Een suyverlick boecxken begrypende alle de gheestelicke liedekens
(1617)–Thonis Harmansz. van Wervershoef– AuteursrechtvrijEen gheestelick Liedt.
VVIlt u van sonden myden, en vrolick verblyden,
Ga naar margenoot+Ons is geboren een Koninc seer groot,
Ga naar margenoot+Om dat hy woude lyden, ons allegaer verblyden,
Verlossen vande eeuwighe doodt.
Waer Iesus niet geboren, wy waren al verloren
In een schuer in hoy en stroo
Een Kindeken wilt hooren, ellendelick gheboren
Och lacy wy volghen hem alsoo noo.
Wy soecken onse wellusten, om sachtelick te rusten,
Als wy sullen baren een kindeken bemint:
Maria die moest rusten voorwaer onder de beesten,
Iesum te bewaren al voor de wint.
Ten achtsten dach geleden, is dat kindeken besneden,
Al waer hy die levende Fonteyne soet
Al na de joodtsche zeden, die pijne heeft gheleden,
Ga naar margenoot+Hy heeft voor ons vergooten sijn roode bloet.
Een Sterre is daer op-gheresen, soo als wy moghen lesen.
Derthien daghen na Godts gheboorte
Drie Koninghen ghepresen
Sochten dat Kindeken wt-ghelesen,
Zoude wy hem soecken tis so ver van ons.
| |
[Folio D4r]
| |
Drie Koninghen also jenten, quamen wt Orienten
Om te besteden haer offerhanden wel:
Ga naar margenoot+Sy offerden in presenten, Goudt, Wieroock, Myrrhe, rodenten,
Ga naar margenoot+Den hooch geboren Koninc van Israel.
Inden Tempel vol eeren, daer sachmen Iesum leeren,
Ga naar margenoot+Hy was twaelf jaer, een jonghelinc seer wijs
die verkoopers vol oneeren, ginck hy wt den Tempel keeren,
Ga naar margenoot+Hy maeckte van den Tempel sijns Vaders huys.
Ga naar margenoot+Den armen opter straten, en wiltse niet verlaten,
Ga naar margenoot+Het zijn al Christus leden, wiltse barmhertich zijn.
Ga naar margenoot+Hy heeft sijn Rijc verlaten, Iesus comt ons te baten,
drie-en-dertich jaren in groote pijn.
Iesus quam van hier boven, hy was soo seer verschoven,
Men weygerde hem hier kost en Bier
Niemant woude hem logeeren in huysen noch in hoven:
Zo doet-men noch daghelicx den armen hier.
Wollen en bervoets mede ginc Christus slecht van zede
Siet hoe wy gaen gheparelt, gepronckt ende ferwielt:
jonghe lieden fraey van leden die sietmen hoveerdigh treden:
Ga naar margenoot+Wee de arme siel die't hier namaels ontgelt.
Ga naar margenoot+Christus met verstranghen worde om onse misdaedt ghevanghen,
Sy hebben hem verraden ende verkoft,
Veel harde slaghen en banden
heeft Godt den Heer ontfanghen:
| |
[Folio D4v]
| |
Zoo hebben zy dat Lammeken ter doot ghebracht,
Ga naar margenoot+Men sach Iesus, Davids Soone, als eenen Koninck kroonen,
Bespot ende bespogen in sijn aenschijn klaer
Ga naar margenoot+Beweendt u sonden schoone, het is voor ons persoone
Ga naar margenoot+Dat Christus ghinck beladen met een cruyce swaer.
Adams sonden ende misdaden, gingh Christus mede beladen,
Sy hebben hem ghenagelt door handen en voeten,
Ga naar margenoot+Volght Christus paden, het en sal u niet schaden,
Hoe weynich vintmen die na Gods geboden doet,
Al waer u hert van steenen, het soude wel moghen weenen,
Christus weende selver aent cruyce met groote pijn,
Ga naar margenoot+O Hemelsche Vader reyn, men acht mijn Passie kleyn,
Mijn doodt sal aen soo menich Mensche verlooren zijn,
Christus goet van leven, heeft onse sonden wt-ghewreven,
Hy badt sijn Hemelsche Vader schoon,
Ga naar margenoot+Och willet haer vergheven, die my benemen het leven,
Och Vader sy weten niet wat sy doen.
Ten derden dach ghepresen, is Iesus verresen,
Wilt overdencken sijn bitter lyden groot,
Ga naar margenoot+Dat wy reyn wt-ghelesen//by Iesum moghen wesen:
Dus heeft hy ons verlost vanden eeuwighen doodt.
|
|