Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.64 MB)

XML (6.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2

(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Stolberg en Wernigerode, Hendrik graaf van]

STOLBERG EN WERNIGERODE (Hendrik graaf van), bijgenaamd ‘de jongere’, geb. op het voorvaderlijk slot, 4 Jan. 1467, gest. te Keulen, 16 Dec. 1508, zoon van graaf Hendrik ‘de oudere’ en Mechtilt, gravin van Mansfeldt en tweelingbroeder van Botho, (zie art. v. Schaumburg (kol. 1271), en Fox (I kol. 892). Hendrik was, evenals zijn broeder, aan het hof der saksische hertogen opgevoed, die hij op verschillende reizen vergezelde, o.a. bij een bezoek aan Maastricht (1499); daardoor werd hij eveneens in hunne friesche aangelegenheden betrokken, evenwel om er eene belangrijker en langduriger rol te spelen. Reeds kort na den dood van den ouden Albrecht, wiens begrafenis ook door hem werd bijgewoond, trad hij, in 1501, op als getuige bij de schenking van een voorrechtsbrief, door de saksische hertogen uitgereikt aan de stad Franeker, wegens de goede diensten, hun vader bewezen. Dat de jonge graaf zich al drie jaar vroeger in Friesland zou hebben bevonden, is slechts een door niets gestaafd vermoeden van Eekhoff, die echter, met het oog op het bovenstaande, op betere gronden dus, ook gedacht heeft aan 1501 als tijd van aankomst van dezen Stolberg; doch vast staat slechts, dat hij in 1504 in ons land geweest is, het jaar, waarin hij hertog George naar Friesland zou vergezellen. 20 Juli bevond hij zich met den stadhouder v. Leisnig en maarschalk Schleinitz voor Appingedam. Daarop keerde hij met den hertog weer naar Saksen terug, waar hij in Sept. 1505 zwaar ziek werd. In 1506, toen in Friesland het bestuur der Regenten verviel, werd hij als stadhouder aangewezen (14 April), tegen een jaargeld van 800

[pagina 1380]
[p. 1380]

florijnen; nog in het voorjaar of tegen den zomer kwam hij in zijn stadhouderschap aan.

Al spoedig had hij de moeilijke kwestie met Edzard, graaf v. Oostfriesland (zie kol. 421) te regelen, die zijne positie in Groningen zoowel als in de Ommelanden gevestigd had. Stolberg trad voorzichtig op en, bij accoord van 25 Juni, werd Edzard daarin voorloopig erkend. Op de reis naar Groningen was graaf Hendrik vergezeld geworden door bovengenoemden maarschalk, die hem ook naar Friesland had geleid bij zijne komst.

Op den door de Regenten, op diens verzoek, uitgeschreven Landdag (6 Juli 1506) werden deze afgezet en, na voorlezing van den commissiebrief van den nieuwen stadhouder, door dezen vervangen. Reeds aanstonds betoonde hij verschillenden personen zijne welwillendheid, door hun vergoeding toe te kennen voor de in den laatsten oorlog met Groningen geleden schade. In den nu volgenden tijd van vrede wijdde Stolberg al zijne zorgen aan de bevordering van de welvaart van het geschokte land. Sommige plaatsen, als de Lemmer, werden met eene waag begiftigd; het Charterboek van Friesland bevat tal van nuttige ordonnantiën, door en onder zijn bestuur uitgevaardigd, op het zout, op de toepassing van het recht, op het verkeer bovenal betrekking hebbend. Daar dit in hoofdzaak te water plaats had, legde hij er zich ernstig op toe te doen wat al voor eene halve eeuw was voorgenomen, doch in die onrustige tijden steeds was uitgesteld: het verbeteren der waterwegen.

In allerlei geschillen, die er telkens verrezen over de kwestie van het onderhoud en wie zich daarmee te belasten hadden, deed hij onpartijdig uitspraak; zoo bij dat over het graven der Ee van Leeuwarden naar Dokkum (15 Sept. 1506), zoowel als bij den aanleg van de vaart van de eerste stad naar Franeker (14 Febr. 1508). Een paar maanden later drong hij er bij den abt van het Gerkesklooster en de grietmannen van Kollumerland en Achtkarspelen ernstig op aan, om de vaart, waarmede men te Kollum reeds was aangevangen, van daar voort te zetten tot aan het Bergumermeer; ook om het diep van beide zijden van Gerkesbrugge, de Lauwers, ‘op te schoonen’.

Ook hierover ontstonden moeilijkheden, waarover 30 Mei uitspraak werd gedaan. Eveneens werd de vaart van Leeuwarden naar Bolsward verbeterd, doch een plan om de hoofdstad met de Kuinre te verbinden, kon niet worden uitgevoerd. Het dijkwezen had niet minder de aandacht van den stadhouder. Ook nog in zijn tijd hebben vier Hollanders het Bildt doen bedijken, waarop het hun voor tien jaar ter kolonisatie werd afgestaan. Uit allerlei feiten blijkt ook Stolbergs belangstelling zoowel voor de geestelijke belangen als goederen, van welke laatste hij registers heeft willen aanleggen.

Allerlei nuttige bepalingen en voorschriften zijn van graaf Hendrik bekend, die doen zien, hoezeer hij er op uit was gelijk recht te laten gelden voor rijken en armen, die hij daarbij niet door noodelooze lasten en kosten bezwaarde, hoe hij onmondigen en hunne bezittingen beschermde; hoe geestelijke prebenden, bij vacature, zoodra mogelijk moesten worden voorzien; hoe de accijnsen geregeld dienden te worden ingevorderd. Men vindt er van allerlei onder, zoowel wat betrekking had op herstel van bruggen, vaarten en wegen als op het redden van drenkelingen, waartoe ieder bevoegd was.

Vestigen we ten slotte de aandacht op het muntwezen, waarbij hij had op te treden tegen den (Sept. 1505) te Leeuwarden aangestelden

[pagina 1381]
[p. 1381]

Hero Voydes, een Oostfries, evenals zijn voorganger Nykamer; deze zou munten van te weinig gehalte hebben vervaardigd. Wel bleek zijne schuld niet onmiddellijk op eene voor het bestuur overtuigende wijze, doch dezelfde Voydes is later van zijn post gevlucht.

In April 1508 begaf hij zich uit Friesland eerst naar Meiszen, daarna naar Freiburg, waarschijnlijk in verband met eene ziekte, waarvoor hij vervolgens te Ems en te Keulen genezing zocht. Te vergeefs. In laatstgenoemde stad is hij 16 Dec. 1508 overleden. Zijn lijk werd over Ems naar Stolberg gevoerd, waar 4 Jan. 1509 de begrafenis plaats had. Daar werd, overeenkomstig het verlangen van den overledene, het stoffelijk overschot bijgezet in de voorvaderlijke grafstede in de St. Ursulakapel.

Hoezeer Hendrik van Stolberg in Friesland betreurd werd, blijkt uit de klachten van Jancko Douwama, Kempe Martena, Worp van Thabor en landgenooten, voor wien hij ‘al te vroech’ ‘de scult der naturen had betaelt’. Te Leeuwarden werd in de Jacobijnerkerk een plechtige lijkdienst gehouden, die door Eekhoff blijkbaar verward is met de begrafenis zelve.

Ondanks verschillende ‘Brautschau-expeditionen’ is de graaf ongehuwd gebleven.

Zie: behalve de algemeene schrijvers van den tijd en de hedendaagsche o.a.P.J. Blok, Gesch. van het Nederl. Volkl II, 365-366 en de daar aangehaalde studiën; het artikel van E. Jacobs in de Allgem. D. Biogr. met de daar vermelde: Botho v. Stolberg, Gesch. des Hauses Stolberg vom Jahre 1210 bis zum Jahre 1511 (Magdeb. 1883) 503-537 en verder de Regesten des Hauses Stolberg (berustend op het slot aldaar), vooral ook: A.J. Andreae, Heinrich, Graf zu Stolberg-Wernigerode (Kollum zonder jaartal); zie verder diens: Het klooster Jerusalem of Het Gerkesklooster (Kollum 1890) 40-41; ook nog: W. Eekhoff, Bekn. Gesch. v. Friesland (Leeuw. 1851) 133-134, 493; en diens Inventaris v.h. Archief der stad Leeuwarden 108-109; W. Eekhoff, Gesch. Beschr. v. Leeuwarden (Leeuw. 1846), vooral I, 116.

Kooperberg


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Hendrik van Stolberg en Wernigerode

  • L.M.G. Kooperberg