verschrikt, zich dra vermanend en verwijtend sprak ze stil: ‘Kan men zijne vrouw ongelukkiger maken dan haar troost van den godsdienst te weigeren, dan ze burgerlijk te doen begraven, zij Christen meusch, die nooit haar geloof verloochend heeft?’
‘Ja, dat was eene groote fout van hem,’ bekende hare medespreekster, ‘en betreurlijk te meer daar het oneenigheid in de familie heeft teweeggebracht. Maar gij weet wel, dat uwe zuster om zoo te zeggen schielijk is gestorven, na de geboorte van het kind, en zij den trootst van den godsdienst van lieverlede heeft gemist.’
‘Een reden te meer om haar geene gebeden te weigeren; maar het is persoonlijke vijandelijkheid, haat tegen de geestelijkheid.’
‘Neen,’ weerlegde hare moeder.’ Het is overtuiging bij hem. Gij waart te jong, toen Esther trouwde om het goed te weten, maar van dan af, wilde Mathijs enkel van een burgerlijk huwelijk hooren. Het heeft heel wat moeite gekost om hem voor den pastoor te brengen. En....’ voegde zij er bijna fluisterend, aarzelend bij, ‘Esther praticeerde niet meer op haar laatst.’
‘Zooveel te slechter,’ sprak Fernande, na deze openbaring, die haar pijnlijk trof, en dan met energie: ‘o, vader heeft gelijk gehad zich met klank terug te trekken, toen hij van niets wetend, in 't sterfhuis aankomend, zag dat hij bedrogen werd, dat de begrafenis civiel was; dit affront heeft hij Mathijs ten minste kunnen aandoen.’
‘Arme Esther! zoover alleen, in 't Walenland gaan