Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]


illustratie

[pagina 73]
[p. 73]

12 Pieter Codde
Amsterdam 1599-1678 Amsterdam

Gesprek over de kunst
Paneel, 43 × 56,5 cm
Parijs, Fondation Custodia (verzameling F. Lugt), Institut Néerlandais

Dit schilderij is geïnterpreteerd als de weergave van een gesprek in een atelier tussen een schilder-tekenaar en een kunstliefhebber, dat handelt over de overeenkomst tussen natuur en kunst en over de juiste proporties in de kunst. Diverse elementen in de voorstelling horen zonder meer in een atelier thuis, zoals de tekenboeken en schetsbladen, de panelen en kleine beeldhouwwerken.Ga naar eind1 Op de tafel liggen echter ook een viool en een luit en dat zijn voorwerpen die uiteindelijk buiten de directe benodigdheden van de beeldende kunstenaar vallen. Deze muziekinstrumenten hebben hier dan ook een overdrachtelijke betekenis.Ga naar eind2

Bovengenoemde interpretatie berust op de veronderstelling dat de begrippen ‘overeenkomst tussen natuur en kunst’ en ‘juiste proportie’ respectievelijk door de viool en de luit worden vertegenwoordigd. De vraag rijst echter of er in deze zin mag worden gespecificeerd. Een klemmende reden om dit te doen ontbreekt in elk geval. Daar staat tegenover dat de 17de eeuw wel van een meer abstracte, globale relatie tussen de beide kunsten uitging. Zo waren theoretici, onder wie Karel van Mander, gewoon vergelijkingen te trekken tussen de harmonie van de muziek enerzijds en met

illustratie
12a Jan van Swieten, Luit spelende schilder. Leiden, Museum De Lakenhal


[pagina 74]
[p. 74]


illustratie
12b Gabriël Metsu, Kunstenaar, die een cello spelende vrouw schildert. Londen, kunsthandel 1949


name de compositie in de beeldende kunst (en bouwkunst) anderzijds.Ga naar eind3 Ook Pieter Codde zal de luit en viool die op de tafel vóór de kunstenaar liggen, stellig met het oog op de zo noodzakelijk geachte harmonie in diens werk in beeld hebben gebracht. Evenals de cello en de viola da gamba komen de luit en viool veelvuldig voor op ateliervoorstellingen.Ga naar eind4 Soms hanteert de schilder, zittend voor zijn ezel, een muziekinstrument in plaats van zijn penseel, zoals bijvoorbeeld op een werk van Jan van Swieten (afb. 12a). Soms is het model van de kunstenaar met een strijkinstrument uitgerust, zoals op een schilderij van Gabriël Metsu waarop een vrouw, vermoedelijk Metsu's echtgenote, een cello bespeelt (afb. 12b).Ga naar eind5 Dankzij Ripa's Iconologia kunnen we concluderen dat hier in

illustratie
12c Illustratie uit: Cesare Ripa, Iconologia of uytbeeldingen des verstands, Amsterdam 1644


wezen de Harmonie in eigen persoon is weergegeven (afb. 12c).Ga naar eind6

Vanzelfsprekend waren er schilders die in werkelijkheid musiceerden. Bekend is ook de muzikale schilder uit de kunstenaarsbiografie, maar daarin blijft onduidelijk of we met waarheidsgetrouwe informatie of met een anecdotische omzetting van de theoretische overeenkomst tussen beide kunsten te doen hebben. Houbraken vertelt dat Gerard Lairesse het schilderen placht af te wisselen met vioolspel, suggererend dat het strijken, wat wij zouden noemen: de inspiratie ten goede kwam.Ga naar eind7 Veel later zou de Zwitserse schilder Arnold Böcklin (1827-1901) zijn musiceren op vergelijkbare manier motiveren: hij onderbrak zijn werk regelmatig met fluitspel teneinde nieuwe invallen te krijgen.Ga naar eind8

eind1
Cat. tent. De schilder in zijn wereld. Van Jan van Eyck tot Van Gogh en Ensor, Delft-Antwerpen 1964-65, 44 (nr. 22). De sculptuur op de voorgrond stelt waarschijnlijk Hercules en Cacus voor en moet hier worden gezien als symbool van de deugd die de ondeugd overwint. Hercules gold als beschermer der kunsten, een functie die hij in het bijzonder vervulde in zijn hoedanigheid van Virtus, de personificatie van de deugd. Het propageren van deugd was een vast bestanddeel in theoretische tractaten, waarbij Hercules soms als exempel werd opgevoerd. Zie Hessel Miedema, Karel van Mander. Den grondt der edel vry schilder-const II, Utrecht 1973, 359-360. Voorts: De Jongh 1971, 162-164.
eind2
Muziekinstrumenten waren atelierattributen die bijv. werden gebruikt ten behoeve van vanitasstillevens.
eind3
Miedema, a.w., 471-472. E. de Jongh, ‘'t Gotsche krulligh mall’. De houding tegenover de gotiek in het zeventiende-eeuwse Holland', Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 24 (1973), 85-145, i.h.b. 106 en 113.
eind4
Zie J.G. van Gelder, De Schilderkunst van Jan Vermeer, met commentaar van J.A. Emmens, Utrecht 1958.
eind5
Zie voor Jan van Swieten: Hans Schneider, ‘Der Maler Johan van Swieten’, Oud-Holland 37 (1919), 223-226; voor Metsu: Franklin W. Robinson, Gabriel Metsu (1629-1667). A study of his place in Dutch genre painting of the golden age, New York 1974, 31.
eind6
Ripa, 341.
eind7
Houbraken III, 110-111. Dit verhaal is overgenomen door Jacob Campo Weyerman, De levensbeschrijvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen II, Den Haag 1729, 407.
eind8
Hanns Floerke, Studien zur niederländischen Kunst- und Kulturgeschichte, München en Leipzig 1905, 207-208.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker