Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stemmen (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stemmen
Afbeelding van StemmenToon afbeelding van titelpagina van Stemmen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.37 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stemmen

(1907)–P.C. Boutens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 265]
[p. 265]

Aan Rembrandt van Rijn
op zijn derden eeuwdag

Zang I

 
Ver uit de overluchtsche wijken
 
Achter gouden avondstond,
 
Uit de sterrelichte rijken
 
Waar Gij rust in schoonheid vondt,
 
Wil ons armen nog genaken:
 
Met de hoogheid van Uw geest
 
Heilig onze duistre wake
 
Tot Uw licht geboortefeest...

Tegenzang I

 
Van de hooge stille dooden
 
Ruischt geen antwoord door den nacht;
 
Die verwijlen met de goden,
 
Dalen niet tot aardsche wacht:
 
Andere geheime wegen
 
Weet verheerelijkte voet
 
Naar hun Oude Land gelegen
 
Diep in hellen aethervloed.

Nazang I

 
Want die wordt eeuwigweêr op aard herboren,
 
Wiens kunstverbeelde loutere gedachten
 
Tot immer licht bewonderen ontgloren
 
't Vernieuwd gelaat der jeugdige geslachten.
 
Trekkende vooglen dragen uit het Zuiden
 
Den nieuwen lofzang van hun ouden naam;
 
Als de aard zich alweêr dekt met bloem en kruiden,
 
Zoo breken uit de lenten van hun faam.
[pagina 266]
[p. 266]

Zang II

 
Uw geding is afgesloten
 
Over alle twist en kamp;
 
Voor Uw klaren blik vervloten
 
Haat en hoon als ijle damp.
 
Andren mag ons oordeel wijzen
 
Strenge maat van dank en blaam,
 
Boven laken, boven prijzen
 
Rijst het wonder van Uw naam.

Tegenzang II

 
Want de zon die veld en wolken
 
Met haar glanzen voet betreedt,
 
Die de wisselende wolken
 
In haar eeuwgen luister kleedt,
 
Straalt de werken Uwer handen
 
Met de bloemen Gods gemeen,
 
Schijnt de kleurbedekte wanden
 
Met het rijke leven éen.

Nazang II

 
Niet tot een enkel volk hebt Gij gesproken,
 
Uw klaarverstaanbaar woord vertroost hen allen;
 
Het brood der schoonheid heeft Uw hand gebroken
 
Voor laten honger van de duizendtallen.
 
Uw schatten kunnen maar door deelen loonen,
 
Uw erven leven aan het vreemdste strand:
 
De grooten die niet binnen grenzen wonen,
 
Hebben de wereld tot hun vaderland.
[pagina 267]
[p. 267]

Zang III

 
Toch, als moeder van haar kindren
 
Meest bemint den stoeren zoon
 
Wien haar liefde niet kon hindren
 
't Jong vertrek uit de ouderwoon,
 
Die door eigen drang gedreven
 
Om de breede wereld toog,
 
Tot die wereld hem moest geven
 
Allen lust van hart en oog, -

Tegenzang III

 
Als die moeder bij zijn keeren
 
Niet den man gebronsd, vervreemd,
 
Niet zijn rijkvervuld begeeren,
 
Maar haar blonde kind herneemt,
 
Zoo van alle land en steden
 
Eischt U 't land en de oude stad
 
Waar Gij 't leven hebt geleden,
 
Waar Gij meest hebt liefgehad.

Nazang III

 
Hier heeft Uw aardsche jeugd in minnende oogen
 
De heerlijkheid vermoed van haar verlangen,
 
Uw geest, uit vizioenen neêrgetogen,
 
Met zijn ontroerde deerenis omhangen
 
De donkre zielen die om U bewogen,
 
Tot, van Uw liefdes heilgen wil doorbeefd,
 
Zij traden uit haar schaduw tot den hoogen
 
Morgen van schoonheid in wier dag Gij leeft.
[pagina 268]
[p. 268]

Zang IV

 
Schoonheid die de zuivre sterken
 
Tot haar dienst beroept en werft,
 
Dat hun vrome handen werken
 
Heerlijkheid die nimmer sterft,
 
Schoonheid in haar rijk beloven
 
Houdt alleen dat hart haar woord,
 
Wien de jaren nimmer dooven
 
Heilge liefde tot zijn soort.

Tegenzang IV

 
Liefde, oneindig, onvermoede,
 
Die uit gouden eenzaamheid
 
Warm en levend wil verbloeden
 
Tot het schoon dat geen benijdt, -
 
Tot van durende verblijding
 
Nachten wit van sterren staan,
 
In wier reinigende wijding
 
Al de volken binnengaan.

Nazang IV

 
Uw leven is niet in de duistre bladen
 
Van 't oude boek dat somt Uw sombre dagen,
 
Uw leven zijn de stralende genaden
 
Die door den nacht haar blanken melkweg vagen:
 
Aan uiterste' einder zien ons scheemrende oogen
 
Uw helle zon die nimmer ondergaat,
 
Boven de liefde van ons reikend pogen
 
Strekt zich de zilveren geklonken straat.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken