Vyff geestelicke liederen
(1592)–Anoniem Vyff geestelicke liederen– Auteursrechtvrij
Naer de voys.
| |
[Folio A3v]
| |
En wilt nu vrolijck singen,
Prijst Godt onsen, Hemelschen Vaer,
En wilt hem loff, toebringen,
Want hy door sijn, bermherticheit:
Ga naar margenoot+De Mesias, die was voorseijt,
Ons goedich heeft gegeuen,
Ga naar margenoot+Christus de Heer, in Jsrael:
Ga naar margenoot+Onsen heylant, Emanuel,
Des wilt in vreuchden leuen.
Ga naar margenoot+Siet een vreucht der gerechtigheit,
Heerlick, hooch ghepresen
Ga naar margenoot+De Steer in Jacop toegeseyt,
Js claer opgeresen,
Ga naar margenoot+De Leuu van Juda, groot van Cracht,
Ga naar margenoot+Een stercke belt, veruult met macht,
Het zaet, seer hooch van werden:
Ga naar margenoot+Waer door wy worden, breedt en wijt,
Salich en ghebenedijt:
Js gecomen op erden.
Des weest niet stil, O Christenheyt,
Maer dancket Godt van bouen,
U hert en zielle, sy bereijt,
Stadich Godt te louen,
Ga naar margenoot+Want ons een Kindeken, is geboren,
Dat ons verlooft, van godes tooren,
Ga naar margenoot+En brengt ons, tot genaden,
Des singet al, van herten blij:
Halleluja, Ghelooft Godt sy
Uan alle zijn weldaden.
Dit Kindeken, Genade rijck,
| |
[Folio A4r]
| |
Js Godes Soon ghepresen,
Uan eender Maget, suyuerlijck,Ga naar margenoot+
Geboren so wy lessen:
Te Bethlehem, Jnt Jodtsche landt,Ga naar margenoot+
Genamt Jesus, onsen heylandt,Ga naar margenoot+
Een Kindeken seer reene,Ga naar margenoot+
Waer ons dit Kindeken, niet geboren,
Wy bleuen altemael verlooren,
Het brengt ons wt ghemeene.
Des looft den Heer, ghy Christenen al,
Uan sijn groote weldaden,
Die tot ons in, dit aertsche dal,
Om ons van Sondt, tontladen:
Uan bouen wt, des Hemels troon,Ga naar margenoot+
Gesonden heeft, sijn lieuen Soon,
Wilt hem hertlijck prijsen
Singt loff en danck, minst ende meest,
Godt Uader, Soon, en heylige Geest,
Wilt Godt eer bewijsen.
Wy dancken dy, Godt Uader rijck,
U louen wy van herten,
Wy prijsen dy, alle ghelijck.
Ghy helpet ons wt| smerten,
O Godes Soon, u dancken wy,
Ghy die ons maeckt, van sonden vrij,
En brengt ons tot Genaden,
O heylige dryeenicheit,
Weest gelooft inder eeuwicheit,
Uan alle weldaet Amen.
FINIS. |
|