belgische ministeries zijn dan ook bijzonder welkom. Maar daarnaast bestaat er behoefte aan een centrale catalogus en tenminste één ruim voorziene bibliotheek, die aan andere bibliotheken kan uitlenen. Voor deze functie komt de bibliotheek van het Instituut voor germanistische studies te Rome het meest in aanmerking, die een fraaie collectie neerlandistica bezit. Andere waardevolle boekenverzamelingen zijn die van het Collegio dei Fiamminghi (Bologna), het Istituto Universitario Orientale (Napels, ± 3500 delen) en het Nederlands Instituut (Rome). In het jaar 1970-'71 is het universitaire onderwijs van het Nederlands uitgebreid met twee nieuwe uitstralingspunten, in Milaan en Cagliari (op Sardinië). In Milaan werd Drs. A.B. van Heusden, tevens leraar aan de Europese school te Varese, tot lector benoemd op initiatief van Prof. Marco Scovazzi, hoogleraar in de germanistiek. Gezien

[pagina 51]
[p. 51]

het belang van de Milanese universiteit is het onderwijs in de neerlandistiek daar wel wat bescheiden opgezet: er zijn maar drie lesuren per week voor uitgetrokken. Bovendien wordt het werk bemoeilijkt door de gespannen politieke toestand met stakingen, bezetting van gebouwen en bomaanslagen. Dit geldt trouwens voor alle Italiaanse universiteiten. De berichten over de kleine universiteit van Cagliari, waar Mw. Dr. M.-L.-Rotsaert Neppi Modona een leeropdracht kreeg zijn vrij positief. Voor het onderwijs, dat vooral een taalkundige inslag heeft, bestaat een constante belangstelling en er is een goed contact met de studenten.

 

Het onderwijs in Cagliari kwam tot stand op initiatief van Prof. Paolo Ramat, die zelf in 1971 naar Pavia werd overgeplaatst. De belangstelling van Prof. Ramat gaat vooral uit naar de betrekkingen tussen de Nederduitse dialecten, het Nederlands en het Fries. In het jaar 1972-'73 gaf hij colleges over de Nederlandse taalgeschiedenis. Voor het tijdschrift Studi germanici bespreekt hij geregeld studies op het gebied van de Nederlandse taalkunde.

 

In Triëst is Mw. Daphne Ross benoemd tot opvolgster van Mw. A. Musacchio-Visser 't Hooft. Zij onderwijst aan de Tolkenschool praktische taalbeheersing. Door de contacten met de tolkenschool in Genève en de EEG-vertaaldienst in Brussel zijn hier voor de studenten - er zijn er een tiental ingeschreven - goede toekomstmogelijkheden aanwezig.

 

In Bologna en Padua is Prof. R. Van Ertvelde werkzaam, de nestor van de neerlandisten aan Italiaanse universiteiten. Hij verzorgt zelf vooral het theoretische onderwijs in de taal- en letterkunde en heeft een medewerkster voor de praktische taalbeheersing. In de verslagperiode zijn enkele studenten onder leiding van Prof. Van Ertvelde in het Nederlands afgestudeerd. Scripties werden o.a. gemaakt over Paul van Ostaijen en de Max Havelaar .

 

Aan de universiteit van Rome wordt Nederlands gestudeerd door tenminste 50 studenten, afkomstig uit de faculteiten van de letteren en van de politieke wetenschappen. Docenten zijn Dr. F. Messina (die in 1968 Mw. Drs. G. van Woudenberg opvolgde) als lector en docent met leeropdracht, en een assistente, Mw. Dr. E. Inzirillo. Binnenkort zal naast deze Italianen een docent die het Nederlands als moedertaal spreekt benoemd worden.

 

In Napels is Drs. J.H. Meter als lector en docent met leeropdracht verbonden aan het Istituto Universitario Orientale, bijgestaan door Mw.

[pagina 52]
[p. 52]

Drs. J.E. Koch als ‘esercitatrice’. Er zijn drie cursussen: een tweejarige (voor bijvakstudenten met vooral praktische bedoelingen), een driejarige (voor bijvakstudenten met wetenschappelijke oogmerken) en een vierjarige (voor hoofdvakstudenten). In de verslagperiode werden colleges gegeven over Middeleeuwse epiek en mystiek, barok en classicisme, Couperus' Haagse romans en de Forumgeneratie. Er werden voordrachten met dia's gehouden over Brueghel en zijn tijd en de Nederlandse schilderscholen in de 19e eeuw. Door hoofdvakstudenten werden doctorale scripties geschreven over Couperus en Italië, Het mensbeeld van Willem Elsschot, Motieven uit het werk van Filip de Pillecijn en Italië en de Boerenoorlog. In de anglistische sectie werd door een bijvakstudente een scriptie ingediend over De Acolastus van Gnapheus (1529) en Engeland.

 

Deze laatste scriptie is in 1972 in de Annali van het Instituut in druk verschenen. In dit tijdschrift verschenen in hetzelfde jaar van Drs. Meter een studie over de structuur van de Beatrijs en een aantal recensies. In 1973 werd er de tekst in afgedrukt van een lezing van Prof. Dr. M.J.G. de Jong uit Namen over De moderne letterkundige kritiek in Nederland en Vlaanderen, op 3-12-1971 op het Istituto Orientale gehouden.

 

M.i.v. het jaar 1973-'74 zal de structuur van dit instituut ingrijpend gewijzigd worden, waardoor de mogelijkheid tot een driejarige post-doctorale specialisatie, ook voor het Nederlands, wordt geopend.

Polen (Mgr. Stanisław Prędota)

Het lectoraat Nederlands aan het Instituut voor Germaanse Filologie aan de Universiteit van Wrocław, in de verslagperiode het enige in Polen, is in 1955 tot stand gekomen op initiatief van docent Dr. Habil. Norbert Morciniec, die het ook tot 1967 geleid heeft en de lectoraats-bibliotheek heeft aangelegd. In het jaar 1967-'68 is hij vervangen door Drs. C.C. van den Hoogen uit Amsterdam; in 1968 werd het lectoraat overgenomen door Mgr. Stanisław Prędota. Drs. J.C. van Duin uit Noordwijk was in het academisch jaar 1972-'73 gastdocent.

 

Aan de cursus Nederlands voor beginners, bestemd voor studenten germanistiek van het vierde studiejaar, nemen in de regel gemiddeld 10 à 12 studenten deel, waarvan de meeste later ook de cursus voor gevorderden (cultuurhistorische en literaire teksten) volgen.

 

Als leerboeken worden gebruikt: Lagerwey, Speak Dutch; Jalink en

[pagina 53]
[p. 53]

Van den Toorn, Langenscheidts Praktisches Lehrbuch Niederländisch en een verhalenbundel.

 

In 1972 zijn met medewerking van de Nederlandse Ambassade in Warschau voor het eerst ‘Nederlandse Cultuurdagen’ aan de universiteit georganiseerd, waaraan ook werd deelgenomen door de cultuurattaché van de Ambassade, Drs. A.J. te Boekhorst.

 

In hetzelfde jaar heeft de Rijksuniversiteit te Gent, op verzoek van Prof. Dr. G. Worgt uit Leipzig, een beurs voor studie in de neerlandistiek toegekend aan Mw. Mgr. Irena Nowak, die nu als assistente aan het Instituut voor Germaanse Filologie verbonden is.

 

In 1973 heeft het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen aan de drie beste studenten een beurs toegekend voor de zomercursus Nederlandse Taal en Cultuur in Nijmegen.

 

Dr. Morciniec heeft een Nederlands-Pools en Pools-Nederlands woordenboek samengesteld, dat in 1974 moet verschijnen.

Sowjet-unie (Dr. W. Osjis)

De belangrijkste werkplaats van de neerlandistiek in de USSR is de Lemonosow-Staatsuniversiteit in Moskou. In de jaren 1963-1973 zijn hier twee groepen neerlandici afgestudeerd, elk van 6 tot 7 man. De eerste groep bestond uitsluitend uit taalkundigen, de tweede uit vijf literatuurhistorici en twee linguïsten.

 

De hoogleraar Prof. Dr. S.A. Mironow geeft colleges over Nederlandse grammatica, taalgeschiedenis, Middelnederlands, dialectologie en Afrikaans. Hij wordt bijgestaan door twee assistenten: Wladimir Belooesow, die moderne Nederlandse omgangstaal onderwijst en Juri Sidorin, die facultatieve lessen in oudere Nederlandse letterkunde geeft.

De neerlandici studeren als tweede taal Duits of Engels. M.i.v. het academisch jaar 1973-'74 wordt ook voor anglisten en germanisten de mogelijkheid geopend Nederlands als tweede taal te studeren. De afgestudeerde neerlandisten werken als leraar, tolk of journalist en verbreiden op die manier de kennis van de Nederlandse cultuur.

