Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kantjil, het dwerghertje (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kantjil, het dwerghertje
Afbeelding van Kantjil, het dwerghertjeToon afbeelding van titelpagina van Kantjil, het dwerghertje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kantjil, het dwerghertje

(1936)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

Hoofdstuk VI.
Verdwaald.

Met onweerstaanbare kracht werd Kantjil naar Nina getrokken. Hij rook heel duidelijk, dat daar de geur vandaan kwam. Daar moest dus ook zijn moeder zijn. Hij zag haar wel niet, maar ze kon best aan den anderen kant van den dikken stam in het gras liggen.

Zachtjes blatend huppelde hij naar het slapende meisje. Van tijd tot tijd bleef hij staan en keek schuw om zich heen. Blijkbaar vertrouwde hij het niet al te best. Slechts eenmaal in zijn leven had hij mensen gezien. Kariman, de jager immers, en de herinnering daaraan was nog heel levendig in hem. Kariman toch had zijn moeder meegenomen.

Maar er was verschil, want Kariman was een grote man en kon lopen en springen, terwijl Nina veel kleiner was en stil tussen de wortels in het gras lag. Misschien had hij van Nina toch niet zoveel te vrezen. In ieder geval waagde hij het er op.

Dichter en dichter kwam hij bij haar, zijn hals gestrekt en zijn neus in den wind.

Nina maakte een beweging met haar hand en hij schrok vreselijk.

Het meisje droomde op dat ogenblik, dat ze het hertje over den kop aaide.



illustratie

Als de wind maakte hij rechtsomkeert en verdween achter het lianengordijn. Heel ver ging hij echter niet, want het scheen of er iets was, dat hem

[pagina 42]
[p. 42]

aan de plaats bond. Voorzichtig stak hij eventjes later zijn kop tussen de afhangende luchtwortels door en snoof de lucht op.

De geur was er nog. Hij rook het en trilde van opwinding.

Met kleine sprongetjes waagde hij zich weer dichter bij Nina.

Zo dicht als nu was hij nog niet bij haar geweest.

't Was niet enkel de geur, die hem er heen trok, maar ook nieuwsgierigheid. Zo graag zou hij haar eens even willen besnuffelen. Even maar met zijn neus haar aanraken, zoals hij gedaan had, de dag tevoren, bij Si Badjing, de klapperrat.

Zie, weer bewoog het meisje zich even. Kantjil vluchtte niet meer hals over kop weg zoals den eersten keer, maar vergenoegde zich met een sprongetje terug te doen.

Het geval scheen hem niet zo heel erg gevaarlijk toe.

Hij kon nog wel een beetje dichter bij haar komen. Een paar stapjes nog.

Wonderlijk, zo plezierig hij zich voelde in de nabijheid van Nina. De vertrouwde geur prikkelde zijn neus. Dat was heerlijk. Hij zag zijn moeder wel niet, maar hij voelde, dat ze dicht in de buurt moest zijn.

Dwaas sprong hij rond.

Verwonderd keek hij om zich heen en hij scheen verbaasd over zijn eigen uitgelatenheid.

Bewoog Nina haar voet?

Ja, kijk, ze trekt haar knie op en Kantjil slaat niet eens op de vlucht. Integendeel, hij kijkt nieuwsgierig naar het meisje en komt nog een stapje nader.

Nu zou hij wel eens kunnen proberen, of hij haar even aanraken kan met zijn neus.

Zeker weet hij dat de heerlijke reuk van haar komt.

Si Monjet, de aap, in de takken, kijkt gespannen toe. Die vindt het gewaagd, wat Kantjil schijnt te willen ondernemen.

[pagina 43]
[p. 43]

Hij steekt ook zijn neus vooruit en snuift de lucht op, want hij ziet dat Kantjil evenzo doet. Hij klekkert met zijn tanden en trekt verschrikkelijke gezichten, maar het hertje let niet op hem.

Kantjil heeft maar één begeerte.

Ruiken aan het meisje dat daar vlak voor hem in het mos ligt.

Hij springt vlug op den raargedraaiden wortelknoest, wipt zijn staartje op en doet het dan ineens.

Zijn natte neus raakt eventjes, eventjes maar den wang van Nina en dan, ja, dan moet hij wel holder de bolder op de vlucht slaan, want Nina heeft de ogen opgeslagen en zit in eens rechtop in het gras.

Ze ziet nog juist hoe het hertje achter de luchtwortels verdwijnt en ten hoogste verwonderd zegt ze, ‘Oea! Het hertje!’

Ze wrijft haar ogen uit en weet niet of ze waakt of droomt.

Zag ze nu het hertje of verbeeldde ze het zich maar?

Het volgend ogenblik ziet ze zijn kleine kopje achter een van de stammen te voorschijn komen.

De fluwelen ogen kijken een beetje verschrikt en erg nieuwsgierig naar haar.

Ze ziet hoe het beestje gejaagd adem haalt en het lijfje ziet ze trillen.

Nina was opgesprongen en met uitgestrekte armen liep ze naar het kleine diertje.

‘Oea,’ zei ze nog eens zachtjes, ‘Oea, daar is het dwerghertje.’

Zodra Nina opsprong, zette Kantjil de vaart er in. Nu was het niet meer de slapende Nina, maar een meisje, dat lopen kon. Zo-iets had hij nog eens gezien en daarvan had hij den schrik beet. Hij rende weg en Nina zag nog juist zijn staartje tussen de struiken verdwijnen.

[pagina 44]
[p. 44]

Teleurgesteld bleef ze staan. Besluiteloos keek ze om zich heen.

Ze wist nu echter zeker, dat ze niet gedroomd had. Wel had ze geslapen en ze had ook wonderlijk gedroomd; het verhaal van den waringin bijv. dat de boom haar zelf vertelde; en ook kwam er iets in van het hertje dat ze zocht, maar dit was geen droom.

Duidelijk herinnerde ze zich, dat ze het diertje over den kop geaaid had, en ze had zijn lijfje in haar armen voelen trillen.

Ze begreep nu wel, dat ze dit laatste gedroomd had, maar toen ze ontwaakte stond er toch een klein hertje voor haar, en ze zou er op durven zweren, dat het zijn neus tegen haar wang gedrukt had.

Ze geloofde ook vast en zeker, dat het werkelijk Kantjil geweest was. Het verlaten kleintje, wiens moeder ze naar den Chinees gebracht had.

Haar hart klopte van vreugde. Gelukkig had ze het dan toch gevonden.

Of eigenlijk, het diertje had haar gevonden.

Gelukkig dat ze hier was gaan liggen, maar jammer dat ze in slaap was gevallen.

Nu voelde ze, dat de waringin wel echt een heilige boom was. Er konden bij een waringin wonderen gebeuren!

Dat wist ze natuurlijk wel, want alle mensen in de dessa spraken daarvan, maar nu had ze het zelf ondervonden.

Wat zou ze nu doen?

Natuurlijk zou ze het vangen.

‘Kantjil!’ riep ze, met een lokkend stemmetje. ‘Kantjil, kom bij me! Ik zal je geen kwaad doen. Ik ben gekomen om je te zoeken! Kom dan!’

Maar het spreekt vanzelf, dat het diertje niet naar haar toe kwam. Op een afstandje stond het, ongezien, naar het meisje te gluren.

[pagina 45]
[p. 45]


illustratie

[pagina 46]
[p. 46]

Het was vreselijk nieuwsgierig. Een beetje bang ook. Daarom verschool het zich zo angstvallig. Maar weggaan kon het toch ook niet. Nog altijd had het den geur van zijn moeder in zijn neus.

Met kloppend hart stond Nina onder den waringin. De wind in het bladerendak suisde geheimzinnig. Het was of hij zong, ‘hou vol Nina, je vindt het hertje wel weer!’

Natuurlijk was het slechts geritsel, maar het meisje dacht toch, dat ze die woorden hoorde. Ze deed een paar passen in de richting van het gordijn van luchtwortels en toen ze daar dicht bij was en er met haar handen een opening in maakte om er door te kunnen gluren, zag ze nog net het staartje van het wegvluchtende diertje.

‘Oea!’ zei ze weer, ‘Oea! Het is er nog,’ en zo vlug ze kon, volgde ze het spoor van den vluchteling.

Het werd een spannende achtervolging. Ze riep met haar zachte stem naar het diertje, en dat keek ook telkens om, maar het liet zich toch niet vangen.

Werkelijk vluchten deed het ook niet. Het zorgde er wel voor, dat de afstand tussen hem en het meisje niet veranderde.

Door dicht struikgewas ging het, over rotsbloken en omgevallen boomstammen, langs beekjes en door hoog rietgewas, en steeds bleven ze even ver van elkander verwijderd.

Maar Nina bleef achter het hertje aanlopen en kon nergens anders aan denken. Wel schoot af en toe de gedachte op aan haar moeder en wat die er wel van denken moest, dat ze niet terugkwam, maar telkens duwde ze die gedachte weer terug. Ze zag niets anders dan het vluchtende hertje, dat steeds voor haar uit bleef lopen, en dat haar als het ware meelokte, de wildernis in.

Reeds stond de zon laag aan den hemel. De stralen vielen schuin op de aarde en tussen de bomen begon het duister te worden.

[pagina 47]
[p. 47]

Nina scheen er niet op te letten.

Dat was niet verstandig van haar, want ze wist heel goed, dat de nacht dadelijk na zonsondergang komt. Ze had dat zoveel malen gezien. Zo schijnt de zon nog en het volgende ogenblik is het donkere nacht. Tijd om te schemeren is er niet.

Maar ze kon daaraan niet denken nu. Het was of ze nog in een droom liep.

Plotseling keek ze op en zag dat de Goenoeng-Api een vuurwaaier had.

‘Oea!’ zei ze, ‘het is al avond.’

En daar had ze gelijk aan. De zon was ondergegaan en de duisternis viel zeer snel.

‘Ik moet naar de dessa,’ dacht ze, ‘terug naar huis. Morgen ga ik opnieuw zoeken.’

Ze maakte rechtsomkeert om naar huis te gaan en... wist den weg niet meer.

Ze stond als aan den grond genageld. Hoe had ze ook zo dom kunnen zijn. Ze wist toch wel, dat ze bij avond den weg niet meer terug zou kunnen vinden.

Ze draaide zich om en om en wist niet eens welken kant ze uit moest. Ze zou niet kunnen zeggen, of de dessa aan haar rechter- of aan haar linker hand lag. Er was geen enkel kenteken ook. Niets dan de zwarte nacht, en om haar heen de donkere, hoge bomen. En hoog in die bomen het geruis van den nachtwind, dat zonderling angstaanjagend klonk.

Ze beefde over haar ganse lijf. Overal meende ze stemmen te horen. Wonderlijke klanken, geluiden die ze nog nooit vernomen had, klonken in de nachtelijk stilte.

Angstig probeerde ze de dingen te onderscheiden, maar hoe meer ze tuurde, hoe onduidelijker werd alles.

Ze werd bang.

Niet alleen voor de wilde beesten, die hier rondzwierven, maar nog meer voor de dingen die men niet zien kan.

Dikwijls had ze van m' Bok Soeri gehoord dat het bos vol

[pagina 48]
[p. 48]

was met djin's en hantoe's, geesten en spoken, die er bij nacht en ontij rondzwierven, en ze had altijd vast geloofd dat het waar was. Niet alleen m' bok Soeri sprak daarvan, maar al de andere mensen in de kampong. Het zou dus wel zo zijn.

Plotseling hoorde ze een zacht geritsel, vlak in haar nabijheid, en tegelijkertijd voelde ze iets kouds en nats tegen den rug van haar hand.

Ze gaf een luiden gil, sprong opzij en keek ontzet om zich heen.

Nog juist zag ze, hoe het hertje achter een heester, dicht bij haar, verdween.

Het was Kantjil, en dat stelde haar voor het ogenblik gerust. Ze was hier dus niet geheel alleen en verlaten. Het hertje was in haar nabijheid.

Zachtjes riep ze het, en Kantjil blaatte nauw hoorbaar terug, maar hij bleef op een eerbiedigen afstand. Toch vluchtte hij niet.

Doelloos liep Nina rond. Ze wist niet, wat ze beginnen moest. Ze wilde naar huis, maar zag geen kans er te komen.

De tranen sprongen haar in de ogen. Haar hart bonsde. Ze beefde van angst.

Maar tegelijkertijd voelde ze zich tevreden, want ze merkte dat Kantjil in haar nabijheid bleef. Nu zij hem niet meer naliep, deed hij het haar.

Hij verliet haar niet meer. Hij voelde zich even hulpeloos als zij en hij wilde steun bij haar zoeken.

Begerig snoof hij den geur op, welke van haar uitging en die hem aan zijn moeder herinnerde.

[pagina 49]
[p. 49]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken