Van pacht betalen was geen spraak geweest.
En toen ze er gansch ingericht waren had ze weder gevraagd:
‘Mijnheer, er is zoo licht een overschotje van eten, niet de moeite waard om 't aan arme lui te dragen, mag ik, als 't u belieft, 't aan vader of aan Mie meegeven, alle baten helpen en ze zullen dankbaar zijn.’
Hij had geknikt in toestemming.
Marie bracht: een korf mede, welke in 't begin ledig terug moest keeren, maar van nut thans bleek. Dra werd de zaak echter nog vereenvoudigd: aangezien ze er beiden waren en Kathelijntje gaarne eene ‘aanspraak’ had, aten ze 't overschot ter plaats op. Maar vleesch kan niet genut worden zonder brood. Het komt toch zeker op geen korstje aan! Dat kregen ze ook en een pint bier er bij. Zoo gebruikten zij er allebei hun avondmaal. Uit een rest van kieschheid echter zaten ze niet aan en kregen zij geen bord. Met een mes sneden ze 't vleesch op hun brood, in de hand gehouden.
Zij vertrokken slechts toen mijnheer binnen was. Vooreerst stopte Petrus nog eene pijp, dronk zijn glas schier ledig - er beleefdheidshalve, als welopvoed buitenmensch, een kleinen klak inlatend. Mie ging recht door 't hek. Vader scheen nog iets in den stal te doen te hebben en wie bij zijn henengaan de vod, die zijn korf bedekte, had mogen oplichten, zou overtuigd geweest zijn, dat de blijkbaar zoo onnoodige korf er toch noodig was. Hij zou er gereed getrokken boonen, een