Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uyt-spanningen (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uyt-spanningen
Afbeelding van Uyt-spanningenToon afbeelding van titelpagina van Uyt-spanningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.41 MB)

Scans (8.43 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. Ros

L. Strengholt



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uyt-spanningen

(2005)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

4
AandagtGa naar margenoot+
Op Hooglied 5:2, 3, 4, etc.

Te singen als: Dovene vay etc.Ga naar margenoot+

I.

 
Ah! herte vol benauwtheyd!
 
Dat 's levend sterven!
 
Dat 's levend sterven!
 
Dat 's levend levend sterven!
5[regelnummer]
Mijns herten Grond-slag/Ga naar margenoot5
 
Die 't hert ten grond sag/Ga naar margenoot6
 
Mijns levens Leven
 
Heeft my begeven:Ga naar margenoot8
 
Dat heerlijck Aansigt/Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Een Son by 't Maanligt/
 
Dus heen! dus heen te gaan?Ga naar margenoot11
 
Dus heen! dus heen te gaan?
 
Dus heen! dus heen te gaan?
 
Dat 's levend sterven.

II.

15[regelnummer]
Ick was wat aan het sluymren/Ga naar margenoot15
 
O! diere slaap-sugt!Ga naar margenoot16
 
O! diere slaap-sugt!
 
O! diere/ diere slaap-sugt!
 
Hy clopt'/ en riep nog:Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Ick hoord'/ en sliep nog:
 
Sijn woorden schenenGa naar margenoot21
 
Door dampen henen/
 
Door damp van lustenGa naar margenoot23
 
En sorg-loos rusten.
25[regelnummer]
Hy trock sijn hand te rug/Ga naar margenoot25
 
Hy trock sijn hand te rug/
 
Hy trock sijn hand te rug/
 
O! dierbre slaap-sugt!
[pagina 51]
[p. 51]


illustratie

III.

 
O! arger Rust dan onrust!Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
Gemack te dierbaar!Ga naar margenoot30
 
Gemack te dierbaar!
 
Gemack/ gemack te dierbaar!
 
In dons gesegen
 
Lag ick/ als regenGa naar margenoot34
[pagina 52]
[p. 52]
35[regelnummer]
En dauw Hem deckten/Ga naar margenoot35
 
En Hy my weckte.
 
Een weynig reckensGa naar margenoot37
 
(Dagt ick) en streckens.Ga naar margenoot38
 
En laas! Hy trock te rug/Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
Hy trock sijn hand te rug/
 
Hy trock sijn hand te rug/
 
Gemack te dierbaar!

IV.

 
Ah! 's vleeschs bedriegeryen/
 
Ah! toveryen!Ga naar margenoot44
45[regelnummer]
Ah! toveryen!
 
Ah! 's werelds toveryen!
 
Gy hebt met logen
 
Mijn siel bedrogen:
 
Gy troont ons vreedlijck/Ga naar margenoot49-50Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
Maar loont ons wreedlijck:Ga naar margenoot49-50
 
Voor wat gevoelens/Ga naar margenoot51-52
 
En ydel woelensGa naar margenoot51-52
 
Is nu mijn Leven heen!Ga naar margenoot53
 
Is nu mijn Leven heen!
55[regelnummer]
Is nu mijn Leven heen!
 
Ah! toveryen!

V.

 
Hoort nog een woord mijn Leven!
 
Mijn Heyl! en vlugt niet!Ga naar margenoot58
 
Mijn Heyl! en vlugt niet!
60[regelnummer]
En vlugt/ mijn Heyl! en vlugt niet!
 
Dat gy my radetGa naar margenoot61
 
Heb ick versmadet
 
'Tis waar; maar draag hetGa naar margenoot63
 
Nu/ en beclaag het:
65[regelnummer]
Ey! siet mijn oogen
 
Die 't hert u toogen:Ga naar margenoot66
 
En keer! ey! keer weerom!
 
Ey keer! ey keer weerom!
 
Ey keer! ey keer weerom!
70[regelnummer]
Mijn Heyl! en vlugt niet.
[pagina 53]
[p. 53]

VI.

 
Wat geev ick u mijn Heyland
 
Tot ons bevreed'ging?Ga naar margenoot72
 
Tot ons bevreed'ging?
 
Tot ons/ tot ons bevreed'ging?
75[regelnummer]
Is uw vergrammenGa naar margenoot75
 
Met duysend rammen/Ga naar margenoot76-77
 
Met oly-stromenGa naar margenoot76-77
 
Wel in te tomen?
 
Ja met mijn leven?
80[regelnummer]
Ick woud 't u geven.Ga naar margenoot80
 
Uw eygen dierbaar bloedGa naar margenoot81
 
Uw eygen dierbaar bloed
 
Uw eygen dierbaar bloed
 
Is mijn versoening.

VII.

85[regelnummer]
'k Beswijk van lange wagten!Ga naar margenoot85
 
En kan niet langer/
 
En kan niet langer/
 
En kan/ en kan niet langer!
 
Mijn oogen wijcken/Ga naar margenoot89
90[regelnummer]
Mijn le'en beswijcken/Ga naar margenoot90
 
Mijn voeten moe-gaan/Ga naar margenoot91
 
Mijn keel wil toe-gaan;
 
En 't werd nog banger!Ga naar margenoot93
 
'k En can niet langer!
95[regelnummer]
Ay my! daar sijg ick heen!Ga naar margenoot95
 
Ay my! daar sijg ick heen!
 
Ay my! daar sijg ick heen!
 
'k En can niet langer.

VIII.

 
Ick hoor u wel mijn Leven/
100[regelnummer]
Maar sie u niet: waar?
 
Maar sie u niet: waar?
 
Maar sie u niet: waar sijt gy?
 
De duysterheden
 
Van lust/ en reden/Ga naar margenoot104
105[regelnummer]
Die heerlijck schijnen/
 
Doen u verdwijnen/
[pagina 54]
[p. 54]
 
En my alleen staan!
 
Wat moet ick heen-gaan?Ga naar margenoot108
 
Ey! vat myn hand eens aan/
110[regelnummer]
Ey! vat myn hand eens aan/
 
Ey! vat myn hand eens aan/
 
Mijn Heyl! waar sijt gy?

IX.

 
Hoort/ Zyons diere kind'ren/Ga naar margenoot113-126Ga naar margenoot113
 
'k Betuyg en sweer u/Ga naar margenoot113-126Ga naar margenoot114
115[regelnummer]
'k Betuyg en sweer u/Ga naar margenoot113-126
 
'k Betuyg/ 'k betuyg en sweer uGa naar margenoot113-126
 
Laat mijn bemindeGa naar margenoot113-126Ga naar margenoot117-118
 
Sig van u vinden?Ga naar margenoot113-126Ga naar margenoot117-118
 
Ey! seg/ ey! seg danGa naar margenoot113-126
120[regelnummer]
Dat ick hier leg vanGa naar margenoot113-126Ga naar margenoot120
 
Sijn min in pijne/Ga naar margenoot113-126
 
En vast verdwijne;Ga naar margenoot113-126Ga naar margenoot122
 
'k Ben cranck/ 'k ben cranck van liefd'!Ga naar margenoot113-126
 
'k Ben cranck/ 'k ben cranck van liefd'!Ga naar margenoot113-126
125[regelnummer]
'k Ben cranck/ 'k ben cranck van liefd'!Ga naar margenoot113-126
 
Betuygt en sweert dat.Ga naar margenoot113-126Ga naar margenoot126

X.

 
Moet ick Hem dan nog derven?Ga naar margenoot127
 
Ah! pijnlijck derven!Ga naar margenoot128
 
Ah! pijnlijck derven!
130[regelnummer]
Ah! ah! ah! pijnlijck derven/
 
Soo vindt mijn herte/Ga naar margenoot131
 
Vermaack in smerte/Ga naar margenoot132-133
 
In traan genugten:Ga naar margenoot132-133
 
En sal met sugten
135[regelnummer]
So lang ick leve/
 
Hegt aan Hem cleven:
 
En sterv ick/ sterv ick dan/
 
En sterv ick/ sterv ick dan/
 
So sterv ick sterv ick vanGa naar margenoot139
140[regelnummer]
Een Hemelsch liefde-vuyr.Ga naar margenoot140
[pagina 55]
[p. 55]

XI.

 
Noch weet ick raad ten leven:Ga naar margenoot141
 
Ick sal in 't peynsen/Ga naar margenoot142
 
Ick sal in 't peynsen/
 
(O cragtig cragtig peynsen!
145[regelnummer]
Vol Hemel-vreugden)
 
Om al sijn deugdenGa naar margenoot146
 
En schonicheden
 
Mijn ziel besteden;Ga naar margenoot148
 
En/ wil 't my lucken/
150[regelnummer]
Die in my drucken:Ga naar margenoot150
 
Sulck peynsen is mijn Heyl/
 
Sulck peynsen is mijn Heyl/
 
Sulck peynsen is mijn Heyl!
 
