Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kantjil, het dwerghertje (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kantjil, het dwerghertje
Afbeelding van Kantjil, het dwerghertjeToon afbeelding van titelpagina van Kantjil, het dwerghertje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kantjil, het dwerghertje

(1936)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 148]
[p. 148]

Hoofdstuk XX.
Nina bedroefd.

Maar Nina was zeer bedroefd. Met den korf in haar slendang liep ze den langen weg terug, die naar de dessa leidde.

Ze was erg moe, maar voelde het niet. Ze had slechts één gedachte. Dat men haar Kantjil ontstolen had.

Ze nam zich voor er met Soekoemoe over te praten. Zodra ze thuis kwam zou ze naar hem toe gaan.

Ze zou zeggen, ‘Soekoemoe, luister, een Chinese jongen heeft mijn hertje gestolen. Hij heeft het meegenomen naar het Chinese kamp. Zeker zal hij het slachten en opeten. Ga met me mee Soekoemoe, naar het Chinese kamp. Laten we overal zoeken, net zolang tot we het vinden, maar laten we ons haasten voor het te laat is. Overmorgen is het Chinees nieuwjaar. Morgen zal men het doden. Kom toch mee, Soekoemoe, naar het Chinese kamp.’

Zo liep Nina te denken op den weg naar huis.

De vrouwen, in wier gezelschap ze liep, spraken over allerlei dingen. Over de prijzen van de mangga en over de gierigheid van de kopers. Ook over de mooie gebatikte sarongs, die ze hadden zien liggen en over de fijne, glinsterende spangen en gespen, die ze zo graag hadden willen kopen, maar die te duur waren.

Een enkele richtte wel eens het woord tot Nina, maar deze gaf verstrooide antwoorden.

Dan keken de anderen wel bevreemd op, maar even later

[pagina 149]
[p. 149]

schudden ze het hoofd en zeiden zachtjes, ‘ze is bedroefd over Kantjil. Laat haar begaan.’

Zo spraken dan de vrouwen niet meer tot haar en was ze geheel alleen met haar gedachten.

Ze moest er aan denken, hoe leeg en hoe stil het nu wezen zou op het erf. En morgenochtend, wanneer ze naar de kali zou gaan om te baden, zou Kantjil niet om haar heen huppelen en haar niet vergezellen naar het water.

De dessa was niet ver meer. De vrouwen, waarmee ze van de stad teruggekomen was, stapten juist de poort binnen. De zon ging onder. De avond viel.

Nina huiverde. Het was alles zo vreemd en geheimzinnig.

Ze liep op den ingang van de dessa toe.

Juist kwam de kleine Kariman met den buffel het pad op.

Het sterke dier liet zich gewillig leiden door den kleinen jongen.

Het draaide zijn groten kop naar Nina en besnuffelde haar korf. Dan boog het zijn kop naar den grond en blies zo hard door zijn neusgaten, dat het stof opdwarrelde.

‘Waar is Kantjil?’ vroeg de kleine jongen.

Het scheen, dat de karbauw den naam Kantjil verstond, Hij rekte zijn hals en stak zijn kop vooruit.

Het was of hij den omtrek afzocht naar zijn kleinen kameraad en het scheen hem te verwonderen, dat hij zijn geur niet in zijn neus kreeg.

‘Kantjil is weg,’ zei Nina dof.

Het was geen plezierige thuiskomst voor het meisje.

Niet alleen, dat ze haar hertje verloren had, maar de korf was nog half vol groente en vruchten.

Dat was een erge tegenvaller voor Ma Kariman. Die had er vast opgerekend, dat Nina geld thuisbrengen zou, want dat had ze hard nodig. Er waren zoveel dingen, die ze kopen moest. Nu bracht haar dochter maar half zoveel thuis als ze verwacht had.

[pagina 150]
[p. 150]

Ze werd dan ook allesbehalve vriendelijk ontvangen.

Pa Kariman was juist thuis gekomen van zijn sawah, hij was moe van het harde werken, den helen dag in de brandende zon, en hij raakte uit zijn humeur toen hij hoorde, dat Nina niet alles verkocht had.

‘Ja, maar Kantjil!’ verdedigde het meisje zich.

‘Waar is de gulden van den Chinesen jongen?’ vroeg Ma Kariman.

‘De gulden van den Chinesen jongen?’

Hulpeloos keek Nina om zich heen. Bedremmeld plukte ze aan haar badjoe.

‘Nou!’ drong vader aan.

‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze eindelijk.

‘Weet je het niet?’

‘Nee, hij gooide een gulden op het matje, maar ik heb hem niet opgeraapt.’

‘Oea! Waarom dan niet?’ vroeg haar moeder.

‘Omdat ik Kantjil niet verkopen wilde.’

‘Maar de jongen gaf je toch geld...’

‘Ja maar...’

Haar vader en moeder begrepen er niets van. Hoe was het mogelijk, dat Nina een helen gulden zo maar kon laten liggen. Wist ze dan niet hoevéél een gulden wel was. Meer dan de waarde van al de groente en vruchten, waarmee ze vanmorgen naar den pasar gegaan was.

Verontwaardigd schudden ze het hoofd. Dat Nina zo dom was, hadden ze niet gedacht. Een gulden laten liggen, terwijl het geld zo nodig was. Adoe!

‘Ja maar het hertje...’

Pa en Ma Kariman vonden het ook wel jammer van het hertje, maar een gulden was toch een goede prijs, en Nina had onverstandig gedaan, vonden ze, zich zo aan te stellen. Een hertje was er misschien nog wel eens gekomen, maar een gulden...

[pagina 151]
[p. 151]

Bovendien wilde de Chinese jongen het diertje hebben, en dan paste het een eenvoudig Javaans meisje niet halstarrig te blijven weigeren. Chinezen zijn machtige mensen. Wie weet, welke narigheden er nog zouden volgen.

‘Hoe zag hij er uit?’ vroeg vader.

‘Net als alle andere, Chinese jongens.’

‘Ja, maar ik bedoel, als een rijke jongen?’

‘Natuurlijk,’ knikte moeder, ‘anders zou hij geen gulden gehad hebben.’

‘Dat is waar,’ beaamde vader ernstig.

Nina herinnerde zich niet meer hoe de jongen er uitgezien had. Wel wist ze, dat het geen arme drommel geweest was. Hij had een fijn gestreken badjoe aan met zilveren knopen, dat was al wat ze zich te binnen brengen kon.

‘Zie je wel,’ zei vader.

Voor Nina slapen ging, liep ze nog even de dessa in.

Ze moest naar Soekoemoe. Ze had behoefte haar hart bij hem uit te storten. Hij zou wel begrijpen, hoe bedroefd ze was om haar verlies. Hij zou niet in de eerste plaats over den gulden praten.

Het was stil in de dessa. De mensen zaten op de baleh-baleh of aten rijst. Ze zag hoe hier en daar een lichtje door een kier in den bamboewand scheen.

De maan was opgekomen. Grote schaduwen vielen op het pad waarlangs ze ging. Een toké riep zijn eigen naam.

Ze kwam voorbij het huis van het dorpshoofd.

Dat was groter dan alle andere hutten. Er klonk muziek.

Zeker Kerdja, de zoon van het dorpshoofd, die op zijn fluit speelde.

Het huis waar Soekoemoe woonde, stond niet ver van dat van het dorpshoofd.

Natuurlijk was het veel kleiner maar het was toch wel een flinke hut, want Soekoemoe's vader was niet arm. Die had een vrij grote sawah en twee buffels; één meer dan Nina's vader.

[pagina 152]
[p. 152]

Nina's hart klopte onstuimig.

Ze had een voorgevoel, dat er iets ergs met Soekoemoe gebeurd was.

Onwillekeurig hield ze den pas in. Hoe dichter ze bij het kuis kwam des te meer draalde ze.

Ze hield haar adem in, want ze dacht dat ze hem hoorde, maar natuurlijk was dat niet zo. Het was slechts de wind.

Nu was ze bij de pagar, die om het huis stond.

Iets verder was het poortje. Daar moest ze door om op het erf te komen.

Wat akelig stil was het nu. Ze hoorde geen enkel geluid.

Ja, toch. De fluit van Kerdja, maar het scheen wel of die muziek haar nog benauwder maakte.

In haar nabijheid ritselde iets.

Verschrikt sprong ze terug, maar herstelde zich spoedig.

Ze moest nu het poortje ingaan.

Kom Nina, sta niet langer te dralen, maar loop het erf op, tik tegen den bamboewand en roep Soekoemoe. Je bent immers gekomen om alles te vertellen; blijf daar dan niet staan. Je hebt niets te vrezen.

Even later zat ze in de hut van Soekoemoe op de baleh-baleh en hoorde, dat de jongen nog niet thuisgekomen was.

‘Hij is jou gaan halen,’ zei zijn moeder.

‘Ik heb hem niet gezien, Ma Soekoemoe,’ antwoordde Nina, en haar stem klonk erg vreemd.

‘Misschien komt hij dadelijk wel,’ viel Soekoemoe's vader in, maar moeder schudde, ‘nee, hij komt niet. Er is vast wat met hem gebeurd.’

Lang zat Nina in de hut van Soekoemoe, en de mensen waren erg ongerust over hun zoon. Ze gisten naar de reden van zijn uitblijven. Iedereen voelde, dat er wat met hem gebeurd was, maar geen van allen kon denken wàt eigenlijk.

Ma Soekoemoe was bang, dat hem een ongeluk overkomen was. Hij was zo'n waaghals. Misschien was hij het geberg-

[pagina 153]
[p. 153]

te ingegaan, dacht ze, in plaats van naar de kota. Wellicht is hij de bossen ingedwaald en wie weet wat hem daar overkomen is.

Ze rilde als ze aan Si Matjan dacht en aan Si Oelar. In haar verbeelding zag ze haar jongen door wilde dieren bedreigd.

‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg Nina angstig.

‘Misschien komt hij straks wel terug,’ antwoordde Pa Soekoemoe.

Er werd zachtjes tegen den wand geklopt.

De toekang-kajoe trad binnen.

Hij was dien dag naar de kota geweest en had gezien, wat er met Soekoemoe gebeurd was. Hoe hij met Hi-Lung gevochten had en ook hoe hij tegen Kwi-Hang-Li was opgestaan.

‘Waarom?’ vroeg Ma Soekoemoe.

‘Om Kantjil.’

Nina begreep alles.

Om Kantjil en om haar had hij gevochten.

Haastig nam ze afscheid en ging naar buiten.

Ze wilde het liefst alleen zijn.

Kantjil weg en Soekoemoe in de boei.

Ze was erg bedroefd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken