Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 343]
[p. 343]

[Neerlandistiek in interdisciplinair perspectief]

De NEM-student en de interdiscipline
Peter King

Enkele jaren geleden pleitte ik, ook in deze universiteit, voor een radicale breuk met de overblijfselen van de humanistische leer in ons talenonderwijs.

 

Ik merkte toen op, dat ondanks de behaviouristische en structuralistische theorieën van Skinner, Sapir en Bloomfield, die de taalverwerving op het basisniveau een radicaal nieuwe richting ingestuurd hadden, men veelal in het middelbare en hogere onderwijs nog koppig vasthield aan de idealen van de humanistische pedagogiek van 400 jaar geleden. Vandaar de welhaast universele koppeling van de taalkunde aan de letterkunde.

 

Ik pleitte toen, dus, voor een verruiming in, als het ware, het gezichts- en geluidsveld van de student, zodat hij met veel meer dan literaire teksten in de doeltaal geconfronteerd zou worden - met de taal in alle aspecten van het huidige gebruik, in de massamedia, door de telefoon en in de zakenwereld.

 

Met de cirkelloop: universiteit en lerarenopleiding - middelbare school - eindexamen en toelating tot de universiteit zal de nexus tussen taal en literatuur niet makkelijk gebroken kunnen worden. Zelfs waar een vooruitstrevende afdeling taalkunde of taalverwerving zich los wilde maken van de conventionele methodiek van het vertalen van literaire stukken in de moedertaal en in de vreemde taal, zou dit niet zomaar door faculteit, universiteit of ministerie toegelaten worden. Durkheim heeft gelijk toch - de universiteiten zijn nog conservatiever dan de kerk.

Maar naast de gelijkluidendheid in de taalkundige pedagogiek in het secundaire en hogere onderwijs, is er een slaafse en onnodige overeenkomst tussen de praktijk in beide sectoren. Ik wil mijn pleidooi voor de ontvoogding van het vreemde-talen-onderwijs dus verder richten op een paar opvallende verschillen tussen school en universiteit, die maken dat de docent aan de universiteit althans ruim de kans heeft om zijn taaldidactiek aan de twintigste eeuw aan te passen.

 

Laten we met de student zelf beginnen. Maken we constructief

[pagina 344]
[p. 344]

gebruik van het duidelijk verschil tussen een achttienjarige in een scholengemeenschap en een negentienjarige in de collegezaal? De eerstejaars studenten genieten per definitie een anonimiteit die hen in staat stelt om hun individualiteit in hun nieuwe omgeving te vestigen. Deze individualiteit kon zich maar met horten en stoten ontwikkelen tijdens de puberteit in een omgeving waar de leerlingen zowel thuis als op school nog als min of meer opgeschoten kinderen beschouwd werden.

 

Toen ik na de oorlog in Cambridge ging doceren, was het daar nog steeds de gewoonte alle studenten met Mr of Miss en de familienaam aan te spreken. Die traditie is nu wat getaand, maar de studenten worden nog steeds door de bedienden van de colleges als jonge dames en heren toegesproken.

Het principe is juist, want hoe groot het verschil in status of leeftijd tussen student en docent ook is, zij staan naast elkaar in het beoefenen van de wetenschap.

 

Nu weten we helaas uit ervaring, dat dit voor sommige studenten een onrealistisch en zelfs ongewenst ideaal is. Ze willen zich alles met de lepel laten ingieten, net zoals op school. Toch mag de docent niet aan de verleiding toegeven om op zo'n manier betere resultaten op korte termijn te boeken. Hoe sneller de student in de volwassenheid ondergedompeld wordt hoe beter.

 

Bij de gewenste verstandhouding tussen docent en studentenmedewerkers als volwassenen onder elkaar zullen sociale verhoudingen een rol in het leerproces gaan spelen, die op school ondenkbaar waren. Het kudde-instinct dat zo fnuikend is voor de natuurlijke ontplooiing van verhoudingen tussen individuen, vooral tussen de geslachten, valt totaal weg op de universitaire campus - en hoe!

 

De docent is er zich natuurlijk bewust van, dat de studenten geen half-gemotiveerde leerlingen meer zijn. Maar beseft hij tevens dat deze volwassen of bijna volwassen individuen vóór hem of om hem heen gestimuleerd zullen warden door een benadering en een verhouding die weinig gemeen heeft met de toestand in het schoollokaal? Persoonlijke meningen worden nu erg belangrijk en komen ook spontaner tot uiting. Discussie en debat kunnen nu zo intens worden, dat die zelfs op gang gebracht kunnen worden in de doeltaal. Juist de belangstelling onder deze leeftijdsgroep voor de reacties van het andere geslacht opent nieuwe perspectieven voor bespreekbare onderwerpen, en voor het rollenspel.

 

Voor de pedagogiek is het grootste voordeel dat uit deze volwassen verhouding behaald kan worden, de kritiek. Als de

[pagina 345]
[p. 345]

studenten de kans gegeven wordt om hun mening over de cursus en het doceren daarvan te geven, zullen ze niet alleen weten dat hun mening gewaardeerd wordt, maar ook dat ze echt mee kunnen doen aan het samenstellen van een cursus waarvan zij immers het belangrijkste element zijn.

 

Kortom - de voornaamste eigenschap die de student van de leerling onderscheidt is het beroep op de eigen individualiteit. Dit betekent dat de student eerder met zijn eigen mening voor de dag komt, dat hij zijn eigen motivatie moet vinden en handhaven en vooral, dat hij zijn eigen onafhankelijkheid moet leren erkennen en uitbuiten. Het is vooral hierom dat de docent bijzonder voorzichtig moet zijn met de leiding die hij de student biedt.

 

Deze snel ontwikkelde onafhankelijkheid die de student in staat moet stellen alles en nog wat op eigen initiatief te organiseren, komt uiteraard volledig tot haar recht wanneer de student de kans krijgt een tijdlang in het buitenland en in ons geval dus in de Nederlanden te gaan wonen. Vooral nu met ‘Erasmus’ zijn er allerlei mogelijkheden: een zomercursus, een georganiseerde korte tournee ter kennismaking, een vakantiebaan, een assistentschap in het middelbaar onderwijs, deelname aan academische cursussen tijdens één of meer semesters en stages.

 

Nadelen van de zomercursus en het kort bezoek in groepsverband zijn natuurlijk dat de organisatie zelf de onafhankelijkheid en het initiatief van de studenten beperkt en dat de studenten, net zoals bij schoolreisjes, met hun eigen landgenoten optrekken en de doeltaal minder gebruiken.

 

Een nadeel van een assistentschap is dat de student hoofdzakelijk bezig is met zijn moedertaal en vaak te weinig persoonlijk contact heeft met de vaste stafleden van de school, om de vreemde-taalomgeving ten volle uit te buiten.

 

De combinatie: academische cursus met stage kan buitengewoon produktief werken. De stage zorgt er voor, dat de student geroutineerd leeft, maar op eigen houtje. Hij komt bovendien in aanraking met een totaal ander soort leven, met andere gezichtseinders, andere mensen, een ander taalgebruik (soms uitgesproken dialectisch). Bovendien kunnen de theoretische en praktische werkzaamheden elkaar aanvullen en stimulerend op elkaar werken. Uiteraard is de ervaring zelf nuttig, en die kan ook als proefdraaien fungeren voor het soort werk dat de student uiteindelijk zoekt, en de ervaring kan zelfs als introductie dienen tot een permanente aanstelling bij de organisatie waar hij die stage loopt.

[pagina 346]
[p. 346]

Het doel van een verblijf in Nederland moet dus zijn: gezichtsverruiming en verdieping. De ervaringen moeten zodanig zijn dat de student zich bewust wordt van zijn individuele reacties daarop, en de duur van het verblijf moet lang genoeg zijn om hem inzicht te verschaffen in zijn eigen persoonlijkheid en zijn verhouding tot zijn omgeving.

 

Zoiets veronderstelt natuurlijk dat het verblijf pas in het derde of vierde studiejaar plaats vindt, wanneer de student zich niet alleen in de taal kan redden, maar het vertrouwen heeft zich inderdaad mét de taal te redden, en niet gemakzuchtig een uitweg te vinden in zijn eigen taal. Het doel echter, gezichtsverruiming en verdieping is, dacht ik, iets dat impliciet vooropstaat in het hoger onderwijs, en dus van begin af aan nagestreefd moet worden.

 

En inderdaad de mogelijkheden tot verruiming en verdieping zijn van begin af aan voor de student zo voor de hand liggend, dat hij ook in dit opzicht het verschil moet merken tussen school en universiteit. Maar maakt de docent er gebruik van? Op eigen initiatief wordt de student misschien lid van verenigingen die voor hem wildvreemde activiteiten betrachten. En de docent? Vraagt hij zich wel eens af hoe de aanwezigheid van prachtig ingerichte wetenschappelijke laboratoria, van specialisten op het gebied van toneel, administratie, audio-visuele technieken enzovoort hem en zijn studenten van nut kunnen zijn?

 

Een student wordt lid van een kerkelijke vereniging, loopt colleges theologie zowel als Nederlands en komt tenslotte terecht bij een studie van Willibrord. Een andere student volgt min of meer hetzelfde patroon, maar hij is nu bezig met een scriptie over De Kuyper. Toevallig bevonden zich in een groep van twaalf nieuwe studenten onlangs niet minder dan drie instrumentalisten: een pianist, een cellist en een altvioliste. Met de faciliteiten van de muziekafdeling en de bibliotheek in de universiteit konden ze een klein concert van Nederlandse kamermuziek samenstellen en uitvoeren.

 

Dit brengt me op het terrein van een buitengewoon vruchtbaar experiment van mijn collega, Roel Vismans. Hij zat met het probleem, dat niet alleen in Engelse universiteiten voorkomt, denk ik, van eerstejaarsstudenten die in een vacuüm belandden omdat de colleges gestopt waren vanwege examens waar de eerstejaars niet bij betrokken waren. Hij liet daarom deze eerstejaarsstudenten een project naar eigen keuze voorbereiden en uitvoeren tijdens de laatste weken van het derde trimester. Het resultaat was een studenten- ‘show’ waarbij oudere studenten en

[pagina 347]
[p. 347]

staf getracteerd werden op de reeds genoemde muzikale uitvoering, op een gezamenlijk beschreven en voorbereid menu van Indonesische gerechten (gevolgd door het verorberen ervan), en een video-opname. U ziet het dus - laat de studenten hun belangstelling verruimen en verdiepen, en juist omdat dit of dat hun belangstelling wekt kom er iets aardigs uit, waar zij zelf plezier van hebben en terecht blij mee zijn, en waar hun kennis van de Nederlandse taal en cultuur zeker niet minder van wordt. Muzikale belangstelling, gastronomische belangstelling - goed... maar die video-opname? Daar werd een derde groep studenten bij betrokken alleen maar vanwege het enthousiasme van een video-gek - een aardige vent maar zeker geen hoogvlieger.

 

Het was de bedoeling van zijn opname om aspecten van Hull en Humberside (een kust- en havengebied aan de oostkant van Engeland ter hoogte van Schiermonnikoog) te tonen, die aan Nederland doen denken. Voor dit doel was aardig wat initiatief van de studenten vereist. Ze moesten uitzoeken of en waar Nederlanders in de omgeving werkzaam waren, en in welke hoedanigheden. Ze moesten Nederland zelf aardig kennen om een overtuigende vergelijking met aspecten van de omgeving te trekken. Afspraken moesten worden gemaakt met eventuele medewerkers die geïnterviewd zouden worden, en de weerstand van enkelen die minder behulpzaam waren moest overwonnen worden. Dit was een groepsproject met uiteraard het doel om de eerstejaarsstudenten uit hun taalschuchtere hoekje te lokken. Iedereen moest aan de beurt komen: òf als interviewer òf als iemand die commentaar leverde. Het resultaat is daarom eerder democratisch dan elitair. Het zijn zeker niet altijd de beste sprekers die de beste bijdragen leveren. Het gaat er immers om, de student te stimuleren om zijn taalkennis te paren aan zijn eigen interessen daarbuiten, met andere woorden, om zijn speciale belangstelling binnen het Nederlandse taalbestek te plaatsen.

 

Deze zomer heeft collega Roel Vismans de eerstejaarsstudenten twee projecten laten uitvoeren: een beschrijving en kritiek op de tentoonstelling van Leidse prenten in het stadsmuseum van Hull en een voordracht (met eigen tekeningen) van een verhaal van Godfried Bomans.

 

Over de plaats van de kunstgeschiedenis als interdisciplinaire bijdrage aan een cursus neerlandistiek, heb ik nog niets gezegd, omdat ik meen de opmerkingen van collega Vekeman hierover volkomen te beamen. Wat de tweede zojuist genoemde opdracht betreft, het volgende: het blijkt alweer dat de eisen gesteld door de coördinatie en coöperatie bij zo'n project, een verhoogde prestatie van iedere student uitlokt. In zo'n samenwerking staat de reputatie van de groep letterlijk en figuurlijk op het spel.

[pagina 348]
[p. 348]

En om deze samenwerking in groepsverband in het leven te roepen, moet men een beroep doen op de veelsoortige talenten van individuen in een omgeving waar allerlei technische en andere hulpmiddelen aanwezig zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Peter King