Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kantjil, het dwerghertje (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kantjil, het dwerghertje
Afbeelding van Kantjil, het dwerghertjeToon afbeelding van titelpagina van Kantjil, het dwerghertje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kantjil, het dwerghertje

(1936)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

Hoofdstuk XIX.
Bij sun.

Toen de doos dompte en Hi-Lung op den grond plofte, had het hertje het op een lopen gezet.

Achtervolgd door de beide jongens wist het niet waar het zich zo gauw zou bergen.

Het was doodsbang voor al de vreemde kreten, die het hoorde.

Kris-kras sprong het tussen de manden door en over stalletjes heen, door steegjes en kronkelgangetjes. Het repte zijn pootjes zo vlug het maar kon.

Nu zat het achter een baal suiker in de toko van Kwi-Hang-Li.

Het maakte zich nog kleiner dan het al was en bibberde over zijn hele lijf. Telkens wanneer het wat hoorde, sprong het op en dat gebeurde nog al eens, want het was druk in de toko.

Het zat goed verscholen, en zolang men niet bij de suiker moest zijn, zou het wel loslopen.

Maar natuurlijk was dat juist wel het geval.

Sinjo Juul kwam den winkel binnen en moest het een en ander kopen. Rijst en strootjes, klapperolie en pisang, djeroek en knopen voor zijn badjoe.

Hij was erg luidruchtig, die sinjo Juul. Hij hield er van zo'n beetje den baas te spelen.

‘Heb je geen knopen? Een mooie boel hier.’

‘Nog iets, sinjo Juul?’

[pagina 142]
[p. 142]

‘Ja, suiker.’

‘Hoeveel sinjo Juul?’

‘Een half ons.’

‘Best sinjo Juul.’

De Chinese bediende ging naar de suikerbaal, die achterin den donkersten hoek van de toko stond.

Nu werd het Kantjil te benauwd. Met een sprong stond hij op zijn poten en rende den winkel door naar den uitgang.

Maar daar stond sinjo Juul.

‘Adoe, een hertje!’

Sinjo Juul meende het goed met Kantjil. Hij ging in de opening van de deur staan en zette zich in postuur, om het diertje te vangen.

‘Oea! zo leuk zeg. Een hertje. Meenemen zeg, naar nonna Thérèse. Wat zal nonna Thérèse blij zijn. Adoe, zal ze zeggen, een hertje, heel erg leuk zeg, jij aardige jongen bent sinjo Juul, mij een hertje brengen, oea! verschrikkelijk aardige jongen jij bent. Waar gevangen? In bossen in gebergte, denk ik, oea!’

Dat dacht sinjo Juul allemaal in dat korte ogenblikje, terwijl hij zich gereed maakte Kantjil te vangen, maar vlugger dan zijn gedachten en vooral vlugger dan sinjo Juul, waren de pootjes van de dwerghinde.

Rutsch, keerde het diertje zich om, rende achter de toonbank langs, over de flessen met limonade, langs de ijskast naar een van de vele gangetjes, die achter in de toko uitkwamen.

Het was donker in die gangetjes en het rook er vreemd naar kruiden en specerijen, maar Kantjil schrikte er niet voor terug.

Hij sprong in een donker keldergat en brak bijna zijn pootjes, maar ogenblikkelijk stond hij weer op en rende het trapje op, dat uit den kelder leidde en stond na enig heen en weer gehol plotseling in de kamer van Sun.

Het meisje wist niet wat ze zag.

[pagina 143]
[p. 143]

Ze ging rechtop in haar bed zitten en staarde naar het diertje.

Ze kon niet geloven, dat het werkelijkheid was.

Droomde ze? Ze probeerde geluid te geven, maar kon geen woord uitbrengen. Slechts kon ze naar het diertje kijken, dat op het matje bij de deur stond te trillen en te beven.

Vanuit de toko klonken allerlei verwarde geluiden tot haar door. Kreten en uitroepen. Ook het opzij zetten van kisten en balen; geloop en gedraaf.

Wat gebeurde er toch?

Het diertje en het Chinese meisje keken elkaar aan, en het scheen wel of ze elkander begrepen.

Sun zat nog altijd doodstil in haar bed. Ze kon maar niet geloven, dat het werkelijkheid was.

Precies zo had ze het gedroomd.

Een hertje, dat uit zichzelf naar haar toekwam.

Kantjil's fluwelen ogen bleven op haar gericht en zijn neus snoof den geur op, die in de kamer hing.

Het scheen dat er iets in dien geur was, dat hem geruststelde.

Natuurlijk was het niet de reuk van Nina, dien hij zo goed kende, maar toch scheen er iets in, dat hem geruststelde.

Weer klonken er harde stemmen uit de toko.

Kantjil schrikte op en onwillekeurig deed hij een paar stapjes in de richting van Sun.

‘Kom dan!’ vleide het meisje, ‘kom bij me!’

Ze schrok zelf van haar stem, want ze was bang, dat de droom hierdoor afbreken zou, maar tot haar grote verbazing zag ze, dat er niets afbrak, maar dat het diertje integendeel naar haar toekwam.

Het besnuffelde den grond, de matten en de meubels en naderde voetje voor voetje het bed.

In de grootste spanning wachtte het meisje af wat nu gebeuren zou.

[pagina 144]
[p. 144]

Nog eens riep ze, en zie, het kwam dichter bij haar.

Reeds was het zo ver genaderd, dat het 't bed besnuffelen kon.

Zou ze haar hand uitsteken om het te aaien?

Sun wilde heel graag, maar durfde niet, bang als ze was, dat het op zou schrikken en vluchten.

Kantjil intussen scheen te vinden, dat hij hier goed terecht gekomen was. Hij snuffelde nog wat rond en vlijde zich toen neer op de mat voor het bed.

Vertrouwend keek hij naar het meisje op, alsof hij zeggen wilde: ‘Je bent Nina wel niet, maar zeker een zusje van haar of een vriendinnetje.’

Sun knikte hem toe en waagde het haar hand naar hem uit te strekken.

Tot haar onuitsprekelijke vreugde zag ze, dat het diertje niet terugschrikte, maar het zich integendeel welgevallen liet, dat ze hem over den kop aaide.

Het duurde niet lang of ze waren twee goeie maatjes. Vertrouwelijk lag het diertje naast het bed van het meisje.

In Sun kwam een grote dankbaarheid. Ze had het gevoel, dat ze zeker beter worden zou. Ja, ze meende zelfs, dat de genezing er al was. Het was alles zo licht om haar heen en zo luchtig.

Ze was natuurlijk heel zwak en voelde wel, dat ze niet op kon staan, maar morgen, dacht ze, zou het wel gaan. Ze nam zich voor om, als de nacht voorbij was, aan haar voedster te vragen haar mooie, gele kimono te brengen. De kimono met de prachtige, kleurige bloemen er in geweven. Bloemen, die nog nooit iemand gezien had, zo vreemd zagen ze er uit en zo geheimzinnig.

‘Je gele kimono?’ zou de voedster vragen, ‘maar Sun, wat moet je daar mee doen? Je bent toch niet van plan uit te gaan vandaag?’

Sun glimlachte stilletjes bij de gedachte aan het gezicht,

[pagina 145]
[p. 145]


illustratie

[pagina 146]
[p. 146]

dat haar voedster zetten zou. Ze stelde zich voor, hoe heerlijk het zou zijn als ze eenmaal genezen was en ze ging werkelijk uit in haar gele kimono. Ze wandelde door het Chinese kamp, en iedereen zou even stil blijven staan als ze haar zagen, en zachtjes zouden de mensen fluisteren, ‘zie, daar heb je Sun, die zo ziek was. Ze droomde van een dwerghinde, die haar genezen zou en kijk, de hinde huppelt achter haar aan. Het diertje kan niet leven zonder haar. De goden hebben het haar gezonden.’

Onderwijl ze zo lag te denken, rustte haar gele, uitgeteerde hand voortdurend op den kop van Kantjil, die dat heel plezierig scheen te vinden. Dichter nog vlijde hij zich tegen het bed aan en kalmpjes begon hij te herkauwen.

In deze gelukkige stemming viel ze in slaap, en Kantjil week niet van haar zij. Het diertje scheen zich volkomen bij haar thuis te voelen.

Het duurde niet lang of iedereen in het huis van Kwi-Hang-Li wist van de gebeurtenis af. De voedster sloop op haar tenen door de kamers en gangen en maande iedereen aan tot stilte. Kwi-Hang-Li zelf sloot zijn toko en lag in gebeden verzonken voor zijn huisaltaar. Hij dankte zijn goden voor de komst van Kantjil en smeekte hen de genezing van zijn dochter af.

Sun had een heerlijken droom. Met een glimlach om den mond lag ze in haar bed. Af en toe bewogen haar lippen, alsof ze iets zei.

Behoedzaam boog de voedster zich over haar heen, begerig te weten, welke woorden haar patiënt zei, maar zo flauwtjes was het gefluister, dat ze er niet uit wijs worden kon.

Uren lang sliep het meisje rustig door. De koorts, die haar anders op dit uur plaagde, scheen uit te blijven. Er kwamen rozen op haar wangen en het waren niet de kleurtjes van haar ziekte dezen keer. Integendeel, het was de ge-

[pagina 147]
[p. 147]

nezing, die met Kantjil over haar gekomen was. Gelijkmatig en kalm ging haar ademhaling en haar pols klopte niet sneller dan bij een gezonde.

Kantjil was zo langzamerhand ook in slaap gevallen. Hij lag zo rustig tegen het bed aan alsof hij thuis was, op het erf, bij Nina.

In de grootste spanning wachtten de huisgenoten Sun's ontwaken af.

Zou het hertje werkelijk de genezing brengen? Zou het meisje beter worden? Zou ze binnenkort weer, net als voorheen, vrolijk en fris door het huis dartelen? Zou de vreselijke ziekte, die haar zo lang geplaagd had, werkelijk wijken?

‘Vast en zeker,’ fluisterde de voedster Kwi-Hang-Li toe. ‘Sun zal genezen. Ik zie het aan haar slaap, aan de kleur op haar wangen en aan haar rustige ademhaling. Ik voel het.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken