Goudkorrels.
Een booze mensch gelijkt aan eene uitgedoofde kool: hij brandt niet; hij maakt ze zwart.
De verduldigheid is de sloter van alle deuren en het geneesmiddel van van alle kwalen.
Die geen plichten kent, mag geen rechten eischen.
Waar de tong veel werkt, liggen de handen stil.
Die gal in den mond heeft, kan geen honing spuwen.
Een net huis, eene vrolijke vrouw en eene smakelijke tafel houden den man tehuis.
Het zijn geen aangename gasten, die in een gezelschap voor twee eten of drie drinken; maar het onaangenaamst zijn zij, die voor allen spreken.
Zoekt eene plaats voor alles en legt alles op zijne plaats.
Wees bang voor schulden, want schulden maken eenen mensch zoo licht schuldig.