gans zelve. Ze stopt haar vingertjes in den mond van angst en staat zoo dicht tegen den boom gedrukt als of ze er doorheen zou willen kruipen.
Dat is nu Filax de trouwe hond, bewaker van de boerderij. Wat eene mooie kop heeft hij en wat spitst hij de ooren bij ieder geraas. Geen vreemde wordt door hem op de boerderij geduld, en slechts als de boer of de boerin en de kinderen vriendelijk met den bezoeker zijn, komt Filax ook kwispelstaartend naderbij. Geen grooter vriendin van de kinderen dan Juno, de andere hond. Dat goede dier heeft de liefde en dankbaarheid van het geheele huisgezin. Op zekeren dag was klein Hansje het jongste
zoontje verdwenen. Het lieve ventje, eerst drie jaren oud, was nergens te vinden. Men doorzocht de bosschen en velden, doch Juno ging naar de vijver en vond daar Hansje's hoedje drijven. Juno sprong te water en slaagde er nog in Hansje met zijn tanden aan de kleertjes op het droge te brengen. Daarna vloog hij druipend en kwispelend naar de baas toe, en dwong deze zoo hem te volgen naar de plaats waar Hansje in het zonnetje lag te drogen.
Op Claartje's dagelijksche wandeling ontmoet ze vaak Fietje de kleine dochter van den ouden schaapherder. Als grootvader ziek en sukkelende is, dan vervult Fietje zijn plaats bij de kudde. Ze zorgt dan dat grootvadertje zijn keteltje koffie heeft en dat zijn boterhammen klaar staan, en zijn gaat op pad en zorgt voor de schapen en lammeren, terwijl ze een paar wollen {problem}en voor grootvadertje afbreit.
Ha, ha, een rat in de val. Nu dat is de moeite waard. Die kwade rakkers hebben den