Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bouwstoffen voor de geschiedenis der wis- en natuurkundige wetenschappen in de Nederlanden (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bouwstoffen voor de geschiedenis der wis- en natuurkundige wetenschappen in de Nederlanden
Afbeelding van Bouwstoffen voor de geschiedenis der wis- en natuurkundige wetenschappen in de NederlandenToon afbeelding van titelpagina van Bouwstoffen voor de geschiedenis der wis- en natuurkundige wetenschappen in de Nederlanden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.32 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/natuurwetenschappen/wiskunde
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bouwstoffen voor de geschiedenis der wis- en natuurkundige wetenschappen in de Nederlanden

(1878)–David Bierens de Haan–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

BOUWSTOFFEN VOOR DE GESCHIEDENIS der WIS- EN NATUURKUNDIGE WETENSCHAPPEN IN DE NEDERLANDEN. door D. BIERENS DE HAAN.

II. Meindert Semeyns.

1. Meindert semeyns was een liefhebber-natuurkundige, die in de tweede helft der vorige eeuw van zich heefft doen spreken, maar die sedert geheel vergeten was. Twee bundels van zijne geschriften vielen mij in handen, kort op elkander; en dit gaf aanleiding tot een opstel in de ‘Bulletino van den Prins balthasar bongompagni’Ga naar eind1). Deze liet daarop een onderzoekGa naar eind2) volgen naar de bibliotlieken, waar zich deze geschriften nog bevonden; en daaruit bleek, dat mijne verzameling nog meer bevatte dan men aldaar had opgespoord. Ik wil hier de uitkomsten van dit onderzoek mededeelen.

Meindert semeyns beboorde tot een Enkhuizer geslacht, dat in den tachtigjarigen oorlog bijzondere diensten aan het vaderland had bewezen, door prins willem I met geld te ondersteunen. Daarvoor ontvingen de Semeynsen in 1577 eene Acte van preferentieGa naar eind3), die in latere tijden herhaaldelijk werd bevestigd, en die hun de preferentie verleende bij elk openbaar ambt, dat ‘zij, bekwaam wezende, mogen begeeren.’ Dit geslacht had toen en later herhaaldelijk zitting in de Stadsregeering. Onze meindert semeyns was een kleinzoon van zijn naamgenoot, die in genoemde Acte voorkomt; hij werd geboren in 1695 uit simon semeyns en simontje semeyns te

[pagina 27]
[p. 27]

Enkhuizen en overleed aldaar den 10den April 1775, alzoo op bijna 80-jarigen leeftijd. Hij huwde den 16den April 1729 met anna palesteyn, en kreeg uit dit huwelijk drie dochters: claasjen, geboren den 6den November 1731, aaltjen, den 27sten Februari 1734 en simontjen, geboren den 26sten Juli 1736.

De ouders van meindert semeyns waren onbemiddeld; na dus het aanvankelijk onderwijs in lezen, schrijven en rekenen benevens wat stuurmanskunst geleerd te hebben, voer hij reeds in 1715 als stuurman naar de Oost-Indiën, vanwaar hij in 1718 terugkeerde; hij deed toen zijn examen bij de Amsterdamsche kamer der Oost-Indische Compagnie, voor den toenmaligen Examinateur der Oost-Indische stuurlieden, mattheus soeten, den schrijver van de ‘Algemeene Manier tot het maaken van Sonnewysers’Ga naar eind4) en van eene ‘Medulla Algebrae of het Merg der Stel-konst,’ handelende over analytische meetkundeGa naar eind5).

In 1720 voer hij als onderstuurman voor die Amsterdamsche kamer op het schip ‘Ouwerkerk’ naar Oost-Indië. Reeds in dien tijd en vroeger had hij zijne liefhebberij gesteld in het navorschen der magnetische werking omtrent de miswijzing van het kompas; dit was de reden dat de voornoemde m. soeten hem een handschrift met magnetische waarnemingen voor zijn vertrek ter hand stelde. Hij deed daarna onderscheidene reizen naar den Oost-Indischen Archipel en ook naar Japan, en deed en verzamelde toen een groot aantal verschillende waarnemingen. Later keerde hij in zijne vaderstad terug, werd daar in 1733 en in 1740 Schepen der stad Enkhuizen, en wijdde zich aldaar aan zijne lievelingsstudie. Deze heeft hem echter niet, zooals hij hoopte, veel roem en voordeel, maar daarentegen veel teleurstelling aangebracht.

2. Semeyns had voor zich zelven eene onderstelling van halley omtrent het aardmagnetisme uitgewerkt tot een systema, zoo als hij dat noemde; maakte dit persoonlijk bekend aan prins willem den vierden; en diende in 1756 eene Memorie in bij Hun Edel Grootmogenden. Deze stelden dit stuk in handen van de Heeren van Delft, Hun Edel Mogenden, de Heeren Gecommitteerden van Hun Edel Grootmogenden tot de

[pagina 28]
[p. 28]

nieuwe Inventiën, onder den voorzitter van bleyswijk. Deze wederom benoemden den Leidschen Hoogleeraar johan lulofs tot Examinator, wien deze betrekking veel arbeid en moeite heeft gekost. En zoo begon een twistgeschrijf, dat tot 1763 duurde, en later door semeyns alleen tot 1773 werd voortgezet: eene twist, die met de twistgeschriften zelve, thans reeds geheel in het vergeetboek was geraakt

Lulofs gaf reeds den 29sten December 1756 de ‘Aanmerkingen’ en op den 15den Juli 1757 zijn ‘Nadere Consideratiën’ over de verhandeling van semeyns. Deze, die zeker reeds begon te bemerken, dat lulofs niet gunstig voor zijne uitvinding gestemd was, zond zijn stuk aan de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, in September 1757, om ‘zijne uitvindinge voor dat Illuster Genootschap ter Examen te stellen’ De aanleiding tot deze aanvraag is de volgende. Nadat semeyns in 1748 te Haarlem een stukje had uitgegeven wegens een buitengewonen orkaan op 11 en 12 December 1747Ga naar eind6), nam de voornoemde Maatschappij in hare werken drie verhandelingen. van hem op. In het tweede deel (van 1755) een Berigt over Land en ZeewindenGa naar eind7) en eene Waarneming over de DampheffingGa naar eind8); en in het derde deel (van 1757) eene Verhandeling over de PassaatwindenGa naar eind9). Maar deze poging gelukte hem niet. Bij missieve toch van den 12den September 1757 verontschuldigde de Secretaris, c.c.h. van der aa zich, onder terugzending van het stuk, met de meening, dat het der Maatschappij niet voegen zoude, dit onderzoek op zich te nemen, nu het in handen van Hunne Ed. Gr. Mogende was.

Den 8sten Juli 1758 gaf lulofs ‘Nieuwe Consideratiën’ en den 30sten Aug. 1759 zijn ‘Rapport van een nader onderzoek’ waarop semeyns in September 1759 een ‘Nadere Herzieninge’ inzond, die den 22sten October van dat jaar door lulofs werd beantwoord in zijne ‘Aanmerkingen op de Nadere Herzieninge.’

Dat intusschen semeyns den moed niet opgaf, blijkt daaruit, dat hij na onderscheidene aankondigingen in de nieuwsbladen, in 1760 zijn eerste geschrift ‘Kortbondige Redeneering’Ga naar eind10) opgedragen ‘aan || zijne doorlugtigste hoogheid || den heere ||

[pagina 29]
[p. 29]

willem de vijfde, || prince van oranje en nassau, || erfstadhouder der vereenigde || nederlanden, &c. &c. &c.’ in het licht gaf. Van dezen arbeid verscheen in 1764Ga naar eind11) eene hoog-duitsche vertaling.

Den 1sten Augustus 1761 ontving semeyns ten zijnen huize een bezoek van Prof. lulofs, eenige Commissarissen te dezer zake, en eenige leden der Staten. Dit bezoek is hem een doorn in het oog geweest en gebleven. In plaats dat hij in de gelegenheid werd gesteld, om zijne instrumenten, zijne in elkander besloten bollen, zijne nederhangende naalden te vertoonen, waaraan zijne bezoekers minder waarde hechtten, dan hij dit zelf deed, - was het doel dezer bijeenkomst om hem voor de vuist eenige vraagstukken te doen oplossen. De oude man geraakte bedremmeld en verlegen, verwarde oost en west, rekende ruim twee uren over een enkel eenvoudig vraagstuk, en beging ten slotte nog een fout van zes graden. De overige dertien vragen werden hem toen achtergelaten; hij werkte daaraan dag en nacht; maar ook deze arbeid kon de goedkeuring van zijnen Examinator niet wegdragen. Reeds den 22sten Augustus 1761 gaf lulofs een ‘Onderzoek van semeyn's laatste antwoorden’ en daarop den 9den November de ‘Memorie van Consideratiën over het Project’. Hierop schreef semeyns den 26sten November een ‘brief’ aan Hunne Edel Mogenden: maar ook daarop antwoordde lulofs den 6den December met zijn ‘Aanmerkingen op een brief aan Hunne Edel Mogenden’.

Nu gaf semeyns in het volgende jaar 1762 zijn tweede geschrift ‘Kortbondige Demonstratie’Ga naar eind12) in het licht, waarin hij onder anderen de kritiek van Mr. luzacGa naar eind13) in de Nederlandsche Lettercourant bespreekt. In het ‘Naberigt’ blz. 57-85 geeft hij, onder bittere klachten, bericht van hetgeen er in deze zaak was voorgevallen; blz. 86-90 geeft hij een vraagstuk ter oplossing op, en laat daarna de Acte van preferentie volgen, waarvan boven in § 1 sprake was.

Daarop schreef hij in Augustus van dat jaar 1762 een brief aan den Edel Mogenden Heer van bleyswijk, lid van de reeds vroeger genoemde Commissie over de Inventie, en den 13den November aan Prof. j. lulofs, die dezen brief den 12den December beantwoordde; waarop semeyns den 24sten December

[pagina 30]
[p. 30]

een zeer uitvoerigen brief aan lulofs schreef. Deze zond daarop den 3den Januari 1763, als eindadvies zijne ‘Consideratie over het Project van den Wel Edelen Gestrengen Heer m. semeyns’ aan de Staten. Hierop schreef semeyns den 15den Januari aan den Heer van bleyswijk en den 31sten Januari aan Professor lulofs, die hem den 4den Februari zeer kort antwoordde. Nog gaf semeyns den moed niet op, maar schreef den 8sten Februari en den 4den April aan lulofs, die daarop den 5den April een brief aan semeyns zond. Deze waagde nog een laatste poging door den 22sten April van datzelfde jaar 1763 aan lulofs te schrijven: doch hij bleef hiermede slechts het laatst aan het woord.

Men ziet, dat aan Prof. lulofs de post van Examinator in zake het Project van m. semeyns niet gemakkelijk werd gemaakt; maar het onaangenaamste moest nog komen. Tot nog toe immers was de geheele zaak schriftelijk behandeld, en slechts enkele punten van die briefwisseling waren door semeyns in zijn beide gedrukte stukken opgenomen. Doch nu meende de oude, reeds ziekelijke man, - die van zijn stelsel eene geheele omkeering in de wetenschap en ook aanspraak op persoonlijk voordeel verwachtte, uithoofde van de boven vermelde Acte van preferentie, - dat hij zijne zaak aan het oordeel van het publiek moest onderwerpen. Zijne zinspreuk luidde: ‘De Waarheid op Taafel.’

Hij gaf dus in 1764 zijne ‘Merkwaardige Verzameling’Ga naar eind14) uit. Deze bevatte blz. 13-60 een tiental der voormelde brieven en stukken, waarop hij blz. 61-77 eenige ‘Aanmerkingen over de gemelde Briefwisseling’ liet volgen, en verder blz. 78-105 ‘Aanmerkingen en Verantwoording Jegens het Rapport van den Wel Edelen Hoog Geleerden Heer j. lulofs, gedaan aan Hunne Edel Mogenden: wegens de bevinding van het Systema van den Heer Mt. semeyns.’

Hierdoor werd de stand en de behandeling van het betwiste onderwerp van geheel anderen aard De heer lulofs gaf zijn briefGa naar eind15) in druk uit, semeyns beantwoordde dien met een anderen briefGa naar eind16) in druk, waarop verder door Professor lulofs ‘Korte Aanmerkingen’Ga naar eind17) werden in het licht gegeven. Deze drie stukken kwamen alle nog in het jaar 1764 van de pers.

[pagina 31]
[p. 31]

Hoewel daardoor zijn project niet gunstiger werd opgenomen, schijnt het toch, dat rnen medelijden met onzen semeyns heeft gekregen: althans hij verkreeg een jaariijksch pensioen of toelase van ƒ300, te gelijk ‘met twee oude Matronen, uit een en het zelve Geslagt afkomstig’ ten gevolge van de vermelde Acte van Preferentie.

Al was semeyns dankbaar voor deze toelage, hij was er niet mede voldaan, en bleef ontevreden. In een ‘Voorberigt of Voorreden’Ga naar eind18) kondigde hij in 1765 de uitgave aan van zijn ‘Magnetisch systema’Ga naar eind19), dat in 1767 uitkwam, en dat, behalve de uiteenzetting van zijn stelsel, ook hier en daar veel herhalingen van de vorige klachten en persoonlijkheden bevatte. In dit werk komen op blz. 213-223 zijne beide tafels voor. Daarop volgt eene ‘Beëedigde Verklaaring van joost bok en pieter modderman, wegens het nieuw ontdekte Magneetische Systema van m. semeyns’ blz. 224-234, een notariëel stuk door Burgemeesters en Regeerders gecontrasigneerd, waarbij genoemde heeren, beide Leermeesteren in de Zeevaart-kunde en Burgers van Enkhuizen, verklaren, dat zij semeyns vijf en twintig voorbeelden hebben zien uitwerken. Eindelijk liet hij op 79 jarigen ouderdom, dus in 1773, zijn ‘voornaamste verschilpunten’Ga naar eind20) drukken, om zijn stelsel kort uiteen te zetten. Maar al deze geschriften lokten geene tegenspraak uit: men bekommerde zich niet meer over semeyns of zijn systema.

Deze strijd droeg geheel het eigenaardig karakter van de helft der achttiende eeuw. Lange titels van boeken; lange, maar daarom niet altijd even krachtige redeneeringen, vooral bij semeyns; veel deftige omhaal, en daaronder toch scherpe, zoo al niet grove aanmerkingen: eindelijk een ongepast gebruik van godsdienstige uitboezemingen, en van het aanhalen van bijbelteksten.

3. En nu het systema zelf? Dit was tweeledig.

Het eerste moest dienen, om de afwijzing van het kompas te verklaren, niet alleen, maar ook voor eene gegeven plaats en op een gegeven tijd te berekenen. Hij nam, naar aanleiding van eene onderstelling van halley, twee concentrische bollen binnen de aardoppervlakte aan: en wel zoodanig,

[pagina 32]
[p. 32]

dat de binnenste bol zoowel als het verschil tusschen dezen met den middelsten, en die tusschen den middelsten bol en de geheele aarde in inhoud gelijk waren: dat dientengevolge de stralen dier bollen tot elkander in reden stonden als de derdemachtswortels uit 1, 2 en 3. Op den buitensten bol, de aarde zelve, neemt hij twee vaste polen aan, een Noorder en een Zuider punt, beide op 61⅖° breedte (Noorder en Zuider) waarvan het eerste D (zie de bijgevoegde figuur), op 268° en het tweede A op 164° lengte gelegen waren - gerekend van den eersten meridiaan over het eiland Ferro, dus met 256° lengteverschil. De twee inwendige bollen bewegen zich. De middelste bol gaat elk jaar 9½′ terug, zoodat zij juist ééne omwenteling ten achteren is in het tijdsverloop van 2273 1/1 3/9 jaren, Ook op dezen bol zijn twee polen, een Noorderpunt F op 70½° breedte en een Zuiderpuut C op 63° breedte; in 1766 stond F op 107° 13′ en C op 284° 13′ lengte: zij hadden dus 177° lengteverschil. De binnenste bol heeft ook een teruggaande beweging grooter dan de vorige, en wel van 20′ per jaar: zoodat hij een omwenteling heeft van 1080 jaren, een opzicht van de aardoppervlakte. Het Noorderpunt E en het Zuiderpunt B op dien bol liggen beide op 44° breedte (Noorder en Zuider). In het jaar 1766 had E 347° en B 77° lengte: dus met een lengteverschil van 90°.