O cragtig peynsen!

XII.

155[regelnummer]
Maar magteloose siele/
 
Wagt op den Hemel/Ga naar margenoot156
 
Wagt op den Hemel/
 
Wagt op wagt op den Hemel/
 
Tot die sijn stralen
160[regelnummer]
In u doet dalen/
 
En door sijn luyster/
 
Uw hert ont-duyster;Ga naar margenoot162
 
En door uw' dencke'/Ga naar margenoot163
 
Sijn beeld u schencke.Ga naar margenoot164
165[regelnummer]
Dat beeld/ dat Hemels beeld/
 
Daar God ons Hert meed steelt/
 
En Sig u mede-deelt.Ga naar margenoot167
 
Sal u genoeg sijn.Ga naar margenoot168

4. Herfst-maand 1664.Ga naar margenoot+

[pagina 56]
[p. 56]

Aandagt op Hooglied 5:2, 3, 4 etc.. Een bewogen lied op het thema van de geestelijke verlating in de termen van Hooglied 5. In de bijbelpericoop laat de slapende bruid de kloppende bruidegom buiten staan. Als hij verdwenen is, raakt zij in wanhoop, en ze bezweert de ‘dochters van Jeruzalem’ hem te zeggen, dat ze krank is van liefde. De passage wordt in de gereformeerde exegese van die tijd ecclesiologisch verstaan, zoals bijv. Revius' samenvattende bewoordingen laten zien: ‘Sorgheloosheyt der kercke door vleeschlijck gemack, met cleynachtinghe van Christi woort. daer op volgende benautheyt der concientie’ (Revius, 68; vgl. ook de kantt. van de Statenvertaling en zie Boot, 128-143). L.'s allegorese vat de bruid op als de gelovige ziel (Boot, 177-184; Trimp (3), 186-189). De schuld van de godverlatenheid ligt geheel bij de bruid; vandaar haar radeloosheid (str. I) en zelfverwijt (str. II-IV); waarop smeekbeden vol zelfovergave volgen (str. V-X). Het lied eindigt met het voornemen tot ernstige meditatie ( str. XI) en tot gelovig wachten op Gods zelfmededeling (str. XII). Zie voor de betekenis van dit laatste Graafland (2), 95-96, en vgl. ook p. 109 over het verwachten, dat L. de bekommerden aanbeveelt. Hooglied 5 was L. dierbaar: zijn preken uit het Hooglied betreffen vooral dit hoofdstuk (Boot, 182). Zie ook de teksten 43, 44 en 93.

In de vorm vallen de expressieve herhalingen en uitroepen op, die met name in het begin en het slot der strofen domineren. Alleen in het doorgaans iets meer beschrijvende of betogende middendeel der strofen vinden we eindrijm. Trimp (2), 510, wijst met nadruk op de eenheid van tekst en melodie, ‘zo ongeveer als de aria in het oratorium’. De tekst ook bij Bronsveld, 1-9, Heeroma II, 80-84, en De Vrijer (2), 140-146.

 

Lit.: Boot, 181; Van Es, 351; Gorter I, 165-168; Trimp (1), 23-24, 87-88, 95; Trimp (2), 510; Trimp (3), 85, 186; Graafland (2), 95, 109; Bronsveld, 1-9 (T); Heeroma II, 80-84 (T); De Vrijer (2), 140-146 (T); Van Duinkerken (1), 185-186.

margenoot+
Titel Aandagt: meditatie
margenoot+
Melodie: De Italiaanse melodie Doue ne vai of Dovene vai crudelle (Waarheen gaat gij) uit de luitbundel Airs de cour (14) van Anthoine Boessét (1628) heeft volgens Trimp (3), 85, zeker ook model gestaan voor de versificatie. Vgl. M.H. Charbon, Catalogus van de muziekbibliotheek (van het Haags Gemeentemuseum) II. Vocale muziek van 1512 tot ca 1650, Amsterdam, 1973, 33-34.
margenoot5
Hij die het fundament van mijn hart is,
margenoot6
Die mijn hart tot op de bodem peilde,
margenoot8
Vgl. Hoogl. 5:6, ‘maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan.’
margenoot9
heerlijck Aansigt: luisterrijk gelaat
margenoot11
Dus: zo

margenoot15
Vgl. Hoogl. 5:2, ‘Ik sliep, maar mijn hart waakte.’
margenoot16
diere: dierbare (of: die mij duur te staan komt?)
margenoot19
Vgl. Hoogl. 5:2, ‘de stem mijns Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin (...).’
margenoot21
schenen: zonden hun stralen (als de zon)
margenoot23
lusten: wereldse genoegens
margenoot25
Vgl. Hoogl. 5:4, ‘Mijn liefste trok, Zijn hand van het gat der deur.’

margenoot29
O rust, erger dan onrust!
margenoot30
Gerief (van het zachte bed), waaraan ik te zeer gerecht ben!
margenoot34
als: toen
margenoot35
Vgl. de Bruidegom tot de slapende bruid in Hoogl. 5:2 ‘want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen.’
margenoot37
Mij (eerst nog) een beetje uitrekken (reckens met -s van de partitieve genitief, als in ‘een uur gaans’)
margenoot38
streckens: me uitstrekken
margenoot39
laas: helaas

margenoot44
toveryen: betoverende verlokkingen
margenoot49-50
Vgl. voor deze wending en de navolging van Hooft daarin de aantekening bij tekst 2, r. 33-34
margenoot49
troont: lokt; vreedlijck: vriendelijk
margenoot49-50
Vgl. voor deze wending en de navolging van Hooft daarin de aantekening bij tekst 2, r. 33-34
margenoot51-52
Voor een beetje mij wel bevinden (gevoelen: wekw. met -s van de part. genitief) en nutteloos draaien (in bed),
margenoot51-52
Voor een beetje mij wel bevinden (gevoelen: wekw. met -s van de part. genitief) en nutteloos draaien (in bed),
margenoot53
mijn Leven: Hij die mijn leven is, vgl. r. 7

margenoot58
en: deel van de ontkenning (bij niet)
margenoot61
wat gij mij aanraadt
margenoot63
draag het: ‘betaal’ het, bezuur het
margenoot66
Die u tonen wat er in mijn hart leeft (door tranen van berouw).
margenoot72
bevreed'ging: verzoening
margenoot75
vergrammen: toorn
margenoot76-77
Vgl. Micha 6:7, ‘Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tienduizenden van oliebeken?’
margenoot76-77
Vgl. Micha 6:7, ‘Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tienduizenden van oliebeken?’
margenoot80
(Indien ja,) ik zou het u willen geven.
margenoot81
dierbaar: kostbaar; vgl. 1 Petr. 1:19

margenoot85
lange: lang (oude vorm van het bijwoord)
margenoot89
wijcken: staan scheef
margenoot90
le'en: ledematen
margenoot91
moe-gaan: worden moe
margenoot93
En het wordt me nog benauwder.
margenoot95
sijg ick heen: bezwijm ik

margenoot104
lust: (wereldse) begeerte; reden: het (natuurlijke, door de zonde verduisterde) verstand
margenoot108
wat (...) heen: waarheen

margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113
diere: lieve
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot114
Betuyg: verzeker
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot117-118
Als mijn liefste zich door u laat vinden
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot117-118
Als mijn liefste zich door u laat vinden
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot120
leg: lig (hollandisme)
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot122
En aan het wegkwijnen ben
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot113-126
Vgl. Hoogl. 5:8, ‘Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.’
margenoot126
Nl. ten overstaan van mijn beminde

margenoot127
derven: missen
margenoot128
Ah: (spreek uit:) ach
margenoot131
Soo: nl. zo zuchtend en klagend
margenoot132-133
vermaak in smaart en genoegen in tranen (chiasme)
margenoot132-133
vermaak in smaart en genoegen in tranen (chiasme)
margenoot139
So: dan
margenoot140
Vgl. Hoogl. 8:6, (over de liefde:) ‘haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN.’
margenoot141
Noch: toch
margenoot142
peynsen: mediteren
margenoot146
Om: over
margenoot148
besteden: te werk stellen
margenoot150
drucken: prenten

margenoot156
den Hemel: (hier:) God; vgl. bijv. Ps. 130:6, ‘Mijn ziel wacht op den Heere’.
margenoot162
ont-duyster: verlichten moge
margenoot163
uw' dencke: uw overdenken (nl. van Christus' deugden en schoonheden)
margenoot164
Sijn beeld: Christus als het beeld Gods (vgl. bijv. 2 Kor. 4:4); schencke: schenken moge
margenoot167
En (waarmee Hij) Zich aan u wegschenkt,
margenoot168
Zal u geheel voldoen, uw ziel verzadigen; vgl. Ps. 17:15, ‘ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken.’
margenoot+
Herfst-maand: september

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen


datums

  • september 1664


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank