Ik zal het maar eerlijk toegeven: ik heb rechtbankverslaggever Eric Koch en rechtbanktekenaar Samson van De Telegraaf boos gemaakt. Voor Vrij Nederland zat ik op de persbank bij de rechtszaak tegen Simon Vinkenoog (marihuana), om wat meen ik een ‘stemmingsstukje’ heet te schrijven. Wat beide Telegrafisten betreft, werd het een ‘ontstemmingsstukje’. Ik zat naast Samson, die mij jaren geleden eens van een misstap weerhield, zonder dat hij zich dat bewust was. De verkiezingen waren op komst. Ik had na lang aarzelen, en na alle roadtests van de beschikbare politieke partijen te hebben bestudeerd, besloten dat het ogenblik gekomen was om op de VVD te stemmen. Haya was er toen nog niet, misschien zat zij nog bij De Telegraaf. Juist toen ik mijn besluit genomen had, werden de Amsterdamse bruggen en muren overwoekerd door een schimmel van plakkaten, getekend door Samson, waarop (als ik mij goed herinner) brave middenstanders door socialisten of zoiets gewurgd werden, afschuwelijke prenten, getekend vanuit een mentaliteit die nu nog opgeld doet in Rusland (men kijke er de Krokodil maar eens op na), met slechts dit verschil, dat worger en geworgde van plaats gewisseld zijn. Geen essentieel verschil dus. Ik besloot dat een partij die zulke reclamebiljetten als aanbeveling duldde, geen juiste partij voor mij kon zijn, en kijk toch eens aan: daar zat ik naast de man die mij dit inzicht verschafte! Hij tekende. Akkoord, dat was zijn werk, vervelend was alleen dat hij ook zo rücksichtslos met zijn potloden en andere instrumenten rommelde, zodat van het toch al bijna onverstaanbare gemompel van verdachte en getuigen weinig te verstaan viel. Ook bleek hij een drukke prater, evenals Eric Koch. Nu moet ik toegeven dat het mijn eerste rechtszaak was en ik wil aannemen dat je als
routiné op de perstribune in de rechtszaal eenzelfde losse levenshouding aanneemt als op de perstribune van bijvoorbeeld het Olympisch Stadion, waar Eric Koch zijn zondagen slijt. Han Lammers is weliswaar van mening dat, hoe meer rechtszaken je beroepshalve moet volgen, hoe stiller en meedogender je wordt, maar dat hoeft natuurlijk niet voor iedereen te gelden. In ieder geval was het voor een ‘ontstemmingsstukje’ onontbeerlijk enkele opmerkingen van de beide Telegraaf-medewerkers te vermelden. Zij tekenden de sfeer, althans in die hoek, en tenslotte (de enige perstribune die ik ken is, zoals gezegd, die in het stadion) zal geen enkele rechtgeaarde sportverslaggever verzuimen de kernachtige uitspraken van Hans Boekman te vermelden, Eric Koch zal dat zeker willen bevestigen. Bovendien (dat vergat ik nog bijna) deponeerde verdediger Herman Kater met een boos gezicht een artikel van De Telegraaf over de zaak-Vinkenoog bij de rechtbank, en ik zou dus in mijn taak te kort zijn geschoten als ik niet minstens even vermeld had dat Samson schamperde: ‘Marihuana, goed voor u. De dokter gebruikt het zelf!’ toen dr O. de Vaal getuigde dat marihuana niet meer, misschien minder schadelijk is dan alkohol. Toen mr Romke de Waard, de rechter, wat dieper inging op Vinkenoogs marihuanaproblemen, schamperde Koch: ‘Volkomen zinloos, al dat getrekkebek. De wet stelt het strafbaar, en daar zit-ie voor!’, en zo waren er nog wel enkele typerende opmerkingen, die echter
[p. 12]
niet door mij vermeld werden. Ik ken mijn grenzen. Later hoorde ik, dat Koch en Samson boos waren. Zoiets deed je niet, onder collega's. Dan zou je nooit meer iets onder elkaar kunnen zeggen. Tja, wat moet ik daar nu op antwoorden? Al die journalisten maar ijverig opschrijven wat anderen zeggen, links en rechts meninkjes plukken, alleen die van de journalisten zorgvuldig verzwijgend, hoewel journalisten toch het denkende deel van de natie vormen, of (laat ik het liever zo zeggen) wat het nieuws betreft de voorproevers zijn van de krantelezers. Me dunkt dat het van belang is, wat zij ervan denken. Daar komt nog iets bij. Wat zijn collega's? Is iedere journalist een collega van een andere journalist, of is alleen de rechtbankverslaggever een collega van een andere rechtbankverslaggever? Je kan het probleem nog scherper stellen. Is Lunshof een collega, die je collegiaal behandelt? Zijn journalisten van De Telegraaf mijn collega's? Is Jacques Gans een collega van me? In 1962 heeft hij een ironisch stukje van me in Hollands Weekblad over de wat al te spontane oprichting van een clubje Indonesië-gangers, direct na het akkoord, door het weglaten van woorden en zinsneden zo weten te draaien, dat inplaats van de kritiek op de haastige snoepreizigers, het beeld ontstond van ‘een volijverige oppoetser van de onderdrukking’, zoals de heer Gans mij zo plastisch omschreef. Hij vervormde mijn stukje tot wat hij zelf noemde: ‘een pleidooi, dat toenadering tot de roepia-woestijn van Soekarno zoekt’, en ik heb dat gemerkt ook, want korte tijd later moest ik als tv-criticus van het Utrechts Nieuwsblad in drie afleveringen onder de titel ‘Scheepmaker en het crypto-communisme’ (I, II en III) strijd leveren met een abonnee die in het plebeïsche Telegraaf taaltje
de ideeën van Gans inzake mij nader uitwerkte. Mijn goede vader heeft daarna natuurlijk prompt zijn abonnement op De Telegraaf opgezegd. Er kwam een uitvoerig antwoord (gedateerd 5 september 1962), met onleesbare handtekening, en ik voldoe gaarne aan de honderden verzoeken die mij bereikten, om er uit te citeren. Daar gaan we dan. ‘Hooggeachte Heer, Dat de heer Gans de dingen dikwijls ongezouten zegt en dat dit naar bepaalde smaken of opvattingen wel eens in wat erg heftige bewoordingen gebeurt, valt moeilijk te ontkennen. Wij zouden het op prijs stellen indien u ons een door hem geschreven onwaarheid zoudt kunnen voorleggen. Wij realiseren ons dat het niet gemakkelijk zal zijn u van de onbetwistbare goede trouw te overtuigen, die op de bodem ligt van alle stukjes van deze, weliswaar felle, doch strikt eerlijke pennestrijder. Voor wie Gans persoonlijk kent, behoeft dit echter geen betoog. De mens Gans is een geheel andere persoon dan u zich, naar wij uit uw brief begrijpen, voorstelt. In het persoonlijke contact is hij een charmante, bezonken, wijsgerig ingestelde man, die als iedere schrijver zijn soms fel bewogen gemoed afreageert met zijn pen. Daardoor krijgt men afwisselend van hem te lezen: dichterlijke ontboezemingen, scherpe kritiek of levenswijze beschouwingen, al naar zijn innerlijke drijfveren. In al deze stukken echter is zijn bedoeling volstrekt eerlijk.’ (Vervolgens wordt wat gemeierd over de tradities van De Telegraaf en er wordt op gewezen dat er kolommen worden volgeschreven die afgestemd zijn op bepaalde belangstellingsgroepen. Sportpagina's etcetera. ‘Dit geldt eveneens voor de kolommen van Pasquino, van Gans, van Eric Koch enz.’).
Nogmaals dus de vraag: ben ik mijns broeders hoeder? Is Koch, of welke journalist van De Telegraaf dan ook, een collega in de heilige betekenis van dat woord?
Iedereen is het er over eens: prinses Irene heeft zich abominabel gedragen, vooral tegenover haar moeder. Maar zomin als Beatrix bekeurd werd wegens foutief parkeren (zomin als Irene bekeurd zal worden wegens het rijden in verboden richting of het verwisselen van nummerborden), zomin zal zij worden vervolgd wegens majesteitsschennis.
Gard Sivik (Barbarber trouwens ook) scheppen er genoegen in door citaten een geesteswereld of een geestesleegte op te roepen. Zulke ‘objets trouvés’ kunnen inderdaad veelzeggend zijn. Ik persoonlijk ben zeer geimponeerd door de tv-kritiek van ene P.M. in de Nieuwe Limburger van 31 maart. Het feit dat zijn initialen eronder staan, bewijst
[p. 13]
dat P.M. echt iemand is. Ik geef de tweede helft van zijn tv-kritiek over de paasdagen: ‘Om drie uur vermaakten de “Dikke en de Dunne” de zaak en Donald Duck deed er aansluitend nog een schepje bovenop. Met een BBC-film werden de kijkers van even na vier uur tot over vijven meegenomen op een ballonvaart over de Alpen en dit programma-onderdeel zal speciaal bij de vakantiegangers heimwee hebben opgeroepen. Na een altijd weer interessant weekoverzicht van binnen- en buitenland verschenen Willy Walden en Mieke Verstraete op het scherm als broer en zus in de KRO-uitzending “Erik Sikkes en de kraan”. Een balletfantasie, gedanst door een Spaans danspaar, kwam in plaats van een ontmoeting met de Belgische journalist Omer Grawet met Jan de Cler. Tussen de KRO-programma's door kwam de NTS met “Stilte a.u.b.”, de inzending van de Tsjechische tv voor het Festival van Montreux van 1963. Kiekeboe had weer enkele slachtoffers gemaakt die de kijkers werden gepresenteerd door Teddy Scholten. Anton Kersjes dirigeerde het kunstmaandorkest, dat met solistische medewerking van Daniel Wayenburg populaire werken bracht uit het moderne Franse repertoire. Uitgevoerd werden het pianoconcert voor de linkerhand en de Bolero van Maurice Ravel, welke beide een uitstekende vertolking kregen. P.M.’
Ik kan uren kijken naar zo'n kritiek, ik raak er als het ware door gebiologeerd. De Nieuwe Limburger heeft meer abonnees dan het Algemeen Handelsblad en de NRC.
Na het nachtconcert in Carré van Sammy Davis Jr (laat de ouwe niet merken dat je jr weglaat; hij wil niks met al die flauwekul te maken hebben!) stond ik trouwhartig met de auto voor Carré om mijn vrouw af te halen. De AVRO had alleen in de nok van het circus, vanwaar je altijd zo goed de trapezenummers kunt volgen, wat plaatsen voor de pers kunnen bemachtigen, en je kreeg er maar één per krant of gezin. We hebben er (ik zeg dat er tussen haakjes even bij, voor de volledigheid) eerlijk om getosst wie zou gaan, al duurde het wel even voor haar kant boven kwam. Ik had echter gezorgd voor de afloop al ter plaatse te zijn, en door mij in de hal op te stellen wist ik toch nog alle bekenden de indruk te geven dat ik er ook geweest was. Joop van Tijn kwam ik bijvoorbeeld tegen, hij wilde naar Hilton maar had geen vervoer, taxi's waren schaars op dat uur, het leek wel oorlog. We reden hem er heen, hij nodigde ons binnen uit voor een snack, maar omdat ik net als Ben Goerion en Larsen geen das had omgedaan (ik
spaar deze bentgenoten, maar ze moeten wel van standing zijn, anders tellen ze niet) aarzelde ik, temeer omdat Hilton de naam heeft duur en deftig te zijn. Joop van Tijn, die een man van diezelfde wereld is die door zijn hoofdredacteur altijd besproken wordt, zei echter dat dat juist een voordeel was, want dan vroeg je gewoon aan de balie even een das. De bar was om 1 uur al dicht en een das hadden ze niet, maar die was toen ook niet meer nodig. Met de jassen aan bleven we in de hall zitten wachten op Sammy, want Van Tijn wou 'm nog even interviewen. Eerst kwamen Prior, Van der Zee en Rooyens, vergezeld van vrouwen, het hotel binnen. Zij hadden Toon Hermans en zijn vrouw meegenomen, maar Sammy, die even later binnenkwam, gaf geen draad sjoege, was boos, enfin, dat hebt u in de H.P. kunnen lezen. Toon Hermans, die wel eens eerder een beroemde artiest had gezien, zei iedereen gedag en ging naar huis, de AVRO-bonzen bleven wat dralend staan wachten, hopend op belet bij Sammy, die naar gezegd werd boos was omdat Prior de party niet georganiseerd had waarop hij gerekend had. Iets te drinken kon je niet krijgen, behalve op je kamer, maar die had niemand, wij niet, die ons strikt afzijdig hielden van het AVRO-groepje, en zij ook niet, al opperde Siebe van der Zee dan in godsnaam maar even een kamer te huren waar ze zouden kunnen samenzijn. Tenslotte streek Hilton zijn hand over zijn buidel, in een hoekje kreeg de AVRO te drinken, en toen konden ze ons ook niet meer overslaan. Wantrouwend elkaar gadeslaand als twee, per ongeluk op elkaar gestoten kuddes met, ondanks de vele overeenkomsten, toch ook enkele verschillen, dronken we ieder het zijne. Joop
[p. 14]
van Tijn was al snel na onze aankomst zo slim geweest zijn jas uit te trekken, waardoor hij de indruk maakte een ingezetene van het hotel te zijn, en inderdaad was Sammy in het voorbijgaan genegen iets tegen 'm terug te zeggen, maar een interview kon je het niet noemen. Niet eens een binnenshuis straatinterview. Om tien over half vier mochten Prior, Van der Zee en Rooyens (die als bemiddelaar vooruit was gestuurd) even boven komen (20 minuten, de vrouwen bleven beneden), daarna gingen zij naar huis, ons vriendelijk gedag knikkend. Ondertussen zat Van Tijn te loeren op gaten in de verdediging, wat hem als oud-international van het Nederlands hockey-jeugdelftal gemakkelijk afging, althans het loeren, want de gaten vielen niet. Wel kwam tenslotte Sammy's secretaris nog even argeloos naar beneden. Die heeft toen nog aardig wat afgepraat met Van Tijn, terwijl wij slaperig, maar als voyeurs toekeken hoe je dat nou doet als showpaginajournalist (tenslotte is de Haagse Post één grote showpagina). Geen makkelijk baantje. Ik zou het niet kunnen. En wat is dan nog het resultaat van enkele uren beschaafd zwoegen? 28 regeltjes! Ik zou het niet kunnen.
In Hongarije werd op een landbouwkundig instituut de Hongaarse tarweproductie vergeleken met de Amerikaanse. Chroesjtsjow was de eregast. Hij wuifde de genoemde cijfers weg. ‘Ik weet wel beter’, zei hij. ‘U moet niet zo opscheppen.’ Het aardigste was nog dat hij eraan toevoegde: ‘Ik vertel het u zeer tactvol, omdat ik mij bewust ben dat ik uw gast ben’. Daarna gaf hij de juiste cijfers van de Amerikaanse productie, die de Hongaarse productie ruimschoots overtrof. ‘Ik vertel het u zeer tactvol...’ Chroesjtsjow laat zich altijd graag voorstaan op zijn kennis van de landbouw. Hij is gewoon een boer.