Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

De docent extra muros als literair vertaler (Londen)
Theo Hermans

‘Verscheide oordeelen schieten verscheide stralen uit, en zien de dingen van alle kanten door en weder door, terwijl een eenig oordeel een' eenigen strael uitschiet, en arm by den rijckdom van velen is...’ (Joost van den Vondel, 1646)

In deze bijdrage wil ik enkele bevindingen weergeven die voortvloeien uit de praktijk van het collectief vertalen zoals dat aan de Nederlandse afdeling van de Londense universiteit sedert enige jaren wordt beoefend. Tevens zal ik enige meer algemene beschouwingen over dit type vertaalactiviteit trachten te formuleren.

 

Eerst de feiten. Het Londense vertalerscollectief vormt geen vaste groep. Twee of drie stafleden van de afdeling maken weliswaar de vaste kern uit, de groep als zodanig telt echter in de regel een groter aantal studenten dan docenten. Naargelang van de keuze van de tekst die ter vertaling wordt voorgesteld en afhankelijk van de interesse van opeenvolgende generaties studenten wisselt de omvang van de groep van jaar tot jaar, van minimaal vier deelnemers tot maximaal een tiental. Daarbij wordt er telkens voor gezorgd dat moedertaalsprekers van de beide betrokken talen Engels en Nederlands vertegenwoordigd zijn. De enige eis waaraan de deelnemers individueel dienen te voldoen, is dat zij over een redelijke kennis van de tweede taal beschikken. Overigens is het vertaalseminarie geheel facultatief. De bijeenkomsten duren nooit langer dan twee uur per week en gezien de institutionele samenhang met universitair leerplan en cursusverloop beslaan de afzonderlijke projecten hooguit een academisch jaar. Bij de keuze van de teksten wordt niet naar een rechtstreeks verband met bestaande literatuurcursussen gestreefd, al houdt de literaire of cultuurhistorische waarde van de gekozen bronteksten wel een indirecte relatie met het onderwijspakket in. Er wordt uitsluitend van het Nederlands naar het Engels vertaald.

[pagina 74]
[p. 74]

De werkwijze die in de Londense groep doorgaans gehanteerd wordt, is vrij simpel: de grote lijnen van de te volgen vertaalstrategie worden in een vroeg stadium vastgesteld, iedere pasage wordt voorvertaald door zo mogelijk twee deelnemers (idealiter één moedertaalspreker Engels en één Nederlands), de voltallige groep bespreekt, kritiseert en verbetert deze voorlopige versies en aan het eind volgt een globale revisie van de hele tekst.

De belangrijkste resultaten van de vertaalprojecten van zowat de laatste tien jaar zijn in druk verschenen, telkens in tweetalige vorm, in het tijdschrift Dutch Crossing . Het gaat om de volgende teksten: het prozastuk ‘Subjecten’ (1978) van Daniël Robberechts, te omschrijven als avant-gardistisch totaalproza (Dutch Crossing 11, juli 1980, p. 82-114); de burleske eenakter ‘In een haven’ (1954) van Hugo Claus (Dutch Crossing 14, juli 1981, p.36-47); het wat mysterieuze verhaal ‘Fantoches’ (1949) van Simon Vestdijk (Dutch Crossing 19, april 1983, p. 76-81); en de laat-middeleeuwse (zestiende-eeuwse?) klucht ‘Plaijerwater’ (Dutch Crossing 24, december 1984, p. 36-71). Op dit ogenblik is een Engelse vertaling van een posthuum verschenen prozafragment van Willem Elsschot in manuscript gereed.

Wat wellicht opvalt in het bovenstaande lijstje, is de afwezigheid van poëzie. Pogingen om oudere, gebonden poëzie groepsgewijs te vertalen zijn wel ondernomen maar bij herhaling mislukt. De sporen van die mislukkingen zijn na te trekken in Dutch Crossing 8 (juli 1979); waar de Engelse versies van een aantal korte gedichten van Vondel vrijwel zonder uitzondering uit de pen van individuele vertalers ontsproten zijn, en in Dutch Crossing 14 (juli 1981), waar drie afzonderlijke vertalingen van een sonnet van Hooft naast elkaar zijn blijven bestaan. De reden waarom dit soort poëzie zich niet leent voor collectief vertalen, heeft ongetwijfeld te maken met het grote aantal niveaus waarop dergelijke teksten gestructureerd zijn, zodat de keuze waarvoor een vertaler op een bepaald niveau opteert, meteen verregaande repercussies heeft op verscheidene andere niveaus; in zo'n geval wordt het lastig om met een groep vertalers tot overeenstemming te komen.

Het zoeken naar een consensus is echter hoe dan ook, ongeacht de aard van de te vertalen tekst, een moeizame aangelegenheid. Als collectief vertalen een debetzijde heeft, dan ligt die in het tijdrovende karakter van de gezamenlijke discussie - al staat daar weer winst op een ander gebied tegenover, zoals aanstonds zal blijken.

 

Algemeen gesproken zijn er, lijkt mij, een drietal aspecten naar voren te halen die het collectief vertalen, in de context zoals die hierboven is uiteengezet, tot een unieke en bijzonder waardevolle ervaring maken. Die positieve aspecten betreffen het

[pagina 75]
[p. 75]

leren van taal, het aanscherpen van belangstelling voor het vertalen als zodanig en het verwerven van inzicht in wat de gecompliceerde activiteit ‘vertalen’ allemaal inhoudt. Over ieder van deze aspecten wil ik nu iets meer zeggen.

Het eerste punt, het leren van taal, slaat voor elk van de deelnemers aan het collectief zowel op de moedertaal als op de vreemde taal. Immers, bijna steeds zal een groep bestaande uit moedertaalsprekers van de beide talen een groter aantal mogelijke - d.i. aanvaardbare of althans verdedigbare - versies van een bepaalde teksteenheid produceren dan de individuele vertaler. Hierbij gaat het dan zowel om een groter aantal lezingen van de brontekst als om een groter aantal varianten in de doeltekst. Het spel van het tegen elkaar afwegen van deze onderscheiden lezingen en varianten kan in beide richtingen heel ver voeren. Dat gebeurt ook in de praktijk en dit maakt vertalen in groep zo tijdrovend. De winst ligt echter in de verrijking van de kennis van de beide betreffende talen als gevolg van dergelijke diepgravende discussies.

Een ander gevolg van het grote aantal doeltekstvarianten dat door een vertaalgroep ter tafel gebracht wordt, is dat - althans in de Londense ervaring - collectief tot stand gekomen vertalingen de neiging vertonen sterk op de brontekst georiënteerd te zijn. Dat komt doordat bij het wikken en wegen van de aangeboden varianten de groep meestal eist dat ieder element in de doeltekst ook met verwijzing naar de brontekst gerechtvaardigd kan worden. Die eis leidt er dan toe dat de brontekst tenslotte op zeer uitputtende, wellicht zelfs op een omslachtige wijze wordt weergegeven.

Als het waar is dat een dergelijke eenzijdige oriëntatie op de brontekst bij collectief vertalen bijna spontaan groeit, dan is het weermiddel in ieder geval niet ver te zoeken. Het aanleggen van een krachtige initiële norm moet voldoende tegenwicht kunnen bieden. Zo werd in Londen bij de vertaling van ‘In een haven’ vooropgesteld dat het stuk speelbaar hoorde te zijn op een Brits toneel met Britse personages, wat drastische gevolgen bleek te hebben voor de persoons- en plaatsnamen in de tekst: die werden zonder pardon verengelst. In het geval van Vestdijks ‘Fantoches’ werd ervan uitgegaan dat het verhaal bij voorbeeld op de radio voorgelezen moest kunnen worden, zodat verklarende ‘noten van de vertalers’ bij voorbaat uitgesloten waren. Die opstelling bracht de groep er zelfs toe voor een onvertaalbaar geacht, want te zeer cultuurgebonden, Nederlands woord een radicale oplossing te kiezen: de hele zin in kwestie werd onvertaald gelaten - een betrekkelijk zeldzaam geval van bewuste nulvertaling op het niveau van de zin. Brontekstgericht kan zo'n oplossing zeker niet heten. Terloops kan hier wellicht nog opgemerkt worden dat ook de kritiek dat collectieve vertalingen vaak ‘vlak’ en ‘onpersoon-

[pagina 76]
[p. 76]

lijk’ zouden zijn, door het stellen van een krachtige initiële norm weerlegd moet kunnen worden.

 

Over het tweede positieve aspect van het vertalen in groep kan ik kort zijn. De nieuwsgierigheid van de studenten kan worden gewekt alleen al door de informele en niet-hiërarchische context waarin aan een gezamenlijk project wordt gewerkt. Het is alleszins een feit dat in de loop der jaren verscheidene deelnemers aan de wisselende collectieven in Londen vervolgens zelf ook weer in groepsverband zijn gaan opereren, ook al bestaan die collectiefjes soms uit slechts twee personen. Daarbij komt dat de Nederlandse afdeling in Londen over een eigen tijdschrift beschikt, dat uiteraard belang stelt in de resultaten van de literaire vertaalarbeid binnen of in de onmiddellijke omgeving van de afdeling. Voor studenten die zich mogelijk als professioneel vertaler willen gaan vormen, is het samenstellen van een portefeuille aan vertalingen en de publicatie van vertalingen waarin zij een aandeel hebben gehad, niet onbelangrijk.

 

In verband met het derde punt, het verwerven van inzicht in het verschijnsel ‘vertalen’ op zich, is het goed eraan te herinneren dat ieder vertaalproces beschreven kan worden als een reeks beslissingen. De vertaler - het maakt niet uit of dit een individueel persoon is of een collectieve eenheid - is gedwongen doorlopend en op verschillende niveaus (lexicaal, syntactisch, semantisch, stilistisch, pragmatisch,...) tussen een aantal alternatieve mogelijkheden te kiezen. De beslissingen die de vertaler te nemen heeft, zijn in eerste instantie gemotiveerd op grond van globale prioriteiten, die te maken hebben met de aard van de brontekst en de beoogde functie van de doeltekst. Uit deze algemene coördinaten vloeien een aantal concrete vertaalnormen voort, in bereik variërend van normen die zich over de hele tekst (het macro-niveau) uitstrekken tot ad hoc normen die slechts een zeer beperkt tekstsegment (het micro-niveau) beslaan. Het is tevens duidelijk dat het hele stelsel van normen dat het vertaalproces op ieder moment stuurt, hiërarchisch gestructureerd is: bepaalde normen kunnen andere logisch in- of uitsluiten, sommige normen zijn krachtiger dan andere, enzovoort.

 

Het verschil tussen individueel en collectief vertalen is op dit vlak waarschijnlijk het best te vatten. Het complexe geheel van vertaalnormen, dat uiteindelijk aard en uitzicht van de doeltekst bepaalt, blijft bij de individuele vertaler vaak voor een groot gedeelte impliciet, al was het alleen maar omdat de persoon in kwestie zich niet steeds ten volle bewust is van bij voorbeeld stilistische voorkeuren, morele of anderszins cultuurgebonden waardeoordelen, en zo meer. Bij collectief vertalen bestaat de

[pagina 77]
[p. 77]

noodzaak om tot een gezamenlijke doeltekst te komen, wat inhoudt dab iedere keuze tussen met elkaar concurrerende versies en varianten de groep er telkens weer toe dwingt expliciete en algemeen - desnoods met meerderheid van stemmen! - aanvaarde criteria aan te leggen. Deze voortdurende problematisering en explicitering van vertaalnormen verschaft een uniek inzicht in de ongehoorde complexiteit van het fenomeen ‘vertalen’. Een formele opleiding tot literair vertaler is er wellicht niet, een rijke leerschool bestaat er zeker: collectief vertalen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Theo Hermans


landen

  • over Groot-BrittanniĆ« (en Noord-Ierland)