Onze journalist kon de verzoeking met weerstaan te laten merken, dat hij ook daarvan op de hoogte was.
‘Ik geloof wel, dat ik dit weet,’ zeide hij. ‘Er zijn vele landgenooten van u in Californië, volgens Marcel Monnier wel vijftig duizend. Vroeger werden de overledenen vervoerd door een Chineesche jonk, die tusschen de Aziatische en de Amerikaansche kust heen en weer voer. Iedere twee maanden was er gelegenheid tot inscheping. Dat was te weinig. Toen wisten de Yankees er raad op. Zij brachten vier stoombooten in de vaart en stelden die ter beschikking tot vervoer van de gestorven Zonen van Han. Zoo noemt gij immers u zelven?’
‘Volkomen juist!’ riep de geleerde opgetogen.
‘De booten van de Box-Pacific-Line-Company nemen ook koopwaren en nu en dan enkele passagiers mee, die niet bang zijn voor de stille gebalsemde reisgenooten in hunne goed gesloten kisten.’
‘Ik merk, dat ik heel gelukkig ben geweest in mijne keus,’ zei de Chinees, die Lavarède het eerst had aangesproken.
Armand boog voor dit compliment.
‘Wij wenschen, dat gij Kin-Tchang, - No. 49 is het - uit de bewaarplaats in het dok weghaalt, en hem met een flinken steen bezwaard, in zee werpt.’
‘En voor dat beetje werk biedt gij twee duizend dollars?’
‘'t Is moeielijker dan gij denkt. Niemand van ons kan het doen, want ten eerste zou geen Chinees die heiligschennis begaan en dan is de Maatschappij op hare hoede, de bewaker van het dok zou dadelijk erg krijgen, als hij maar iets zag, dat op een Chinees geleek.’
‘Terwijl hij geen wantrouwen zal koesteren tegen een Franschman? Daar moet ik gebruik van maken, om een stuk van de lading te ontvreemden en verachtelijk weg te werpen. Bedoelt gij dat?’
‘Precies.’
‘En gij wilt liever, als de zaak mocht mislukken, niet met de justitie van de Vereenigde Staten te doen krijgen, want de Box-Pacific-Line-Company is eene Amerikaansche Vereeniging. Ik begin nu de moeielijkheden te begrijpen: inbraak, diefstal, lijkenschennis enz.’
De Chineezen beten zich op de lippen, maar de woordvoerder zeide: ‘Twee duizend dollars..
‘Zijn wel waard,’ viel Lavarède hem in de reden, dat men er eenige moeite voor doet. Zoo denk ik er ook over. Maar hoe zal mij de som ter hand gesteld worden?’
‘Het dok is 50 meter van de haven. Den derden nacht staat er een van de onzen op post. Als gij hem het lijk van Kin-Tchang brengt, zult gij het geld ontvangen.’
‘Gelijk oversteken, dat bevalt mij. Nu moet ik alleen nog maar een middel vinden om in het dok te komen.’
‘Dat is uwe zaak, maar ik wil u eene inlichting geven, die haar nut kan hebben.’
‘En die is?’
‘De beambte, die dien nacht de wacht heeft, heet Vincents, een Ier van geboorte; hij eet in Oxtail-Tavern, in Susgranestreet, vlak bij de gebouwen van de Vereeniging.’
‘Dat heb ik in mijn oor geknoopt.’
‘En dan moet ik u ook nog zeggen, dat het niet anders kan gebeuren dan in den u genoemden nacht, want den volgenden morgen zullen de kisten aan boord van de “Heavenway” gebracht worden, die denzelfden dag nog vertrekt.’
Lavarèdes gezicht nam bij het hooren van die woorden een vroolijke uitdrukking aan en ondanks zich zelf riep hij verheugd: ‘Eurêka!’
‘Wat hebt gij gevonden?’ vroeg de Chinees en bewees daarmee, dat hij wel verdiende het onderscheidingsteeken van een geleerde te dragen.
‘Wat ik wenschte. Gij kunt volkomen gerust zijn, uw Mandsjoe gaat in zee.’
En zachtjes voegde hij er bij:
‘Hij zou mij anders maar in den weg zitten.’
Toen alles afgesproken was, nam Lavarède afscheid en kwam neuriënd in het hotel terug. Den volgenden morgen verbaasden zijn Engelsche vrienden zich over zijn zonnig humeur.
‘'t Is wel te begrijpen, dat ik in mijn schik ben. Vandaag hebben we den 3den Augustus, den 6den verlaat ik San Francisco.’
‘Zoo!’ hoorde hij eene stem achter hem zeggen.
Hij keek om en zag dat Bouvreuil vlak bij hem stond. Armand vond dit heel vervelend, maar hij liet daar niets van merken.
‘Wel Mijnheer Bouvreuil,’ zei hij glim lachend, ‘is u ook weer hier?’
‘Ik hoorde u zeggen, dat uw vertrek uit San Francisco bepaald is en daar ik er groot belang bij heb om u niet alleen te laten gaan....’
‘Het spreekwoord zegt, dat er van twee vrienden altijd een is, die zich geeft en een die zich laat liefhebben. Ik ben in ons geval niet degeen die geeft en ik zal mij wel aan uwe vriendschap weten te onttrekken.’
‘Niet zoo gemakkelijk, mijne dochter Pene lope....’
De naam Penelope maakte Lavarède altijd erg ongeduldig. Hij begon te trappelen, zoo verveelde het hem. Bouvreuil koos nu de wijste partij en ging heen, maar hij riep den jongen man eerst nog dit hartig woordje toe: ‘Ik laat nooit los, al ben je ook nog zoo vlug.’
Toen Lavarède van Bouvreuil af was, vertelde hij aan zijne reisgenooten zijne bevindingen en zijn geheimzinnigen tocht door de Chineezen-wijk. Hij deelde hun het plan mede, dat sedert den vorigen avond bij hem vaststond, nl. de plaats in te nemen van Kin-Tchang en naar China te reizen in de kist No. 49. Sir Murlyton teekende protest aan.
‘Maar dan zullen mijne dochter en ik ook op de Heavenway, op dat doodenschip moeten reizen!’
Aurett was bleek geworden, maar zij haastte zich toch te zeggen: ‘Wij hebben geen recht om Lavarède van zijne reis terug te houden. Dat zou tegen de bepalingen van het testament zijn, Papa.’
‘Dat hebben wij ook niet, maar....