Door deze voorstelling verkreeg men alzoo twee vaste polen of trekpunten A en D, benevens twee paren bewegende polen C en F, E en B, die steeds dezelfde breedte behielden; maar waarvan overigens elk paar zich ten opzichte van elkander zoowel als ten aanzien van het vaste paar in gestadige beweging bevonden. In zijn eerste tafel (Magnetisch Systema blz. 213-216) berekent hij den stand dier vier laatste polen, wat hunne lengte betreft; een deel dier tafel moge tot voorbeeld dienen.

[pagina t.o. 32]
[p. t.o. 32]


illustratie
D. Bierens de Haan, Bouwstoffen etc.
Versl. & Medd. d. Afd. nat. R 2. Deel VIII
.


[pagina 33]
[p. 33]

Tafel, || Vertoonende den waaren Stand der Trek- || punten op ieder voorgesteld Jaar; den || eersten Meridiaan gerekent van Ille de || Farro,

Jaren. 't Punt B. E C F
1580 139: 0 49: 0 313: 40 136: 40
1600 132: 20 42: 20 310: 30 133: 30
1620 125: 40 35: 40 307: 20 130: 20
1640 119: 0 29: 0 304: 10 127: 10
1660 111: 20 21: 20 301: 0 124: 0
1680 105: 40 15: 40 297: 50 120: 50
1681 105: 20 15: 20 297: 40 120: 40
1682 105: 0 15: 0 297: 31 120: 31
1683 104: 40 14: 40 297: 21 120: 21
1684 104: 20 14: 20 297: 12 120: 12
1685 104: 0 14: 0 297: 2 120: 2
1686 103: 40 13: 40 296: 53 119: 53
1687 103: 20 13: 20 296: 43 119: 43
1688 103: 0 13: 0 296: 34 119: 34
         
1726 90: 20 0: 20 290: 33 113: 33
1727 90: 0 360: 0 290: 23 113: 23
1728 89: 40 359: 40 290: 14 113: 14
         
1765 77: 20 347: 20 284: 22 107: 22
1766 77: 0 347: 0 284: 13 107: 13
1767 76: 40 346: 40 284: 3 107: 3
         
1796 67: 0 337: 0 279: 28 102: 28
1799 66: 0 386: 0 278: 59 101: 59
1802 65: 0 335: 0 278: 31 101: 31
1805 64: 0 334: 0 278: 2 101: 2
1808 63: 0 333: 0 277: 34 100: 34
1811 62: 0 332: 0 277: 5 100: 5
1814 61: 0 331: 0 276: 37 99: 37
1817 60: 0 330: 0 276: 8 99: 8
1820 59: 0 329: 0 275: 40 98: 40
1850 49: 0 319: 0 270: 55 93: 55
1880 39: 0 309: 0 266: 10 89: 10
1910 29: 0 299: 0 261: 25 84: 25
1940 19: 0 289: 0 256: 40 79: 40
1970 9: 0 279: 0 251: 55 74: 55
2000 395: 0 269: 0 247: 10 70: 10

[pagina 34]
[p. 34]

Deze polen of trekpunten nu moesten op de kompasnaald werken met krachten, waarvan hij aannam, dat zij afnamen in omgekeerde reden van de vierkanten der afstanden. Deze afstanden nam hij in twee honderdste deelen van den straal des aardbols: en zoo berekende hij in zijn tweede tafel (Magnetisch Systema blz. 217-223) die krachten voor de afstanden 6 tot 200, waarbij de krachten afnamen van 376.4 tot 0. Ziehier een gedeelte van die tafel.

Tafel, || Vertoonende de kragt der Trekpunten op || ieder Afstand.

6 376.4 99 102.0 183 2.9
2 375.6 2 101.6 5 2.7
4 374.8 4 101.2 184 2.6
6 374.0 6 100.8 5 2.4
8 373.2 8 100.4 185 2.3
7 372.5 100 100.0 186 2.0
2 371.7 2 99.6 187 1.7
4 370.9 4 99.2 188 1.4
6 370.1 6 98.8 189 1.2
8 369.3 8 98.4 190 1.0
8 368.6 101 98.0 191 0.8
2 367.8 2 97.6 192 0.6
4 367.1 4 97.2 193 0.5
6 366.3 6 96.8 194. 0.4
8 365.5 8 96.4 195 0.3
9 364.8 175 6.3 196 0.2
2 364.0 2 6.2 197 0.2
4 363.2 4 6.1 198 0.1
6 362.5 6 6.0 199 0.1
8 361.7 8 5.9 200 0.0

Om verder de gezamenlijke werking der zes polen voor eene bepaalde plaats op een bepaald tijdstip te verkrijgen, gebruikt semeyns zijn ‘Manier van generale koppeling’. Hij construëerde namelijk, volgens de leerwijze van het parallelogram van krachten, telkens de resultante van de krachten, die in de zes trekpunten werkten, nadat hij die eerst, door middel van zijn beide tafels in grootte en richting had bepaald.

Door de omkeering van dit vraagstuk wilde semeyns verder

[pagina 35]
[p. 35]

de omgekeerde vraag oplossen: gegeven een bepaald tijdstip (en dus daarmede de plaats der trekpunten) benevens de afwijking van de kompasnaald; daaruit de lengte der plaats van waarneming te bepalen. Langs dien weg meende hij de groote vraag van het bepalen der lengte op zee, die toen ook nog heette ‘het vinden van Oost en West’, te hebben opgelost; hij meende derhalve de Engelsche premie van 10.000 p. st., op dit vraagstuk gesteld, te hebben verdiend; terwijl hij het met leede oogen aanzag, dat harrison voor zijn uurwerk daarvan reeds de helft had ontvangen.

4. Voorzag semeyns van deze uitvinding het grootste praktische nut voor de zeevaart; door het tweede gedeelte van zijn systema, meende hij, dat de newton'sche theorie voor de sterrekunde moest wegvallen tegen de zijne.

Hier nam hij aan ‘dat de kortste middellijn van den Aardklootsweg door het Middelpunt gaat, en den Zodiak in twee gelijke deelen doorsnijdt’ en ‘dat het ware Middelpunt van den Zodiaks-kring ook het ware onzigtbare Punt is, het welke de Aardklootsweg mede in twee gelijke deelen doorsnijdt’: ‘dat het middelpunt van den zonneweg, als punt van aantrekking, en het middelpunt van den loopbaan der aarde zamenvallen.’ Door middel van deze gemakkelijke onderstelling verklaart hij dan verder de precessie, de eb en vloed met al de verschijnselen omtrent de Watergetijen: terwijl hij ook omtrent de Noorder-Lichten en de Aardbevingen eene beter voldoende theorie meende te leveren, dan de bestaande.

5. De bewijzen en bewerkingen van semeyns hebben allen den vorm van meetkundige constructiën; maar zijne tafels, waarop die constructiën steunen, zijn uit vrij onzuivere waarnemingen opgemaakt, en waren in allen gevalle slechts empirische, die voor enkele bepaalde gevallen slechts goede uitkomsten opleverden. Hij nam het echter zoo nauw niet met de nauwkeurigheid van de waarnemingen, waaruit hij tot zijne gevolgtrekkingen besloot; en verlangt dan ook geene nauwkeurig juiste uitkomsten, hetgeen hij ook in de praktijk onnoodig vond. Hij was al zeer spoedig met zijne berekeningen tevreden, ook met de fouten in de uitkomst; deze schreef hij gemakshalve aan de fouten der waarneming toe. Prof. lulofs was van een tegen-

[pagina 36]
[p. 36]

gesteld gevoelen, en meende dat die fouten in de uitkomst juist het fautieve in het systema aantoonden. Het is ligt te begrijpen, dat het dus aan Prof. lulofs wel moeielijk moest vallen, aan semeyns het onhoudbare zijner theorie te bewijzen: deze toch wenschte niet overtuigd te worden, en verschool zich telkens achter het niet noodzakelijke van zeer nauwkeurige uitkomsten. Semeyns verklaarde steeds veel eerbied te hebben voor geleerden, maar meende eigenlijk

 
Geleerd en Wijs is Een:
 
Doch kan voor Twee verstrekken:
 
Men vindt Geleerde Wijs:
 
Maar ook Geleerde Gekken.

waarvan de door hem bedoelde toepassing niet moeielijk te raden viel.

eind1)
* Notice || sur || meindert || semeyns || par d. bierens de haan. = Bulletino || di || Bibliografia e di Storia || delle || Scienze Matematice e Fisiche || &c. T.V. Roma 1873, 10 pag.
eind2)
* Intorno alla vita ed ai lavori di meindert semeyns di b. boncompagni.
= Bulletino || di || Bibliografia e di Storia || delle || Scienze Matematiche e Fisiche || &c. T. IV. Roma 1872, 7 pag.
eind3)
Copie van de Acte van zijn Excell. Prince Willem de Oude van den 26. Octob. 1577. Inhoudende 't Regt van praeferentie tot allen vacanten Ampten, aan de Semeinen Pieter, Meindert, ende Jacob; mitsgaders, derzelver Descendenten voor eeuwig ende in infinitum gegeven.
Willem van Nassauw, Prince van Orangien, Grave van Nassauw, &c. Ruwert van Brabant, Gouverneur over Hollandt ende Zeelandt, heeft den 26 Octobris 1577. aan Meindert Semeins van Enchuizen, getrouwt aan den huize van Egmont, en de oudste zijner Nakomelingen in infinitum gegeven, gelijk hij doet bij desen den Titel van Raadt der Princen van Orangien; mitsgaders dat Pieter, Jacob, ende den selven Meindert Semeins en haar Descendenten in infinitum, tot allen tijden, tot allen Ampten, dien zij bequaam wezende mo gen begeeren, geprefereert zullen zijn, ende blijven eeuwiglijk uit saake van de milddadigheden ende groote diensten aan de Nederlanden, ende in 't besonder aan zijn Excellentie gepleeght.
Was onderteekent
Willem van Nassau.

Copie van de Acte, bij de Generale Staten der Nederlanden op den 13 Augustus 1578. aan den zelven Pieter, Meindert, en Jacob, mitsgaders hunne Descendenten voor eeuwig ende altoos gegeven, mede inhoudende, als boven, 't Regt van Preferentie tot allen vacanten Ampten, en dat voor de eerste erkentenisse van hun-luider groote Diensten, ende groot versehot van penningen den Lande gedaan.
De Prelaten, Edelen, ende Gedeputeerden van den Steden, representerende, de generale Staten van dese Nederlanden, gesien hebbende de bovenstaande minute bij den Heere Prince van Orangien geteekent, ook wel wetende de wondre daden der Semeinen, ende dat sij in de uiterste noden bij deze Landen meer dan veertig duisent Currente guldens sonder eenige tegen-gifte opgeset hebben, hebben aan de Semeinen belooft ende willen bij desen, dat deselve Semeinen met haare respective Descendenten, voor de eerste erkentenisse, altoos ende eeuwighlijk, allen anderen geprefereert zullen zijn in 't eijschen, occuperen ende bedienen van alle sodanige vacante Ampten als sij souden mogen begeeren, ten ware harc Notoire onbequaamheid tot deselve, soude werden aangeweezen. Gedaan ende besloten in de Vergaderinge van de Generale Staaten, den 13 dagh Augusti, 1578.
Onder stondt, bij Ordonnantie van de voorsz. Staten.
Was geteekent,
J. Houflin.

Deze stukken zijn opgenomen achter Semeyns ‘Kortbondige Demonstratie 1762’; zij komen overeen met hetgeen daaromtrent voorkomt bij ‘seb. centen, Vervolg der Historie van de zee- en koop-stad Enkhuizen in 4o. Hoorn 1747’, blz. 11, 13, waar nog blz. 446, 447 eene Apostille van den 16den Februarij 1678 van Prins Willem III wordt aangehaald, die voornoemden Acten bevestigt.
eind4)
* Algemeene manier || Tot het maaken van || zonne wijzers || Op allerley effen Vlakken. || Zijnde heel klaar te verstaan, en ligt te doen, voor || alle persoonen die met een Passer gewoon zijn || om te gaan, als Stierluyden, Timmerluyden, || Steenhouwers, en meer andere Bouwen || Handwerkslieden, sonder eenig onder- || wijs of kennisse van de Meet- en || Sterrekonst, dan alleen dit Boekje || van nooden te hebben. Door || Mattheus Soeten, || Mr. Wis- en Starrekonstenaar. || t'Amsterdam; || Bij Johannes Loots, Boekverkooper in de || Nieuwe Brugsteeg, in de Jonge Lootsman. 1710. in klein 8o.
8 blz. zonder signatuur, die bevatten de opdracht ‘Aan de || Edele Groot Agtbaare Heer, de Heer || Dr. Dirk Bas, || Regeerend Burgermeester en Raad der Stad || Amstelydam (sic) &c &c.’ || 4 (bladz.) verder de ‘Voorreden || aan de Konstbeminnende || Leeser.’ (4 bladz.)
A-H (blz. 1-114) het werk
6 bladz. (zonder pagineering) bevatten: ‘BladwijzerD || ezes Boeks Vertoonende 't begin der || Hoofdstukken, || En hunne Verdelinge met desselfs || inhoud’, verder de ‘Drukfouten’ (15 in getal) en het ‘Berigt voor de Boekbinder.’
Achter aan komen voor 26 uitslaande platen.
eind5)
* Medulla algebrae || Of 't Merg der || Stel-konst, || Door || Matheus Soeten, || Mr. Wiskonstenaar. || Eerste Deel || vignetten, de koophandel, omringd door vijf engeltjes, met allerlei natuur- en sterrekundige werktuigen. || Tot Amsterdam, || By Jan ten Hoorn, Boekverkooper over || 't Oude Heere Logement, in de || Historieschrijver. 1702. 8o.
8 blz. zonder signatuur of pagineering, bevatten na den titel, de opdracht ‘Aan den || Achtbaaren doorzichtigen Heer, || den Heer || Bernhardus || Nieuwentiit. || Borgermeester der Stad Purmerend, || Doctor der Geneeskunde, &c.’ (4 blz.) de ‘Voorreden || Aan den || Weetgierigen Leeser.’ (8 blz.) de ‘Inhoud’ (2 blz.).
A-I blz. (1-133) Eene bladz. bevat nog de Drukfeylen, een ander het Berigt wegens de plaatsing der 41 platen: beide bladz. zijn niet gepagineerd.
eind6)
Naauwkeurige || waarneming, || wegens de Buitengewoone Werking der Na || tuur, op den 11 en 12 December 1747. Als me- || de een Verklaring, waar in die buiten gewoone || Werking bestaat; zeer nuttig en dienstig || voor die geene, welke Liefhebberij || voor de Weêrglazen hebben, || en haar deszelfs Werking || en oorzaak nog niet || verstaan. || Door M. Semeyns, Oud Schepen en Liefhebher der Natuur en || Wiskunde te || Enkhuyzen. || Te Haarlem, || Gedrukt by Izaäk en Johannes Enschedé, ordinaris || Stads-Drukkers. ||
A - blz. (1-15) 8o. (1748.).
eind7)
Berigt wegens de Eigenschappen der Land- en Zee-winden, Waaijende langs de Kusten van 't Eiland Java, en wel inzonderheid te Batavia. Volgens eene Veel-jarige Bevindinge: door M. Semeyns.
= Verhand. Holl. Maatsch. der Wetenschappen te Haarlem. Deel II. 1755. bladz. 413-418.
eind8)
* Waarneeming over de waare Dampheffinge, op een eiland benoorden Batavia, Medegedeeld door M. Semeyns.
= Verhand. Holl. Maatch. der Wetenschappen te Haarlem. Deel II. 1755. bladz. 419-421.
eind9)
* Verhandeling || over de || natuurlijke oorzaak || der algemeene en beurthoudende || Passa at-winden || of || Moussons; || door || M. Semeyns.
= Verhand. Holl. Maatsch. der Wetenschappen te Haarlem. Deel III. 1757. 183-223 1 (plaat).
eind10)
Kortbondige || rededeering || over de || gesteltheid || van den || aardkloot van binnen, || betoogt uit de || magneetische werkinge. || waar door || Eerstelijk een Schets werd gegeeven van de importante, || en zeer nuttige uitvinding; || namentlyk, || Om te bereekenen de miswyzing der Compassen, over den ge- || heelen Aardbodom, (sic) zoo als die in vroegere tyden zyn geweest, || huiden ten dage zijn, en in 't vervolg zyn zullen; en uit || dat zelfde beginsel word op eene duidelyke en eenvoudige ma- || nier aangeweezen, de waare oorzaak der Watergetyen en || hoe noodzaakelyk volgen moet, dat, by beurtverwisselinge, het || oppervlak der Zee na een zeker bepaald getal van Jaaren, || moet ryzen en dalen; en teffens word aangetoont, dat dit laatste, || als mede nog eenige verschynselen omtrent de Watergetyën, || onmogelyk, door het Systema van den beroemden Heer J. || Newton, kan verklaard worden. || Nog buiten dit alles veele speculatien over de oorzaak der Aard- || bevinge, Waterberoeringe, Noorder-Lichten, als andersins. || door Meindert Semeijns. || Oud-Schepen en Liefhebber der Natuur- en Wiskunde || te Enckhuisen. || In 's Gravenhage. || By Pieter Gerard van Balen, || Boek-, Konst- en Kaart-verkoper in de Spuystraat. || MDCCLX ||
XII en A-C bladz. 1-100 in 8o. en 1 plaat oblong folio.
De twaalf eerste bladzijden bevatten titel, opdracht: ‘Aan zijne || doorluchtigste hoogheid || den heere || willem de vijfde || blz. III-VI) en “Voorreden” (bladz VII-XII’), waarin hij een overzieht geeft van zijn werkje, steunende op ‘eene onuitspreekelyke moeiten en arbeid van omtrent 40 Jaaren.’
eind11)
Kurze || aus der Würkung des Magnets || hergeleitete || Abhandlung || von der || innern Beschaffenheit || der Erdkugel. || in welcher gezeiget wird, || Wie man durch, diese Erfindung die jedesmalige Abwei- || chung der Magnetnadel auf den ganzen Erdkreise berechnen kann; || des gleichen || welches die wahre Ursache der Ebbe und Fluth sey; || und || wie die Oberfläche des Meers nach Verlauf einer gewissen Anzahl || von Jahren wechselsweise bald steigen bald fallen musse; || Welches olles von Newtons Lehrgebände nicht erkläret werden kann. || Nebst einigen Gedanken || von den Ursachen || der || Erdbeben Wasserbewegungen und Nordscheine || von || Meindert Semeyns || Aeltern Schöpfen und Liebhabern der Naturkunde zu Enkhusen. || Aus den Holländischen übersetzt || Nürnberg, in Verlag Carl Felsseckers, 1764. || 4o.
Blz. 1-8 zonder pagineering; blz. 1-64 met 2 platen
eind12)
* kortbondige demonstratie || of || nader betoog, || over de Echtheid des Algemeenen Regels, om door || twee vaste en vier beweegende Punten van Trek- || kinge, ten allen tyde en plaatse, de || wyzing der compassen, || Te bereekenen, en zulks ook door de Nederhellende || Naalde || te bevestigen, op dat men dus leere, || hoe de bepaaling der Lengte algemeen te || maaken: Wordende teffens de gebreklyk- || heid der meeste Tafelen, en die || der Kaarten van de Heeren || e. halley en ewyk; || Over de Miswyzing, en de onbestaanbaar- || heid van 't Gevoelen van den Heere || albert euler, || Aangetoond; en voorts eenige Bespiegelingen opgegeeven over || de Beweeging der Hemelsche Lichaamen door de Mag- || neetische Werking; tot staaving van gemelden Regel. || Door || meindert semeins, || Oud Schepen en Lief hebber der Natuur- en Wis- || kunde te Enkhuizen. || In 's Gravenhaage, || By pieter gerard van balen. || M.DCC.LXII. ||
XII en A-F, bladz. 1-92 in 8o.
De 12 eerste bladzijden bevatten de titel en ‘Voorberigt’ (blz. III-XII).
eind13)
Deze kritiek vindt men in het belangrijke, doch wegens zijn groote zeldzaamheid weinig bekende, tijdschrift.
Nederlandsche || Letter-Courant; || Doende kortelijk verslach van de || Nieuwe Boeken || en Geschriften, || Welken van tijd tot tijd, zoo in de Ver- || eenigde als andere Gewesten || uitkomen; || Als ook van 't voornaamste Nieuws, dat er || in de geleerde Weerelt voorvalt. || Uitgegeven onder de zinspreuk || Nec Temere, nec Timide. || 8o.
En aldaar in het ‘Vierde Deel || Julij-December 1760. || Leiden. || Uit den Boekw. van elias luzac jun. || MDCCLX. || 78e Stuk || Vrijdag den 26 September 1760. Blz. 204-206.
eind14)
* Merkwaardige || verzameling || van || echte stukken || en || brieven, || Gewisseld tusschen den Wel Ed. Hooggel. || johannes lulofs, || Hoogl. in de Nattur- en Sterre-kunde op de Hooge Schoole te Leiden, || en || meindert semeins, || Oud-Schepen der stad Enkhuizen; || Opzigt hebbende tot de uitvindingen van den laastge- || melden, nopens de bereekening van de miswysing || der Compassen, ten allen tyde en plaatse, en || de betooging van 't nut, welke die zoude || voortbrengen in 't bepaalen van || de waare Lengte op Zee || Nevens eene Verdediging der Echitheid van dit Systema tegen || het Advies van den welgem. Hoogleeraar aan den oordeelkundi-gen, onpartijdigen en zeevaartlievenden Leezer opgedraagen || door || meindert semeins || Oud-Schepen der stad Enkhuizen. || In 's Gravenhaage, || By f. bouquet en Compagnie. || M.DCC.LXIV. ||
A-G, bladz. 1-105. in 8o.
eind15)
* Brief || van || johan lulofs || aan den || Wel-Edelen gestrengen Heer || meindert semeins, || Oud-Schepen der Stad Enkhuizen; || Behelzende een nader onderzoek van Deszelfs || Ontwerp, om door middel van de Com- || passen de Langte op Zee || te bepaalen. || Te Leyden,||By de Wed. a. honkoop, en zoon, || MDCCLXIV. ||
A-G, blz. 1-103. 8o.
eind16)
* Brief || van || meindert semeyns, || aan din || Wel-Edelen Hoog-Geleerden Heer || johan lulofs, || Hoog-leerar op 's lands Hoge || Schoole te Leiden. || Dienende tot een kort en bondig ant woord op || desselfs Brief, rakende het Ontwerp, om || door middel van de Compassen de Langte || op Zee te bepaalen. || Te Enkhuizen. || By willem palensteyn semeyns. || Boekverkooper, 1764.
A-C, blz. 1-48 in 8o.
eind17)
* Korte Aanmerkingen || van den Heer || johan lulofs, || Hoogleeraar op 's Lands Universiteit te Leiden, || Inspecteur Generaal der Rivieren van Holland || en Westvriesland, enz. || ; Op een || brief || van den Heer || m. semeyns, || over het vinden der || Lengte op Zee, || door middel van de || Kompassen. ||
= Uitgezogte Verhandelingen uit de Nieuwste werken van de Societeiten der Wetenschappen in Europa en van andere geleerde manmen. Met naauwkeurige Afbeeldingen. Negende Deel. Te Amsterdam, By F. Houttuijn. MDCCLXIV. Blz. 253-270 (No. 34) in 8o.
eind18)
Voorberigt, of Voorreeden, wegens het Ontdekte Magneetische Systema, het welk staat uitgegeven te worden door M. Semeyns, oud-Scheepen der Stad Enckhuisen, enz. Alles op een wonderbaare manier ontdekt, by het naspeuren van eenige zaakelijkheden, dienende ter beantwoordinge van sommige Zwaarigheden, ingebragt tegens het Uitgevondene Geheim, om de Miswyzinge der Compassen, over den geheelen Aardbodem, te bereekenen. Te Enckhuizen, Bij Willem Palensteijn Semeijns. 1765. 8o.
eind19)
* Het || nieuw ontdekte || Magneetische Systema, || Rakende den Loop van den Aardkloot op zyn Jaarlykschen || wegh, waar door zeer klaar word beweezen, hoe onge- || rymt het is, dat men de Zon als het ware Middelpunt of || den As der Weereld aanmerkt; wat wanorder en moei- || jelyke reekeninge daar uit ontstaat: daar men in tegen- || deel met de Zon buiten-middelpuntig, en het Middel- || punt van den Loopkring der Aarde voor het ware Deel- || punt aan te neemen, op een duidelijke en zeekere ma- || nier veele schynstrydig-heeden, welke ons voorkomen, || zoo wel in sommige verschynselen op den Aardkloot, || als in den Hemel-loop worden opgelost en wegge-nomen. || Alles op een wonderbaare manier ontdekt by het naspeuren van || eenige zakelykheden, dienende ter beantwoordinge van som- || mige zwarigheden, ingebragt tegens het uitgevonden ge- || heim van den Autheur om de Miswyzingen der Compassen || ten allen tyden over den geheelen Aardbodem te bereekenen en || aan te toonen. || Alles ontdekt en uitgevonden na een arbeid van 45 Jaaren || door || mt. semeyns, || Oud Scheepen der Stad Enkhuizen. || Nog is hier agter by gevoegt een verdeediging tegens de || ongehoorde behandeling van den Wel-Edelen Hoog- || geleerden Heer j. lulofs, Professor op 's Lands || Hooge Schoole te Leiden. Wordende ter dier gelegen- || heid, het geheele Magneetische Systema omtrent het be- || reekenen der Miswyzinge van de Compassen over den || geheelen Aardbodem in helder dagligt gestelt en door || een meenigte Voorbeelden door den Autheur bewerkt || en aangetoont, in praesentie van neutrale en kundige || Persoonen, die het zelve met solemneele Eeden hebben || verklaart. - || Te Enkhuizen, || By willem palensteyn seymens. 1767. ||.
24 blz. (niet gepagineerd), A-Q bladz. 1-248 in 8o. en 2 platen oblong folio.
De eerste 24 blz. bevatten ‘Bekentmaking van den Autheur’ (1. blz.), twee verzen (4 blz.), Voorberigt (18 blz).
eind20)
* De Voornaamste verschil Punten tusschen || het Nieuw uitgevonden || Magnetische Systema, || en dat, van den Wydvermaarden Heer, || Isaak Newton aangaande den Hemel-loop; || aan alle Liefhebbers der Sterrekunde ter || beschouwinge Op- en Voorgedragen als || zyn betrekking hebbende tot de nitvindin- || gen van het zoogenaamden Oost en West, || door || meindert semeyns, || Oud Schepen der Stad Enkhuizen. ||
A (16 bladz. zonder pagineering). Op de laatste bladzijde staat Gedrukt || te Enchuizen, || ter boekdrukkery || van r. callenbach klenck. || (in 1773).
12 bladz. in 8o (zonder nummering).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken