Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pioniers van een verenigd Europa (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pioniers van een verenigd Europa
Afbeelding van Pioniers van een verenigd EuropaToon afbeelding van titelpagina van Pioniers van een verenigd Europa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

proefschrift
non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pioniers van een verenigd Europa

(1998)–Annemarie van Heerikhuizen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

4 P.J.S. Serrarens (1888-1963)

Inleiding

De tweede ondertekenaar van de moties blikte bij het begrotingsdebat van januari 1951 terug op wat zich na de oorlog in de Tweede Kamer had voltrokken op het terrein van de buitenlandse politiek. Hij zei:

‘Toen wij in December 1946, voor het eerst na de oorlog, de Begroting van Buitenlandse Zaken behandelden en voor het eerst konden spreken over de gewijzigde positie van Nederland, dat uit “de stille wateren, waar zelfstandigheidspolitiek hoogste wijsheid was, is uitgejaagd op de wilde wereldzee”, trachtte ik de stuurman er van af te houden, ook na de oorlog in konvooi te varen en hem te bewegen eigen koers te houden.’
‘Het was in die tijd gewoonte, vrees uit te spreken voor blokvorming...’
‘Wij hebben anders geleerd. Wat in het Oosten van Europa gebeurt, is in zijn verschijningsvorm moderner dan ooit overweldigers hebben getoond, maar in zijn wezen niet anders dan imperialistische machtsvorming.’
‘Deze gehele ontwikkeling van de laatste jaren heeft ons in West-Europa gedwongen (...) tot een Europese integratie te komen.’Ga naar voetnoot1

‘Wij hebben anders geleerd’: bij het begrotingsdebat van 1947 drong Serrarens er al niet meer op aan ‘eigen koers te houden’. ‘Thans beginnen de volkeren van het avondland zich bewust te worden van de noodzakelijkheid, samen te leven en samen te werken om niet, het een na het ander, onder te gaan’, zo sprak hij toen.Ga naar voetnoot2 Serrarens had in 1947 vooral de samenwerking binnen de OEES in gedachten. ‘Ik geloof’, liet hij de Kamer weten, ‘dat geen dier landen in West-Europa [de landen van de OEES] toekomst

[pagina 100]
[p. 100]

heeft, tenzij zij het samen hebben.’Ga naar voetnoot3 In 1948 verbond hij zijn naam aan de motie die steun betuigde aan het Verdrag van Brussel - de motie-Van der Goes/Serrarens I - en aan die van de bovennationale organen - de motie-Van der Goes/Serrarens II. In 1949 volgde zijn ondertekening van de moties die waren gericht op de Raad van Europa: de motie-Van der Goes/Serrarens III en de motie-Bruins Slot.Ga naar voetnoot4

Serrarens had zitting, naast onder anderen Bruins Slot, in het voorbereidingsorgaan van de Raad van Europa, het Vijf Mogendheden Studiecomité voor de Europese Eenheid. Voorts was hij lid van de Assemblée Consultative van de Raad van Europa, en werd hij in 1952 benoemd tot rechter van het Hof van Justitie van de EGKS. Deze laatste benoeming leidde tot zijn vertrek uit de Tweede Kamer waar hij als specialist op het terrein van de buitenlandse politiek deel had uitgemaakt van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken.

‘Wat in het Oosten van Europa gebeurt’ was inderdaad Serrarens' voornaamste beweegreden om zich met het idee van Westeuropese blokvorming in te laten en er zijn aktiviteiten volledig op af te stemmen. Serrarens koesterde namelijk, zo is ook op te maken uit zijn in 1950 verschenen publicatie Rusland en het Avondland, een welhaast panische vrees voor het zijns inziens in communistische vermomming gestoken tsarenrijk van weleer. Hiertegen een ‘dijk’ op te werpen was zijn voornaamste motivatie om tot nauwe Westeuropese samenwerking over te gaan. Serrarens schetste het gevaar aldus:

‘Als een mateloos oerwoud, ontzagwekkend groot en ondoordringbaar, waar lianen eeuwenoude stammen verbinden en waar geen weg binnenvoert en geen uitweg is, als een oerwoud, waar de dag amper haar lichtglanzen werpt en waar ongekende maar vaag bevroede gevaren vanuit de donkere diepten dringen, zó is Rusland voor ons, mensen van het avondland!’Ga naar voetnoot5
[pagina 101]
[p. 101]

Petrus Josephus Servatius (Jos) Serrarens was geboren in Dordrecht op 12 november 1888, en was dus reeds zestig jaar oud toen hij zich ging inzetten voor een niet-communistisch Europa.Ga naar voetnoot6 Een lange carrière lag reeds achter hem. Sedert de jaren twintig vervulde hij vooraanstaande functies binnen de katholieke vakbeweging en vanaf 1920 gaf hij leiding aan het Internationaal Christelijke Vakverbond (ICV).Ga naar voetnoot7 Van meet af aan was hij betrokken bij de jaarlijkse conferenties van de bij de Vrede van Versailles opgerichte Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), waar men zich bezighield met internationale arbeidswetgeving.Ga naar voetnoot8 Serrarens verrichtte naast zijn vakbondswerk ook al jarenlang parlementaire aktiviteiten. Vanaf 1929 maakte hij deel uit van de Eerste Kamer, vanaf 1937 van de Tweede Kamer, als lid van de fractie van de Roomsch-Katholieke Staatspartij.

[pagina 102]
[p. 102]

Tijdens de oorlog, op de hielen gezeten door de Duitse bezetter vanwege zijn openlijk aan de dag gelegde anti-nationaal-socialistische gezindheid, werd hij gedwongen tot langdurig onderduiken. Serrarens was de auteur van het anti-Duitse geschrift De revolutie van het hakenkruis, verschenen in het jaar van Hitlers machtsovername, 1933.Ga naar voetnoot9 Zijn ICV was er vanaf 1933 toe overgegaan Duitse en Oostenrijkse afgevaardigden te weren. Voor zover bekend wijdde hij zich tijdens zijn onderduikperiode volledig aan de voorbereiding van een - ongepubliceerd gebleven -geschiedschrijving van de arbeid, die de ambitieuze titel had moeten dragen Van pyramiden tot de lopende band.Ga naar voetnoot10 Direct na de oorlog hervatte hij zijn vakbondswerkzaamheden. Namens het ICV adviseerde hij de VN bij de opstelling van de Verklaring van de Rechten van de Mens. In 1948 werd hij gekozen tot toegevoegd lid van de Raad van Beheer van de Internationale Arbeidsorganisatie, een functie die hij voor de oorlog ook enkele jaren had vervuld.

Direct na de oorlog hervatte Serrarens tevens zijn parlementaire aktiviteiten. Het partijprogramma van de KVP bood alle mogelijkheden voor internationale bezigheden. ‘Krachtig wordt gesteund het streven naar Europese, waar mogelijk Atlantische en in een verwijderde toekomst mondiale federale samenwerking’ zo bepaalde artikel 27 van het Algemeen Staatkundig Program van de KVP.Ga naar voetnoot11 Bovendien was de KVP actief binnen de in 1947 opgerichte Nouvelles Equipes Internationales (NEI), een internationaal samenwerkingsverband van christen-democraten.Ga naar voetnoot12 Internationale partijpolitiek wierp zijn schaduwen hierbij vooruit. De NEI was opgezet naar analogie van de Socialist Movement for the United States of Europe. Het katholieke propagandablad De Opmars schreef over het belang van de NEI: ‘Waar nu de socialisten meer dan eens getrom-

[pagina 103]
[p. 103]

petterd hebben: “Europa zal socialistisch zijn of het zal niet zijn”, daar is het wellicht noodzakelijk, dat er in plaats van bijvoorbeeld Franse, Duitse, Benelux-fracties, christelijke, socialistische, liberale fracties komen’.Ga naar voetnoot13

Serrarens werd binnen de partij omgeven door specialisten op internationaal terrein: volkenrechtdeskundige L.J.C. Beaufort, senator P.A. Kerstens, de parlementariërs E.G.M. Roolvink, E.M.J.A. Sassen en diens opvolgster Marga Klompé.Ga naar voetnoot14 Overigens had partijleider en fractievoorzitter C.P.M. Romme maar geringe belangstelling voor de internationale politiek.Ga naar voetnoot15 Misschien hing dat samen met Romme's gebrekkige beheersing van de vreemde talen. Bosmans schrijft in zijn biografie over Romme:

‘Op één punt voelde hij [Romme] zich zelfs hoogst onzeker en dat betrof de beheersing van de vreemde talen; al op het gymnasium had daar zijn fort niet gelegen. Frans, Duits en Engels gingen hem beroerd af, het Engels nog het meest en de gedachte dat hij er wel eens over zou kunnen struikelen, benauwde hem.’Ga naar voetnoot16

Romme was dus welhaast gedwongen internationale experimenten als de Raad van Europa aan zijn deskundigen over te laten.Ga naar voetnoot17 Soms was er sprake van regelrechte tegenwerking van zijn kant. Zo heeft hij nog gepoogd de fractie van steun aan de motie-Van der Goes/Serrarens III af te houden. Zijn reactie op het hem toegestuurde concept van deze motie: ‘Ik vind de heele motie rijkelijk ondoordacht en ik kan mij niet geheel aan het gevoel onttrekken, dat zij

[pagina 104]
[p. 104]

voornamelijk is opgezet voor de show’.Ga naar voetnoot18 De fractie volgde evenwel Serrarens die dezelfde commissieleden adviseerde: ‘Waar wij het wel eens zijn met de grondgedachte [van de motie], en de bewoordingen nogal soepel zijn, lijkt het mij, dat wij er in beginsel mee accoord kunnen gaan’.Ga naar voetnoot19

Roomse kinine

Een apart woord dient te worden gewijd aan Serrarens' relatie tot de sociaal-democratische fractievoorzitter M. van der Goes van Naters. Hun namen mogen dan aaneengeklonken zijn in de zo-even genoemde moties, in het verleden was Serrarens allesbehalve een vriend geweest van de sociaal-democraten.Ga naar voetnoot20 In zijn in 1918 verschenen brochure Roomsche kinine tegen roode koorts had hij ronduit de spot gedreven met de door Van der Goes zo hooggeschatte voorman van de sociaal-democraten, P.J. Troelstra. Zijn pijlen waren gericht geweest op Troelstra's onfortuinlijk verlopen revolutiepoging:

‘Nederland is ziek geweest.
Een paar dagen maar.
Ook korte ziekten kunnen echter ernstig zijn.
En velen waren bezorgd, dat het slecht zou afloopen.
Er waren verschijnselen van roode koorts.
Die kan levensgevaarlijk zijn.
Maar het is gelukkig goed afgeloopen.
De natuurlijke weerstandskracht van het lichaam heeft den aanval der
revolutie-bacillen doorstaan.
[pagina 105]
[p. 105]
Een flinke portie Roomsche kinine heeft de koorts genezen.
Nederland is weer aan de beterhand.’Ga naar voetnoot21

Ook Troelstra's waterschapsmodel, zo essentieel voor het denken van Van der Goes, en gefundeerd op de gedachte van functionele decentralisatie met een overheersende positie voor de staat, was niet aan Serrarens besteed geweest.Ga naar voetnoot22 Serrarens hanteerde zijn eigen model, zoals neergelegd in het Economisch wereldprogram van het ICV. Daarin werd onder aanvaarding, dat wel, van de noodzaak van staatkundige decentralisatie, de staat slechts een zeer terughoudende rol toebededeeld. We lezen: ‘Daar de Staat niet berust op de economische indeling van het volk, kan hij in het algemeen niet het instituut van de productie en niet de drager van de economische orde zijn’.Ga naar voetnoot23 En: ‘De overneming der productie door de Staat is alleen gerechtvaardigd, waar het particulier bedrijf het noodzakelijke economische doel niet bereikt’. Een standpunt dat in overeenstemming was met de pauselijke encycliek Quadragesimo Anno van 1931 waarin werd bepaald, op grond van het subsidiariteitsbeginsel, dat de Staat uitsluitend leiding moest geven ‘al naargelang de omstandigheden het meebrengen en de noodzakelijkheid het eist’.Ga naar voetnoot24

Serrarens' wereldprogram had een uitgesproken corporatistische inslag: het economisch leven eiste een ‘solidaristische geest van alle individuen, standen en volkeren’, en diende te worden georganiseerd ‘op de grondslag der samenwerking tussen werkgevers en werknemers, ten bate der gemeenschap’.Ga naar voetnoot25

[pagina 106]
[p. 106]

Het Avondland

Ten einde Serrarens' opvattingen over Europa te verduidelijken is het allereerst nodig enkele passages uit zijn parlementaire redevoering op de dag van indiening van de motie-Van der Goes/Serrarens I/II, 18 maart 1948, te citeren. Het zijn passages die zijn diepe angst voor het communisme treffend weergeven, evenals zijn gehechtheid aan zijn eigen waarden en normen:

‘Mijnheer de Voorzitter! Er zijn gebeurtenissen in Europa, die voor alle volkeren van oost en west van de grootste betekenis zijn.
Wij kunnen ons niet losmaken van wat in het oosten van Europa gebeurt en wij moeten trachten de betekenis er van te peilen.’
‘...in Tsjechoslowakije, zoals in andere Staten, (is) de vrije meningsuiting onderdrukt, de critiek gesmoord, de democratie vermoord en de dictatuur heerst.’
‘Wij verwerpen het goddeloze, het onrechtvaardige, het haatzaaiende en moordende communisme. Wij verwerpen het als in strijd met de belangen van de arbeiders, wier welvaart het verwoest en wier vrijheid het vernietigt. Wij zullen het weerstaan in de mate van onze krachten.
Maar wij weerstaan het, omdat wij weten, dat de redding van het avondland ligt in wat het communisme wil vernietigen: in zijn bezinning op de Christelijke waarden, die zijn hoogste goed uitmaken, de zedenwet, met haar onderscheid van goed en kwaad, van recht en onrecht, de geestelijke vrijheid, de vrijheid der kinderen Gods, de gelijkheid van alle mensen voor de Eeuwige...’Ga naar voetnoot26

In zijn publicatie Rusland en het Avondland voert Serrarens de lezer mee naar de natuurlijke rijkdommen van het christelijke Avondland. Het omvatte de geneugden van het Mediterrane ras: ‘blauwe zuiderluchten’ en ‘een zacht klimaat, een landschap met natuurlijke harmonie en een heerlijke plantengroei’. Het Noordse ras had de dynamiek gebracht. Het had ‘niet van nature een plaats in de zon’. Het moest vechten, was ‘een ras van veroveraars’. ‘In ranke schepen zijn wij uitgevaren, om te weten, waar de peper groeide en de nootmuskaat’.Ga naar voetnoot27 Hiertegenover schetste Serrarens de ellende van de Russen: de Tartaarse onderdrukking welke het volk had afgesneden

[pagina 107]
[p. 107]

van de Westerse economische en religieuze bloei, en het begin had betekend van een weg naar ‘dictatuur van een elite’.Ga naar voetnoot28

Het begrip ‘Avondland’ hanteerde Serrarens in de geest van de historici Christopher Dawson en Arnold Toynbee die beiden stelling hadden genomen tegen het in 1918 verschenen werk Der Untergang des Abendlandes van Oswald Spengler.Ga naar voetnoot29 Toynbee schreef:

‘According tot him [Spengler], civilizations arose, developed, declined, and foundered in unvarying conformity with a fixed time-table, and no explanation was offered for any of this. It was just a law of nature which Spengler had detected, and you must take it on trust from the master: ipse dixit.’Ga naar voetnoot30

Toynbee stelde er tegenover:

‘While civilizations rise and fall and, in falling, give rise to others, some purposeful entreprise, higher than theirs, may all the time be making headway, and, in a divine plan, the learning that comes through the suffering caused by the failures of civilizations may be the sovereign means of progress.’Ga naar voetnoot31

De katholieke historicus Chr. Dawson vestigde de aandacht op de in de Oudheid tot ontwikkeling gekomen en in de Middeleeuwen autonoom volgroeide christelijke beschaving.Ga naar voetnoot32 Waar het op aan

[pagina 108]
[p. 108]

kwam was deze beschaving, ter versterking van het Avondland, tot ‘gemeenschappelijk Europees bewustzijn’ te maken.Ga naar voetnoot33

Serrarens' Avondland beantwoordde aan dit christelijke beschavingsideaal van Dawson en Toynbee. En in combinatie met Serrarens' anticommunistische gezindheid en zijn vrees voor sociale onrust in West-Europa, diende dit christelijke Avondland te worden voorzien van een gedegen sociaal fundament. ‘De basis van het nieuwe Europa kan nooit zijn een leeg anti-communisme’, zo stelde de vakbondsman het in Nieuw Europa. ‘Het moet zijn een bewust samen streven en samenwerken. Het nieuwe Europa zal de geleidelijke eenwording pas kunnen bereiken als het gedragen wordt door de volkeren zelf’.Ga naar voetnoot34 De in de motie-Van der Goes/Serrarens II voorgestane doelverbanden en de later eraan gekoppelde gedachte van een Raadgevend Lichaam of Assemblée, kon hij dus niet anders dan in katholieke vakbondstermen bezien. Aan de vooravond van de motie-Van der Goes/Serrarens III zei hij:

‘Legt de Assemblée-gedachte de nadruk op een zekere volksinvloed, op een invloed en een stuwing van de verschillende volkeren op het gebied der organisatie van Europa, de motie, die het vorig jaar door deze Kamer werd aangenomen [motie-Van der Goes/Serrarens II], legde meer nadruk op de doelverbanden, die nodig zijn, maar bij welker vorming het veelal ook wenselijk zal zijn, een zekere invloed aan de maatschappij te verzekeren. Wij kunnen ons toch niet indenken, dat men bijv. op economisch en sociaal gebied een doelverband zou oprichten, zonder dat het bedrijfsleven, zonder dat de arbeidersbeweging daarin vertegenwoordigd zou zijn. Die twee dingen grijpen in elkaar.’Ga naar voetnoot35
[pagina 109]
[p. 109]

Het was vanuit sociaal oogpunt dat het Avondland afstand nam van zowel de Verenigde Staten als de Sovjetunie. De Verenigde Staten liepen voorbij aan de ‘gemeenschapstaak’, zo wezenlijk, aldus Serrarens, voor het christelijke Avondland. Het Amerikaanse Marshallplan bekeek Serrarens ook met grote reserves: het was weliswaar een ‘onmisbare economische steun’ maar kon nooit meer zijn dan een ‘bloedtransfusie’. ‘De werkelijke opbouw moet uit Europa zelf komen’, zo was zijn standpunt.Ga naar voetnoot36 De Sovjetunie vergreep zich, geheel tegenovergesteld aan de Verenigde Staten, aan de vrijheid der arbeiders in naam van de ‘gemeenschap’. ‘De mens mag niet worden uitgebuit, niet door een kapitalist, maar ook niet door de gemeenschap’, was Serrarens' opvatting.Ga naar voetnoot37 Of, zoals hierboven al weergegeven uit Serrarens' redevoeringen van 18 maart 1948: ‘Wij verwerpen het [communisme] als in strijd met de belangen van de arbeiders, wier welvaart het verwoest en wier vrijheid het vernietigt’.Ga naar voetnoot38

Het Avondland was niet gebaat bij een organisatie als de Verenigde Naties. ‘[E]r is in de ontwikkeling der Verenigde Naties nog maar onvoldoende gelegenheid gegeven voor een rechtstreekse medezeggenschap der volkeren’. Ook was er weinig te verwachten van de OEES, ‘een intergouvernementeel orgaan, waarin de volkeren door hun gekozen vertegenwoordigers geen invloed hebben’.Ga naar voetnoot39 En met de EGKS kon het alleen wat worden ‘if European workers are given guarantees that from the very start, and continuously, their interests will be safeguarded’.Ga naar voetnoot40 Slechts één internationaal lichaam had het vertrouwen van Serrarens en dat was zijn eigen, al

[pagina 110]
[p. 110]

lang bestaande Internationale Arbeidsorganisatie.Ga naar voetnoot41 Deze organisatie kenmerkte zich, een belangrijk punt voor Serrarens, door een tamelijk ongouvernementeel karakter. Een vergelijking met de vroegere Volkenbond:

‘Naast de Volkenbond, die (...) een Statenbond was, een bond van Regeeringen eigenlijk, bestond de Internationale Organisatie van den Arbeid, waarin - novum in de ontwikkeling van het volkenrecht - de bevoegdheid der souvereine Regeeringen ten opzichte van de benoeming der delegaties ingrijpend beperkt werd, doordat werd voorgeschreven, dat zij de helft der gedelegeerden moeten aanwijzen in overeenstemming met de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers.
Deze gedelegeerden zijn volkomen vrij van Regeeringsinstructies. Zij hebben eigen rechten, die zelfs zoo ver gaan, dat zij zelfstandig klachten tegen een Staat kunnen indienen.’Ga naar voetnoot42

Dertig jaar ervaring

Zoals al opgemerkt, had Serrarens reeds een vrij lange carrière achter de rug toen hij betrokken raakte bij de moties over de bovennationale organen. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog kwam Serrarens, zoon van een administrateur bij de pontonniers, in contact met de katholieke arbeidersbeweging. Serrarens had het diploma van onderwijzer op zak en kon bogen op een gedegen intellectuele vorming. Vele jaren wijdde hij zijn krachten aan de Roomsch-Katholieke Vereeniging tot bestrijding van tuberculose Herwonnen Levenskracht, en aan het Roomsch-Katholiek Vakbureau. Geen van de bestuurders van deze verenigingen kon zich met hem meten, aldus C.J. Kuiper in een terugblik op de verdiensten van Serrarens.Ga naar voetnoot43 Zo slaagde hij erin uit voormalige militaire barakken het noodsanatorium Berg en Bosch op te bouwen, dat zou

[pagina 111]
[p. 111]

uitgroeien tot het grootste sanatorium van Nederland ter bestrijding van tbc. Ook de oprichting van het ICV in 1920 was vooral te danken aan Serrarens. Zijn uitstekende talenkennis stelde hem in staat met succes te bemiddelen tussen de Duitse, Franse en Belgische vakverbonden, en het ICV van de grond te krijgen.

Het belang van het ophalen van dit succesverhaal is gelegen in het feit dat Serrarens er in de Kamer, ten tijde van de behandeling van de moties, een behoorlijke meerwaarde aan trachtte te ontlenen. Keer op keer wees hij in zijn redevoeringen op zijn wel dertig jaar lange ervaring op internationaal terrein, waardoor hij simpelweg wíst dat bovennationale doelverbanden een grotere slagvaardigheid aan de dag konden leggen dan soevereine staten. In de Kamer verdedigde hij de bovennationale gedachte dus als volgt:

‘[Er] wordt gesproken, van doelverbonden [doelverbanden], dus van lichamen, die met een bepaald doel gesticht worden en waaraan bepaalde bevoegdheden worden opgedragen. Men kan, als men niet zo ver wil gaan, dat men de gehele beslissing in handen van een bepaald lichaam legt (...) beginnen met besluiten, die ratificatie door de Staten nodig hebben. Maar uit 30-jarige ervaring weet ik hoeveel bezwaren van traagheid deze methode meebrengt.’
‘Een grotere kracht verkrijgt men, als het bedoelde lichaam het recht heeft, beslissingen te nemen.’Ga naar voetnoot44

Eigen ervaring lag ook ten grondslag aan zijn zorgelijke kijk op de gang van zaken bij het departement van Buitenlandse Zaken:

‘Als men de bezetting van het Departement bekijkt, geloof ik, dat verschillende afdelingen een volkomen onvoldoende bezetting hebben. Wanneer ik zie, dat bibliotheek en vertaalbureau te zamen in totaal twee ambtenaren tellen met twee arbeidscontractanten, dan is dat voor beide diensten zeer weinig. Ik weet van vertalen een en ander af; wanneer het vertalen in haast gebeuren moet, gebeurt het slecht en als er zo weinig mensen zijn, komt het laat.’Ga naar voetnoot45

Zijn beoordeling van de ontwikkelingen bij de Raad van Europa verried een regelrecht verlangen naar meer verantwoordelijkheid voor parlementariërs die, zoals hijzelf, de kinderschoenen al jaren-

[pagina 112]
[p. 112]

lang waren ontgroeid. Toen dus bleek dat het Comité van Ministers de Assemblée dreigde lam te leggen door het stelselmatig terzijde schuiven van de aanbevelingen van de Assemblée, schreef hij: ‘De wijze, waarop het Comité van Ministers het werk van de Assemblée wilde stilleggen, doet denken aan de houding van sommige vaders, die hun zoontje een electrisch spoortje geven, onder de conditie, dat het kind er niet mede mag spelen, als papa er niet bij is en deze niet alles doet’.Ga naar voetnoot46

Gezegd zou kunnen worden dat Serrarens, met zijn trots op zijn dertig jaar lange ervaring op internationaal gebied, een wel heel eigen invulling heeft gegeven aan de door Van der Goes voorgestane democratisering van de buitenlandse politiek: buitenlandse politiek als terrein van ministers én parlementsleden die daar gezien hun jarenlange kennis van zaken voldoende gekwalificeerd voor waren.Ga naar voetnoot47

Europese aktiviteiten

Serrarens trad op 6 december 1948 toe tot het Vijf-Mogendheden Studie-Comité voor de Europese Eenheid, belast met de voorbereiding van de Raad van Europa. Hij was plaatsvervanger van senator P.A. Kerstens die de eerste vergaderingen van het comité in november had bijgewoond als lid van de Nederlandse delegatie. Hoewel Serrarens slechts bij twee vergaderingen aanwezig was, is zijn standpunt opvallend herkenbaar terug te vinden in het eindverslag van het comité. Zo staat genoteerd:

‘De Heer Serrarens (...) brak een lans voor de vrije meningsuiting, door te wijzen op de innovatie, die het Statuut van de Internationale Arbeidersorganisatie had gebracht in het internationale publiekrecht, toen het naast vertegenwoordigers der Regeringen gedelegeerden van
[pagina 113]
[p. 113]
organisaties van werkgevers en werknemers voorschreef, een methode, die in 30-jarige praktijk gunstige resultaten heeft gehad.’Ga naar voetnoot48

Serrarens heeft, toen de Assemblée van de Raad van Europa er eenmaal was, plaatsgenomen in de Commissie voor Algemene Zaken. Daarnaast bekleedde hij het voorzitterschap van de Commissie voor Sociale Vraagstukken.Ga naar voetnoot49 Laatstgenoemde commissie kwam met het voorstel een Europees Wetboek van Sociale Zekerheid op te stellen: ‘we could create something really big, which might be called the European Code of Social Security’.Ga naar voetnoot50 Waar het op neerkwam was Europese landen te verleiden ‘to establish such a code, on the basis of the conventions which they have already adopted and which have been enforced, even if not ratified’.Ga naar voetnoot51 Daartoe was samenwerking met de IAO, die deze conventies had voorbereid, een eerste vereiste. Serrarens voerde de IAO in de Assembléevergadering van 1949 als volgt ten tonele:

‘When the International Labour Office laid the first foundations stone for the building in Geneva, its founder, Albert Thomas, that great Frenchman and great European, wrote “So vis pacem, cole justification”, “if you want peace, you must cultivate justice”.
The Council of Europe will meet the manifest desire of the working classes, who form the great mass of our nations, if it demonstrates to the nations, by a bold programme of social security carried out in collaboration with the International Labour Office, that the new Europe will also bring about social justice.’Ga naar voetnoot52

In zijn publikatie Romantiek en realisme in Straatsburg schreef hij:

[pagina 114]
[p. 114]
‘De Commissie voor Sociale Zekerheid, die ik de eer heb, te mogen leiden, heeft sinds de zitting van 1949, in samenwerking met het Internationaal Arbeidsbureau [administratief apparaat van de IAO], gewerkt aan de voorbereiding van een Europees wetboek van sociale zekerheid (...) De Assemblée, die de voorstellen [aangaande het wetboek] met overgrote meerderheid aannam, aanvaardde daarbij de overweging, dat de Conventie, die een dergelijk wetboek zou vaststellen, op het voorbeeld van de Conferenties van de Internationale Arbeidsorganisatie, op drieledige basis moest berusten, op samenwerking van regeringen, werkgevers en arbeiders.’Ga naar voetnoot53

Met de IAO zag Serrarens dus kansen weggelegd om vanuit de Raad van Europa te komen tot de ‘solidaristische geest’ die zijn wereldprogram van 1922 al zo nadrukkelijk voorschreef.Ga naar voetnoot54

Slot

Bevangen door vrees voor het goddeloze communisme wijdde de katholieke vakbondsman Serrarens zich aan de bovennationale politiek. Zijn hoop was gericht op het behoud van het christelijke Avondland, en op een West-Europa dat op ‘sociaal-solidaristische’ grondslag samenwerkte. Vertrouwend op zijn jarenlange ervaring in het internationale vakbondswerk, en met de Internationale Arbeidsorganisatie aan zijn zijde, nam hij bij de Raad van Europa het initiatief tot een zeer ambitieus project: de codificatie van het Europees sociaal recht.

Kennis van de voorgeschiedenis van het Europese eenheidsstreven had Serrarens niet. In het blad Nieuw Europa schreef hij: ‘Vroegere generaties spraken nooit van Europa’, en ‘in de jaren van de Volkenbond (bleek) de onmacht der Europese volken tot bezinning op gemeenschappelijk belang en gemeenschappelijke taak’.Ga naar voetnoot55 Coudenhove-Kalergi en Briand bleven in zijn denkwereld dan ook buiten beeld. Pas na de communistische machtsovername in

[pagina 115]
[p. 115]

Tsjechoslowakije, februari 1948, kwamen er zijns inziens ‘daden, zoals het Verdrag van de Vijf van Brussel, gevolgd door het Atlantisch Pact. Er ontstonden Bewegingen: de Beweging van Europese Federalisten’.Ga naar voetnoot56 Maar een overtuigd federalist als Denis de Rougemont stond in het denken van Serrarens toch niet al te ver af van Christopher Dawson, hoeder van het christelijke Avondland.Ga naar voetnoot57 Aansluitend op wat Dawson in The making of Europe schreef, namelijk dat ‘wijzelf (...) het vertrouwen (beginnen) te verliezen in de superioriteit van onze eigen [christelijke] tradities’, maar dat ‘helaas op niemand de taak rustte ‘Europa's zaak te bepleiten’, merkte Serrarens in Straatsburg op: ‘Some years ago. when Christopher Dawson wrote his book, “The Making of Europe”, he complained that no one undertook the defense of Europe. At present Denis de Rougemont can write that Europe which was beginning to break up is now beginning te recreate itself’.Ga naar voetnoot58

voetnoot1
Handelingen Tweede Kamer (verder als HTK). 16 januari 1951, 1086. Zie voor het door Serrarens weergegeven citaat uit 1946: HTK, 4 december 1946, 654. Bij het begrotingsdebat van 1946 blijkt Serrarens al wel voorstander te zijn van intensivering van de contacten tussen de landen van de Benelux. Ibidem, 656.
voetnoot2
HTK, 18 november 1947, 359.
voetnoot3
Ibidem, 359-360.
voetnoot4
Zie voor deze moties hoofdstuk 3.
voetnoot5
P.J.S. Serrarens, Rusland en het Avondland, Utrecht, 1948, 3. Eerder verschenen als artikelenreeks in Internationale Christelijke Vakbeweging, december 1946-juni 1947. Zie voor de term ‘dijk’: P.J.S. Serrarens, ‘De Benelux en West-Europese Unie’. De Opmars. Propagandablad van de Katholieke Volkspartij, 17 december 1948, 45.
voetnoot6
Biografische gegevens over Serrarens: ‘P.J.S. Serrarens 60 jaar’. Utrechts Katholiek Dagblad, 10 november 1948. C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid. Ontstaan, groei en werk van de katholieke arbeidsbeweging. Deel 2. Utrecht, 1953. J. van der Pluym, ‘In memoriam P. Serrarens’. De Volkskrant, 27 augustus 1963. J.J.C. Sprenger, Petrus Josephus Servatius Serrarens. Kandidaatsscriptie. Universiteit van Amsterdam, 1972. J.J.C. Sprenger, ‘Serrarens’. Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. Deel 3. Amsterdam, 1988, 188-191. J.A. Bornewasser, Katholieke Volkspartij 1945-1950. Band 1: Herkomst en groei (tot 1963), Nijmegen, 1995.
voetnoot7
Zie voor het ontstaan en de ontwikkeling van de katholieke arbeidersbeweging: J. Roes, ‘Katholieke arbeidersbeweging in historische banen. Inleidende beschouwingen over achtergronden, fasen en aspecten’. In: J. Roes (red.), Katholieke arbeidersbeweging. Studies over KAB en NKV in de economische en politieke ontwikkeling van Nederland na 1945. Deel 1. Baarn, 1985, 15-78. J. Peet, hoofdstuk 1 en 2 in: J. Roes (red.), op. cit. Deel 2. 23-73. H. Righart, De katholieke zuil in Europa. Het ontstaan van verzuiling onder katholieken in Oostenrijk, Zwitserland, België en Nederland. Amsterdam, 1986, 222-237. Over de ontwikkeling van het ICV: P.J.S. Serrarens, ‘Van een Europese beweging naar een universeel verbond’. Onze toekomst ligt in de ruimte. 40 jaar ICV 1920-1960. Z.p., z.j., 9-20.
voetnoot8
De Internationale Arbeidsorganisatie vond haar bestaan in deel XIII van het Verdrag van Versailles. Zie voor dit deel: The treaty of Versailles and after. Annotations of texts of the treaty. New York, 1968, 694-719. Zie voor de IAO en de stuwende figuur achter deze organisatie: B.W. Schaper, Albert Thomas. Dertig jaar sociaal reformisme. Leiden, 1953.
voetnoot9
P.J.S. Serrarens, De revolutie van het hakenkruis. Utrecht, 1933. Zie voor Serrarens' anti-nationaal-socialistische stellingname ook: Het probleem Oostenrijk. Utrecht, 1934.
voetnoot10
Deze titel wordt genoemd in: ‘P.J.S. Serrarens 60 jaar’. Utrechts Katholiek Dagblad, 10 november 1948.
voetnoot11
Zie ook hoofdstuk 1.
voetnoot12
Zie voor de KVP en de NEI: J.A. Bornewasser, Katholieke Volkspartij 1945-1980. Band I: Herkomst en groei (tot 1963). Nijmegen, 1995, 290-291.
voetnoot13
‘Naar Christelijke wereldorde’. De Opmars, 4 april 1952, 116-117. Een sterk verband werd de NEI overigens niet. Zie: J. Bosmans, ‘Das Ringen um Europa. Die Christdemokraten der Niederlande und Deutschlands in den “Nouvelles Equipes Internationales” (1947-1965)’. In: J. Bosmans (Hrsg.), Europagedanke, Europabewegung und Europapolitik in den Niederlanden und Deutschland seit dem Ersten Weltkrieg. Münster, 1996, 123-148.
voetnoot14
Zie voor E.M.J.A. Sassen en Marga Klompé de aan hen gewijde hoofdstukken in deze studie.
voetnoot15
J.A. Bornewasser, Ibidem, 289. Zie voor Romme en Europa ook hoofdstuk 7.
voetnoot16
J. Bosmans, Romme. Biografie 1896-1946. Utrecht, 1991, 272.
voetnoot17
Romme legde zich in de Kamer toe op aangelegenheden van voornamelijk binnenlands-politieke aard (Financiën, Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening), en op Overzeese Gebiedsdelen.
voetnoot18
Algemeen Rijksarchief, Tweede Afdeling (verder als ARA-II), Archief C.P.M. Romme, doos 38: Brief van Romme aan Serrarens (‘Ten behoeve van de Leden van de Fractiecommissie voor Buitenlandsche Zaken’), 14 januari 1949. Zie voor Romme en de Raad van Europa ook hoofdstuk 7.
voetnoot19
Ibidem: Brief van Serrarens aan de leden van de Commissie voor Buitenlandse Zaken, 's-Gravenhage, 14 januari 1949.

voetnoot20
Van belang in dit verband is wat W. Banning schrijft over het vooroorlogse wantrouwen in katholieke kring jegens de sociaal-democraten. Dit wantrouwen werd gevoed, aldus Banning, door de pauselijke encyclieken, door de revolutiepoging van Troelstra in 1918, en door ‘het niet voldoende onderscheiden tussen socialisten en communisten die in Rusland na 1917/1918 met een schrikbewind hun macht handhaafden’. W. Banning, Hedendaagse sociale bewegingen. Deventer 1988, 71.
voetnoot21
P.J.S. Serrarens, Roomsche kinine tegen roode koorts. Utrecht, z.j., 1.
voetnoot22
Zie voor dit waterschapsmodel hoofdstuk 3.
voetnoot23
Het Economisch Wereldprogram werd aangenomen tijdens een congres van het ICV in 1922 in Innsbruck. Zie voor een weergave van het program: C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid. Deel 2, 297 e.v. In 1934 werd het programma opnieuw bekrachtigd.
voetnoot24
Quadragesimo Anno, alinea 80. In: Rerum Novarum Quadragesimo Anno. Utrecht, 1938, 98. Zie voor een vollediger weergave van het subsidiariteitsbeginsel in de pauselijke encycliek hoofdstuk 3.
voetnoot25
C.J. Kuiper, op. cit., 298. Zie voor de grondslagen van het Nederlandse corporatisme: H.J.G. Verhallen, R. Fernhout en P.E. Visser (red.), Corporatisme in Nederland. Belangengroepen en democratie. Alphen aan den Rijn/Brussel, 1980.
voetnoot26
HTK, 18 maart 1948, 1565-1568.
voetnoot27
P.J.S. Serrarens, Rusland en het Avondland. Utrecht, 1948, 3-4.
voetnoot28
Ibidem, 10 e.v., 47 e.v.
voetnoot29
O. Spengler, Der Untergang des Abendlandes. Umrisse einer Morphologie der Weltgeschichte. Twee delen. München, 1918-1922. Zie voor Serrarens' oriëntatie op Dawson en Toynbee bijvoorbeeld: HTK, 4 december, 1946, 656; 18 november 1947, 359; 1 februari 1949, 1117. Zie ook: P.J.S. Serrarens, ‘Diagnose van Europa’. Internationale Christelijke Vakbeweging, november 1948 (nr. 5), 1-3.
voetnoot30
A.J. Toynbee, Civilization on trial. New York, 1948, 10. Toynbee doelde op de gedachte van Spengler dat alle beschavingen onderhevig waren aan een vast ontwikkelingspatroon. Alle beschavingen doorliepen dus de stadia ‘Frühzeit’, ‘Kultur’ (bloei) en ‘Zivilisation’ (verval). Spengler meende dat het Westen, het Avondland, omstreeks 1800 het tijdperk van het verval was ingegaan. Zie voor de politieke achtergronden van Spenglers beschavingsleer: F. Boterman, Oswald Spengler. Der Untergang des Abendlandes. Cultuurpessimist en politiek activist. Maastricht, 1992.
voetnoot31
Ibidem, 15. Een nog altijd - lezenswaardige inleiding op Toynbee's beschavingsopvattingen, zoals neergelegd in diens magnum opus A study of history, is die van J. Romein: Toynbee's studie der geschiedenis. Grondslagen eener algemene en vergelijkende beschavingsleer. Bussum, 1948.
voetnoot32
Toynbee deelde Dawsons christelijke denkbeelden overigens niet. In een brief aan Dawsons jongste dochter, Christina Scott, schreef Toynbee: ‘He [Dawson] was a most original-minded and sincere-minded thinker, and he made his great contribution to the understanding of history (...). We differed in religion - I am an agnostic - but we agreed in trying to see history as a whole and also in believing that religion is at the heart of human life’. Chr. Scott, A historian and his world. A life of Christopher Dawson 1889-1970. Londen, 1984, 163.
voetnoot33
Chr. Dawson, The Making of Europe. London, 1946, XXV. De eerste druk verscheen in 1932.
voetnoot34
P.J.S. Serrarens, ‘To be or not to be’. Nieuw Europa, juni 1950 (nr. 19), 1.
voetnoot35
HTK, 1 februari 1949, 1121. Zie ook: Katholiek Documentatie Centrum, Archieven van de Katholieke Volkspartij, map 4855: Aantekeningen voor de mondelinge behandeling van hoofdstuk III [Buitenlandse Zaken], 14 januari 1949. In deze aantekeningen, die door Serrarens waren opgesteld voor de fractie van de KVP, staat te lezen: ‘Beslissend voor succes is de wil tot samenwerking bij alle betrokken Staten. Ook hier (is) wenselijk, dat niet alleen de regeringen, maar ook volkeren in de organisaties van Europa betrokken worden’.
voetnoot36
P.J.S. Serrarens, ‘Marshall en wij’. De Opmars, 6 februari 1948, 73; ‘De Benelux en West-Europese Unie’. De Opmars, 17 december 1948, 45.
voetnoot37
HTK, 18 maart 1948, 1566. Zie ook: P.J.S. Serrarens, ‘Diagnose van Europa’. Internationale Christelijke Vakbeweging, november 1948 (nr. 5), 1-3.
voetnoot38
Ibidem, 1568.
voetnoot39
HTK, 22 april 1948, 1629; 23 november 1949, 1086.
voetnoot40
Council of Europe. Consultative Assembly. Official Report of Debates (Verder als Consultative Assembly), 14 augustus 1950, 390.
voetnoot41
Zie bijvoorbeeld: HTK, 22 april 1948, 1629; 17 oktober 1950, 150. Zie ook: HTK, 9 november 1939, 297.
voetnoot42
HTK, 4 december 1946, 654. Serrarens doelt eigenlijk op de Internationale Arbeidsconferentie, een apart lichaam binnen de IAO welke jaarlijks bijeenkwam. Ook Schaper onderstreept de ‘eigenaardige, gemengde samenstelling’ van deze conferentie met ‘ten dele uit de vrije samenleving voortkomende autonome afgevaardigden’. ‘Aan haar ontleende de I.A.O. haar supranationale karakter’, aldus Schaper. B.W. Schaper, op. cit., 216.

voetnoot43
C.J. Kuiper, op. cit., 84-85, 695.
voetnoot44
HTK, 22 april 1948, 1630. Zie voor Serrarens' verwijzen naar zijn dertigjarige ervaring ook: HTK, 22 november 1949, 631; 18 januari 1951, 1146.
voetnoot45
HTK, 1 februari 1949, 1119-1120.
voetnoot46
HTK, 22 november 1949, 632.
voetnoot47
Zie ook: Archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Archief van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Notulen van de vergadering van 19 april 1951. Serrarens nam het op voor Van der Goes die dwars tegen het standpunt van de minister in, een positie op regeringsniveau voor de Assemblée opeiste. Serrarens meende dat als het Comité van Ministers de Assemblée links liet liggen, de Assemblée het heft in eigen handen moest nemen.

voetnoot48
Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Archief J.A.H.J.S. Bruins Slot, doos 5, map 26: Verslag van de Vergaderingen van het Vijf-Mogendheden Studie-Comité. Parijs. Opgesteld door J.W. Albarda, 16.
voetnoot49
Zie voor de werkzaamheden van deze commissies: Committees of the Consultative Assembly. Strasbourg, 1959, 13 en 15.
voetnoot50
Consultative Assembly, 26 augustus 1949, 716.
voetnoot51
Ibidem.
voetnoot52
Ibidem. Wellicht doelt Serrarens met ‘great European’ op het feit dat Albert Thomas, die in 1919 werd benoemd tot directeur van het internationaal arbeidsbureau van de IAO, een voorstander was van het idee van een Verenigde Staten van Europa en zijn steun heeft gegeven aan de Europese Unie van Aristide Briand. Zie: B.W. Schaper, Albert Thomas. Dertig jaar sociaal reformisme. Leiden, 1953, 303-311.
voetnoot53
P.J.S. Serrarens, ‘Romantiek en realisme in Straatsburg’, Overdruk uit Economisch-statistische berichten, 13 september 1950, 7.
voetnoot54
De samenwerking met de IAO leidde tot een verdubbeling van het aantal ratificaties van IAO-conventies door lidstaten van de Raad van Europa. Een Europees wetboek kwam er evenwel niet. Zie: A.H. Robertson, Le conseil de l'Europe. Sa structure, ses fonctions et ses réalisations. Leyde, 1962.

voetnoot55
P.J.S. Serrarens, ‘To be or not to be’. Nieuw Europa, juni 1950 (nr. 19), 1.
voetnoot56
Ibidem.
voetnoot57
Zie voor Denis de Rougemont hoofdstuk 2.
voetnoot58
Consultative Assembly, 16 augustus 1949, 190. Serrarens gaf in de Tweede Kamer de eigenlijke woorden van Denis de Rougemont weer: ‘L'Europe qui était en train de se défaire est en train de se faire’. HTK, 1 februari 1949, 1121. Vgl.: ‘Rapport général’. In: Oeuvres complètes de Denis de Rougemont. III: Ecrits sur l'Europe. Volume premier 1948-1961. Paris, 1994, 85-96, 85. Zie voor Dawsons klacht: Chr. Dawson, op. cit., XXV.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken