Nieuwe Wegen. Jaargang 4
(1913)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKanunnik Lodewijk Van Haecke.Iedereen wist hoe Kanunnik Van Haecke vlug en vindrijk van geest was, hoe hij altijd het antwoord bij de vraag gereed had en nimmer miste van den nagel op den kop te slaan, 't Was genoeg dat eene pittige bemerking in omloop kwam, dat ergens eene kluchtige spreuk gehoord werd, om aanstonds op den eigenaardigen man te doen denken. Zoo werd hem meermaals toegeschreven wat hem niet toebehoorde. Zoo doet ook ‘Ons volk ontwaakt’ met hem op te vesten het wisselwoord ‘ficta facit’ op naam van Bisschop FaictGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 104]
| |
Misschien kan men opwerpen: Heeft hij dit of dat niet gezeid of gedaan, hij was er toch bekwaam toe! juist gelijk Mijnheer Van Haecke handelt met de heilige Vaders en Kerkleeraren. Gebeurde het dat men op de doodsantjes die hij wonderschoon opstelde, eene treffende spreuk bemerkte aan Augustinus, Bernardus of anderen toegeschreven en hem vroeg: Waar toch hebt gij die aanhaling van dezen heilige gevonden? Nergens, antwoordde hij, maar die heilige was toch heilig genoeg om zoo te denken en had verstand genoeg om zoo te schrijven. Tot herinnering aan den geestigen en gulhartigen man, volgen nog eenige omstandigheidsgedichtjes: 18 Juli 1866, jubelfeest van den Hoogeerw. Deken Van Coillie op St-Gillis, te Brugge: Baas Vanhecke-Coucke
Wenscht voor lange jaren nog
Voor den Deken menig koeke
Fijn te kneden in zijn trog!
Op 9 Juli 1868, inhaling van Pastoor Frutsaert, op St. Walburga, bij Sint Maartensbeeld: Sinte Maarten op zijn paard
Groet met blijdschap d'Heer Frutsaert
Wien hij zegen en geluk
Wenscht, en dan de jubelkruk.
Op 10 Juli 1893, jubelfeest te Pitthem van Karel De Deurwaerder als schutter der Handbooggilde ‘St. Sebastiaan’ waarvan hij Keizer was: Hij was nooit perselekker,
Vijftig jaar stond hij zijn man,
Vrome schutter, gaaienstekker,
Ziet wat Keizer Karel kan.
De misdienaar, die om 9 ure, in Sint Jacobskerk de heilige mis diende, had een boekje dat de Koster teekende om den Broeder-Onderwijzer juist te berichten wanneer het kind de kerk verliet. Zekeren dag, na de mis, ziet Mijnheer Van Haecke zijnen misdienaar met treurig gezicht en tranend oog: Waarom weenen? vraagt hij. Ach! Mijnheer, ik heb mijn boekje vergeten en zal gestraft worden. - Wees zonder vreeze, kind, ik zal dat effen maken. En aanstonds schreef hij eenige regels, stak het geschrift onder omslag, en: Ga haastig nu ter school en geef dit den Broeder. Het kind, getroost en gerust, was welhaast met zijn briefje bij den lessenaar zijns meesters, die den omslag scheurde en las: Dit kindje heeft onschuldig zijn boekje vergeten,
Tot daar!
't Is beter of had het in zijn broekje gesch...
Niet waar?
Hoe keek de Broeder?... In alle geval, werd toch Emile Jacobus niet gestraft. | |
[pagina 105]
| |
Om nu deze aanteekeningen niet te eindigen met een scheetje, voegen wij hier eene goede raadgeving van Kan. Van Haecke: zij past allerbest, want morgen is het Maria's bezoeking (2 Juli): Op weg
Als gij voorbij een Onze Vrouwtje gaat,
Met eerbied, toog waar dat uw hoedje staat,
En zeg
Ave Maria!
H.V.
|
|