 

Andere instellingen in de Sowjet-Unie waar Nederlands onderwezen wordt zijn:

het Instituut voor Vreemde Talen, Moskou (Mw. Tatjana Drenjasowa),
[pagina 54]
[p. 54]
het Instituut voor Buitenlandse Betrekkingen, Moskou (Mw. L. Sjetsjkowa),
het Instituut voor Oosterse Talen, Moskou (Mw. E. Makarowa), de Universiteit van Leningrad (leider van de afdeling: Prof. Dr. Valeri Berkow; tot deze afdeling behoorde ook de jong gestorven Evgeni Sjoebin).

Enkele Russische neerlandici hebben de laatste jaren studies over neerlandistische onderwerpen gepubliceerd of bereiden een publikatie voor. Prof. Mironow schreef een monografie over het ontstaan van de literaire norm in het moderne Nederlands (1973) en enige artikelen. Zijn assistent W. Belooesow legt de laatste hand aan een proefschrift over het partikel er, Mw. T. Drenjasowa maakt een vergelijkende analyse van het futurum in het Engels, Duits, Zweeds en Nederlands. De dames Sjetsjkowa en Makarowa bereiden een Nederlands leerboek voor student en voor en er wordt ook gewerkt aan de derde druk van het Nederlands-Russisch woordenboek.

 

Op literair gebied kunnen allereerst enkele publikaties van Dr. Osjis zelf genoemd worden. Hij schreef artikelen over Frans Hemsterhuis, Johannes Kinker, Willem Bilderdijk, Rhijnvis Feith, Karel Vosmaer e.a. Hij stelde een bloemlezing van Willem Elsschot samen (1972). Aan een geschiedenis van de marxistisch-leninistische esthetica droeg hij een hoofdstuk bij over Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst. In een bloemlezing over esthetische opvoeding komt een door Dr. Osjis vertaald en ingeleid artikel van Justus van Effen voor. Hij verzorgde verder een hoofdstuk over de Afrikaanstalige letterkunde in een tweedelig werk over moderne literatuur in Afrika en werkt aan een beschrijving van de Nederlandse letterkunde tot 1917 voor een op stapel staande tiendelige geschiedenis van de wereldliteratuur.

 

De letterkunde van na 1917 wordt in laatstgenoemd werk verzorgd door Mw. Dr. Wolewitsj, die ook een bloemlezing van Noordnederlandse novellen samenstelde (1973). Een andere Russische geleerde die over Nederlandse literatuur pubiceert is Dr. Dantsjew; hij schreef o.a. een artikel over opstandsmotieven in Vondels Lucifer ( Inozemna filologia 1969 nr. 19). In 1973 verscheen een boek over het Belgische drama (waarin o.a. de Nederlandstalige schrijvers Herman Teirlinck, Hugo Claus, Paul Willems en Tone Brulin behandeld worden); de auteur is Prof. Dr. Inna Sjoenaewa van het Instituut voor Vreemde Talen, die inmiddels is overleden.

[pagina 55]
[p. 55]

De plaatsruimte laat niet toe hier de vele andere publikaties te vermelden die Dr. Osjis noemt, handelend over de neerlandistiek in ruimere zin: Nederlandse geschiedenis, kunstgeschiedenis, film (Joris Ivens), filosofie enz. Hij noemt zelf zijn overzicht trouwens nog ‘verre van compleet’. Zoals hierboven vermeld is de volledige tekst van Dr. Osjis' verslag voor belangstellenden verkrijgbaar bij het secretariaat van de IVN.

Zweden (Mw. Fil. Lic. Ingrid Wikén Bonde, Lic. W.J.M. Verhaert)

In Zweden werd in de afgelopen drie jaar Nederlands als zelfstandig vak gedoceerd aan de universiteiten van Stockholm en Gotenburg; in Lund werd in de praktijk al vooruitgelopen op de zelfstandige status, die in september 1973 zou ingaan. Bovendien vormt aan deze drie universiteiten en die van Uppsala het Nederlands een onderdeel van de post-kandidaatsstudie Duits.

 

Op het pre-kandidaatsniveau wordt in het Zweedse hoger onderwijs gestudeerd volgens een puntensysteem. Bij regelmatige studie moeten 20 punten per semester behaald kunnen worden. Voor het ‘grundexamen’, dat voor de meeste studenten het einde van hun studie is, moeten ten minste 120 punten behaald zijn. Voor het vak Nederlands worden aan de universiteiten van Stockholm, Gotenburg en vanaf 1973-'74 Lund cursussen van 20 en 40 punten gegeven, aan die van Stockholm bovendien een van 60 punten. De cursussen van 20 en 40 punten verschillen meer kwantitatief dan kwalitatief; beide omvatten: algemene linguïstiek, Nederlandse taalkunde, literatuur en cultuur van het Nederlandse taalgebied (geschiedenis en ‘actualiteiten’), alsmede mondelinge en schriftelijke, actieve en passieve taalvaardigheid. Het vereist natuurlijk nogal wat inspanning en een redelijke aanleg om in al deze onderdelen een goed resultaat te bereiken binnen een jaar of zelfs een half jaar, maar de eisen voor Nederlands verschillen principieel niet van die voor andere vakken. Wel is Nederlands uiteraard voor de gemiddelde Zweedse student een taal die hij niet op school geleerd heeft. In Stockholm - waar veel studenten naast hun studie nevenbezigheden hebben - slagen de meesten er niet in 20 punten per half jaar te behalen, in Gotenburg en Lund wel.

 

De Stockholmse cursus Nederlands van 60 punten is ten dele wel gericht op uitbreiding en verdieping van de in de cursussen voor 20 en 40 punten verworven kennis, maar biedt ook een zekere mogelijkheid tot meer zelfstandig werk en specialisatie. Er moet een scriptie van ± 20 bladzijden gemaakt worden over een vrij te kiezen onderwerp in

[pagina 56]
[p. 56]

verband met de neerlandistiek. Momenteel wordt vooral aandacht besteed aan vergelijkingen tussen bepaalde sectoren van de Nederlandse en de Zweedse woordenschat.

 

De studenten die het ‘doktorsexamen’ Duits willen afleggen (± 4 jaar studie na het ‘grundexamen’) treffen in hun studiepakket ook Nederlands aan, als verplicht of vrijwillig onderdeel. Het doel van deze cursus is vooral de germanist in staat te stellen het Nederlands en de Nederlandse wetenschappelijke literatuur bij zijn studie van het Duits te betrekken. Passieve taalkennis, enig inzicht in de structuur en de geschiedenis van de Nederlandse taal en literatuur, alsmede enig begrip van de ‘Stand der Forschung’ zijn daarom hoofdvereisten.

 

In de verslagperiode werd het onderwijs in het Nederlands in Lund en Gotenburg verzorgd door Lic. W.J.M. Verhaert. In Uppsala en Stockholm doceerde tot 1972 Mw. Lic. Annie Stålbrand-Delfosse, met assistentie van Fil. Mag., later Fil. Lic. Ingrid Wikén Bonde. In 1972 werd het lectoraat van Mw. Stålbrand verdeeld tussen Mw. Wikén Bonde, die in Stockholm, en Lic. Christiane Beke, die in Stockholm en Uppsala werkzaam is. Als assistent vooral voor het aanvangsonderwijs in het talenpracticum, werd in Stockholm de Zweedse kandidaat Boerje Bohlin aangetrokken.

 

Om tenslotte een indruk te geven van de aantallen studenten: in Stockholm waren in het jaar 1972-'73 21 studenten voor verschillende niveaus van het zelfstandige vak Nederlands geregistreerd; het aantal studenten voor het doktorsexamen Duits dat zich in dat jaar in Stockholm en Uppsala met Nederlands bezig hield bedroeg zes. In Gotenburg hadden zich eind juli 1973 15 studenten aangemeld om in het najaars-semester Nederlands als examenvak te studeren. In Lund studeerden in het voorjaar van 173 5 personen voor 20 en 3 personen voor 40 punten, hoewel het vak toen officieel nog niet bestond.

Australie (Drs. N.F. Streekstra)

Van de Nederlandse studie aan de universiteiten van Australië kan op grond van de beschikbare gegevens het volgende samenvattende overzicht gegeven worden.

 

Aan de Australian National University in Canberra doceert Mw. W.L. Stokes als ‘part-time lecturer and tutor’. De sectie Nederlands ressorteert onder de afdeling Germanic Languages. Er wordt een éénjarige cursus (‘Dutch I’) gegeven (5 uur per week) en een ‘Dutch seminar course’ voor studenten ‘Indonesian Honours’. Het onderwijs

[pagina 57]
[p. 57]

omvat grammatica, lezen en vertalen, schriftelijke en mondelinge taalbeheersing. Het aantal deelnemers aan de ‘seminar Course’ was gemiddeld 5; voor ‘Dutch I’ zijn de aantallen: 1971: 15, 1972: 6, 1973: 3. Deze sterke teruggang is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat Nederlands niet als een tweejarige cursus (‘sub-major’) gegeven wordt. M.i.v. 1974 zal daarom ‘Dutch II’ worden ingevoerd, dat behalve de onderdelen van ‘Dutch I’ ook Nederlandse cultuurgeschiedenis, moderne literatuur, Fries en Afrikaans (1 trimester) omvat.

 

In Clayton (Melbourne), aan de Monash University, is Nederlands een vak in de afdeling Indonesische en Maleise talen. De docent is Mr. J. Muskens. Er wordt een éénjarige cursus gegeven (4 uur per week), vooral gericht op het verwerven van leeskennis van het Nederlands t.b.v. studenten die Nederlandse bronnen willen raadplegen bij hun Indonesische studie. Het aantal deelnemers varieerde van 1971 tot 1973 tussen 6 en 12.

 

Aan de University of Melbourne werd in de verslagperiode of een gedeelte daarvan onderwijs gegeven door: Prof. Dr. J. Smit, (Prof.) Dr. R.P. Meijer, Drs. G.A. Verheijden, Drs. N.F. Streekstra en Mw. J. Geursen. De sectie Nederlands is sinds 1972 een in hoge mate autonoom onderdeel van de afdeling Germanic Studies.

 

Er kan gestudeerd worden voor de graden B.A. (3-jarige cursus), B.A. Hons. (4-jarige cursus) en M.A. Voor de B.A.-studenten wordt 4 tot 6 uur college per week gegeven. Voor beide categorieën omvat het onderwijs grammatica, vertalen, mondelinge en schriftelijke taalbeheersing, moderne literaire teksten, literatuur- en cultuurgeschiedenis, Middelnederlandse en 17e-eeuwse teksten. Degenen die voor ‘Honours’ studeren moeten ook colleges volgen over speciale onderwerpen als daar zijn: Multatuli, W.F. Hermans, Marsman, Vondel en Huygens, de moderne roman, taalgeschiedenis, Gotisch, Oudnoors, t.g.-grammatica. Deze studenten maken bovendien een scriptie van enige omvang over een taal- of letterkundig onderwerp. De meesten van hen studeren voor Combined Honours, d.w.z. dat ze een combinatie van twee vakken hebben, bv. Nederlands en Duits. ‘Pure Honours’ (dus alleen Nederlands op Honoursniveau) kwam ook voor, maar moest in het kader van de bezuinigingen worden opgegeven.

 

Het aantal ingeschreven studenten voor B.A. en B.A. Hons. was in 1970: 42, in 1971: 39, in 1972: 40 en in 1973: 25. De teruggang is waarschijnlijk te wijten aan twee factoren: onzekerheid over de continuering van het vak en de verwachting dat in 1974 het collegegeld zal worden afgeschaft. Wat het eerste betreft: in 1972/73 is het voort-

[pagina 58]
[p. 58]

bestaan van de sectie Nederlands inderdaad ernstig in gevaar geweest. Dat gevaar is inmiddels gelukkig bezworen, al moesten er enige beperkingen in het onderwijsaanbod worden doorgevoerd, vooral wat de speciale onderwerpen betreft.

 

Voor de M.A. studie worden geen colleges gegeven. Gedurende ongeveer 2 jaar werken M.A.-kandidaten aan hun M.A.-thesis. Er zijn momenteel 3 van dergelijke kandidaten.

 

Aan de University of Western Australia, Nedlands (Perth), is in de verslagperiode geen Nederlands gedoceerd.

 

Van de University of Sydney, waar de heer H.J. van der Heijden lecturer is en de sectie Nederlands tot de afdeling Indonesische en Maleise talen behoort, zijn geen verdere gegevens beschikbaar.

Indonesie (Mw. Drs. Sulastin Sutrisno, Drs. S.C. van der Ree)

Wat hier volgt is geen overzicht van het onderwijs van het Nederlands aan alle of de meeste Indonesische universiteiten, maar een kort uittreksel uit de verslagen van de twee bovengenoemde docenten, die beide de situatie aan hun eigen universiteit en enkele algemene aspecten van het Nederlands in Indonesië behandelen.

 

In 1950 is in Indonesië het Nederlands als bestuurstaal en ook als onderwijstaal op de overheidsscholen radicaal afgeschaft. Het werd als eerste vreemde taal vervangen door het Engels. Universiteitsstudenten die op school geen Nederlands gehad hadden bleken echter zeer gehandicapt. Allereerst is voor de historische aspecten van vrijwel elk vak passieve kennis van het Nederlands nodig: tot omstreeks 1955 is de in Indonesië bedreven wetenschap vastgelegd in het Nederlands, ook door Indonesische geleerden. Afgezien van die historische aspecten is leeskennis van het Nederlands onontbeerlijk voor een groot aantal vakken, waarvoor Nederlands de voornaamste of een belangrijke bronnentaal is: Indonesische taal- en letterkunde (ook die van de ‘streektalen’ Javaans, Balisch enz.), Indonesische geschiedenis, Arabisch, islamologie en culturele antropologie. En niet in de laatste plaats de rechtsgeleerdheid, want de Indonesische wetgeving is grotendeels gebaseerd op de vroegere Nederlandse en nog steeds is het grondwetsartikel van kracht, dat in alle gevallen waarvoor nog geen nieuwe Indonesische wetten gemaakt zijn, de oude Nederlandse gelden. Er bestaan wel vertalingen in het Indonesisch van enkele wetboeken, maar die zijn vaak ondeugdelijk of onbegrijpelijk als men de originele tekst niet kan raadplegen.

[pagina 59]
[p. 59]

Vandaar dat er de laatste jaren aan vele Indonesische instellingen van hoger onderwijs Nederlands wordt onderwezen, waarbij de nadruk wordt gelegd op passieve beheersing van deze taal ten behoeve van de studie in andere vakken. Zo staan er aan de Gajah Mada Universiteit in Yogyakarta, waar Mw. Drs. Sulastin Sutrisno en haar collega's werken, 2 uur Nederlands per week gedurende 3 jaar op het programma van de Juridische en de Filosofische faculteit. In de letterenfaculteit geldt dit voor de studierichtingen Indonesisch, Javaans en antropologie (3 jaar) alsmede archeologie en geschiedenis (5 jaar). De studenten voor wie dit onderwijs bedoeld is ‘moeten in staat zijn zelf de bronnen te lezen en niet te snel genoegen te nemen met korte uittreksels of bescheiden diktaatjes in het Indonesisch samengevat en voorgekauwd door de docenten, wat helaas in de moeilijke afgelopen jaren onvermijdelijk was’, zoals Mw. Sulastin schrijft. Er volgen momenteel op deze universiteit ± 850 studenten onderwijs in het Nederlands. De resultaten hangen nauw samen met de interesse, de ernst, de ijver, maar ook met het milieu van de deelnemers. Studenten wier ouders het Nederlands beheersen - Nederlands is in bepaalde Indonesische kringen nog steeds een status-taal - en die thuis Nederlandse boeken en tijdschriften aantreffen, zijn hun collega's die daarvan verstoken zijn ver vooruit.

 

Al met al is er een grote behoefte aan docenten Nederlands-alsbronnentaal, ook al omdat het niet alleen gaat om de studenten van nu, maar ook om hen die - ruwweg genomen - tussen 1950 en 1970 studeerden en noch op de middelbare school noch op de universiteit Nederlands geleerd hebben. Aan dit probleem wordt door de in februari 1970 heropgerichte sectie Nederlands aan de Universitas Indonesia te Jakarta allereerst op lange termijn wat gedaan. De voornaamste taak van de lectoren Drs. G.P.A. Termorshuizen (letterkunde en cultuur) en Drs. S.C. van der Ree (taalvaardigheid en taalkunde), bijgestaan door vier Indonesische docenten en vijf assisterende ‘native speakers’ uit de Nederlandse gemeenschap, is nl. het verzorgen van de hoofdvakstudie, met het oog op het vormen van docenten en vertalers voor de toekomst (momenteel 28 studenten). Daarnaast zijn ze belast met het onderwijs in het Nederlands als bijvak (in 1973 80 studenten) en als tweede taal, d.w.z. als keuzevak bij een doctoraal examen (een beperkt aantal, meestal van huis uit Nederlandssprekende studenten).

 

Naast deze drie taken is er de ‘Pembina’ (= voedster)-functie t.o.v. andere universiteiten. Deze bestaat uit bijscholing van het bestaande docentencorps (voorlopig alleen mogelijk in de vakanties), produktie en toelevering van lesmateriaal, het geven van adviezen, het houden van

[pagina 60]
[p. 60]

lezingen en zo mogelijk het leggen van contacten tussen verschillende docenten Nederlands-bijvak om enige coördinate te bewerkstelligen.

 

In dit kader paste bv. ook de vertaling door H.B. Jassin van de Max Havelaar, op initiatief van en begeleid door Drs. Termorshuizen, die tevens de inleiding en annotaties verzorgde. De vertaler kreeg de Martinus Nijhoffprijs in 1972; in juli 1973 verscheen de tweede druk van dit boek, een jaar na de eerste.

 

De heer Termorshuizen publiceerde in Indonesië ook een serie artikelen over stromingen en figuren uit de Nederlandse literatuur en hun invloed op de Indonesische letterkunde (verschijnt in boekvorm). Verder ging hij samen met de fotograaf Bert Vinkenborg Terug naar Lebak, waaruit een fototentoonstelling met toelichting resulteerde. Meer gegevens hierover zijn te vinden in Ons erfdeel 1973 nr. 4, in welk tijdschrift Termorshuizen geregeld publiceert over het Nederlands in Indonesië.

Korea (Drs. Young Bae Chah, Drs. J.C. Bleijerveld)

Nederlands wordt in Korea gedoceerd aan de Hankuk University of Foreign Studies te Seoul. Er waren in 1973 bij de Nederlandse afdeling 58 studenten ingeschreven, verdeeld over 3 jaren. De afdeling is nl. in 1971 opgericht en de studie duurt 4 jaar, evenals die in de andere afdelingen, zodat men aan het eind van de verslagperiode nog niet tot het laatste jaar gevorderd was. Het maximaal toegestane aantal studenten bedraagt voor het vak Nederlands 80 (een paar aantallen voor andere afdelingen ter vergelijking: Engels 380, Japans 200, Russisch 120, Duits 120, Thai 8O). Het kost geen moeite het maximaal toegestane aantal te bereiken: elk jaar meldt zich een veelvoud daarvan voor het zware vergelijkende toelatingsexamen. Voor Nederlands meldden zich in januari 1973 215 studenten aan, waarvan er maar 20 konden worden toegelaten.

 

De Koreaanse neerlandici krijgen 12 uur college per week. Het onderwijs omvat de eerste twee jaren vooral lezen, oefeningen in het talenpracticum (waarvoor de taalcursus van A. Pescher-ter Meer en A.M. Fontein gebruikt wordt), grammatica en conversatie. In het derde en vierde jaar komen er o.a. als keuzevakken bij: kennis van land en volk (Nederland en België), actualiteiten, geschiedenis, literatuurgeschiedenis, Afrikaans en het lezen van politieke en economische teksten, ouder Nederlands proza en moderne poëzie.

 

Aan de Koreaanse student aangepast onderwijsmateriaal is natuurlijk

[pagina 61]
[p. 61]

uiterst schaars: een Koreaanse grammatica van het Nederlands, een woordenboek(je), leesteksten met aantekeningen in het Koreaans bestaan nog niet. Er is echter een uitstekend geoutilleerd talenpracticum en de bibliotheek begint dank zij Belgische en Nederlandse steun te groeien.

 

Als docenten zijn in de afdeling Nederlands werkzaam: Drs. Young Bae Chah (hoofd van de afdeling), die Theologie studeerde aan de Theologische Hogeschool in Kampen; Drs. J.C. Bleijerveld, een Nederlander die Chinese taal- en letterkunde studeerde in Leiden, met Koreaans als bijvak; Dr. Bong Ho Son, oud-student in de filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam; Mw. Kim-Koeck (part-time) een Vlaamse die in België een pedagogische academie doorliep. Wat de verdeling eigen land - Nederland - Vlaanderen betreft dus een ideale combinatie!

Verenigde staten van amerika (Prof. Dr. S.L. Flaxman, Prof. Dr. J.P. Snapper)

De beide rapporteurs van de neerlandistiek in de Verenigde Staten hebben uitvoerige verslagen ingediend, waarin de universiteiten waar Nederlands gegeven wordt, de docenten en de cursussen zo volledig mogelijk vermeld worden. De plaatsruimte laat niet toe dit alles in extenso weer te geven. Voor wat de universiteiten en de docenten betreft kan trouwens verwezen worden naar de door de IVN uitgegeven Docentenlijst. In het hier volgende korte uittreksel worden slechts enkele onderdelen uit de verslagen behandeld.

 

Prof. Dr. S.L. Flaxman doceerde in de verslagperiode aan drie New-Yorkse universiteiten. In het jaar 1971-'72 was hij gasthoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan Columbia University. In het eerste semester van datzelfde jaar gaf hij taalonderwijs aan een groep van 16 studenten in het Program in Germanic Languages and Literatures van de Graduate School and University Center van de City University of New York. In het tweede semester behandelde hij Nederlandse letterkunde met 12 studenten. In het jaar 1972-'73 gaf hij in het eerste semester weer taalonderwijs, ditmaal aan 28 studenten in de Division of General Education van New York University, een private instelling, waar voor het eerst Nederlands gedoceerd werd. In het tweede semester las hij daar Nederlandse literatuur met een groep van 12 studenten. Laatstgenoemde colleges zouden voortgezet worden in 1973-'74.

 

Aan de andere kant van het Amerikaanse vasteland bekleedt Prof. Dr. J.P. Snapper aan de University of California, Berkeley, de ‘Princess

[pagina 62]
[p. 62]

Beatrix Chair of Dutch Language, Literature and Culture’. Er studeren ± 120 studenten Nederlands, waarvan een vierde deel als hoofdvak. De lijst van cursussen die gegeven wordt is bijzonder gevarieerd: Nederlands voor beginners en gevorderden - intensief Nederlands - Nederlandse compositie en conversatie - geschiedenis van de Nederlandse taal - Nederlandse literatuur in het Nederlands - Nederlandse literatuur in Engelse vertaling - Nederlandse cultuur en politiek - speciale onderwerpen uit de neerlandistiek (in werkgroepen of individueel) - intellectuele geschiedenis van Europa - wetenschappelijke geschiedenis van Europa - Nederlandse geschiedenis in de 17e eeuw - kunst uit de Barok - Middelduitse en Middelnederlandse taal en literatuur - vergelijking van Nederlandse schrijvers met die uit een ander literatuurgebied.

 

Behalve Prof. Snapper zijn er in Berkeley nog andere hoogleraren, binnen en buiten de Duitse afdeling, die colleges geven over neerlandistische of verwante onderwerpen, bv. Prof. Blake Lee Spahr (Middelnederlands en 17e-eeuws), Prof. Daniel Brink (linguïstiek), Prof. W.J. Bouwsma (geschiedenis), Prof. E. Sluyter (geschiedenis) en Prof. J.F. Staal (filosofie en linguïstiek).

 

Nog verder weg is de University of Hawaii, Honolulu, waar ass. Prof. Dr. Cornelia Niekus Moore neerlandistiek onderwijst. Ze geeft een éénjarige cursus in de Nederlandse taal, waarin verstaan, spreken en schrijven, maar vooral lezen aan de orde komen. Het doel is dat de deelnemers aan het eind van de cursus zelfstandig letterkundige en andere werken in het Nederlands kunnen lezen. Vooral studenten met Indonesische belangstelling volgen deze cursus.

 

Verder geeft Mw. Moore een college Nederlandse literatuur in vertaling, met de nadruk op de z.g. ‘koloniale literatuur’, d.w.z. werken die betrekking hebben op het voormalige Nederlands-Oost-Indië en het huidige Indonesië Schrijvers van de 17e eeuw tot heden komen aan bod: Bontekoe, Multatuli, Augusta de Wit, Couperus, Dermout, Vuyk, Albers. Het algemene thema is: de invloed van een andere cultuur op een westerse schrijver en de weerslag daarvan in zijn letterkundig werk.

Tenslotte kunnen we de Amerikaanse neerlandistiek niet vaarwel zeggen zonder althans één publikatie uit de Verenigde Staten genoemd te hebben, en wel Prof. Dr. W.Z. Shelter's, The pillars of society , verschenen in 1972, waarin de auteur de Nederlandse cultuur in de loop der eeuwen bekijkt uit de gezichtshoek van de - nu steeds meer verdwijnende - ‘verzuiling’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1973

  • 30 augustus 1973

  • 29 augustus 1973

  • 28 augustus 1973

  • 27 augustus 1973


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.J. de Rooij