Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdHet zwarte boek.Wacht U bovenal zorgvuldig
Ooit aan Neêrlands roem te knagen.
............
Laat voorts niemand U verdenken
Alsof gij aan 't feit zoudt twijflen,
Dat sints zijn bestaan, ons Neêrland
Een aparten Lieven Heer heeft.
j. van lennep.
Gij zult niet stelen. 8ste gebod. | |||||
III.Er zou, na 't onbevooroordeeld lezen van het zwarte boek, inderdaad wel geene curieuser bewering kunnen worden gedaan als deze: het Nederlandsch bestuur is een weldaad geweest voor den Javaan en nog altijd is deze gelukkig onder bescherming? van de Holland- | |||||
[pagina 768]
| |||||
sche vlag. Toch zijn er altijd nog enkelen, die zulks in vollen ernst gaan beweren. Men redeneert en argumenteert aldus: de Javaan is een mensch, ja! maar een geheel ander mensch dan een Europeaan. Hij onderscheidt zich van deze laatste in kleur, gewoonten, zeden en godsdienst, - die n.t. alle veel slechter zijn dan die van den blanke! - Toegegeven, dat hij misschien met twee uren 's daags te arbeiden, dank zij de vruchtbaarheid van den grond, - lees vooral niet zijn grond! - overvloedig in 't levensonderhoud van zich en de zijnen zou kunnen voorzien, - maar laat hem nu verder aan zich zelf over, en gij zult zien dat aan den eenigen prikkel, die hem tot arbeid drijft, voldaan is; hij zal verder niets doen en zich al den overigen tijd, - even als een blanke in zijn schommelstoel - in de schaduw van een zijner tamarinde of palmboomen in dolce far niente ter nedervlijen, precies als den verheven schommelaar te loom en te lui om verder een hand voor anderen uit te steken. Hierin nu is, gelukkig, voorzien dat aan die misplaatste begeerte geen voedsel gegeven wordt. De Hollander zorgt er voor dat hij werkzaam blijft; hij bewaart den Javaan voor de noodlottige gevolgen der werkeloosheid - ledigheid is het oorkussen des duivels! - en doet hem alzoo nuttig zijn voor zich zelf - ai! - en anderen - dat 's waar! - Daarbij staat de inlander onder bescherming (sic!) van 't Nederlandsch gouvernement en dit moet hem vrijwaren voor knevelarijen van zijne hoofden, aan wien hij kinderachtig onderdanig is; verder, - last not least! - zorgt het moederland ook voor het zielenheil zijner kinderen door den armen heiden het evangelie der liefde te brengen, ergo... ja wel, 't sluit als een bus!... Hoe jammer dat Multatuli in een oogenblik van drift Droogstoppel heeft laten stikken. Nu kunnen we den goeden man niet meer bedanken voor zijne duidelijke demonstratie, en zullen met onze dankbaarheid moeten aanlanden bij een zijner vele neefjes. - De familie is trouwens talrijk! Voor hen, die geen droogstoppel-hollandsch verstaan, geven we hier eene andere lezing: De Javaan is een machine, en wél: een koffiemachine. Deze machine wordt weer door eene andere in beweging gebracht. Och, de werking is zoo eenvoudig. De Hollanders, die zelf misschien niet geheel in staat zouden geweest zijn om het werktuig te besturen, zóó, dat het altijd en onvermoeid gaande bleef, hadden weinig meer te doen | |||||
[pagina 769]
| |||||
dan op te merken hoé die machine tot nu toe gewerkt had om het perpetuum mobile te vinden. Zij ontdekten nl. al spoedig dat ze de eigenschap had zeer ondergeschikt te zijn aan hare bestuurders - ‘Hoofden’ - Die bestuurders maakten van de bekende zeden en gewoonten - waar een machine al niet in doet! - gebruik om haar vooral voor zich-zelf te laten werken, zonder haar juist geregeld te smeren. - Dit laatste voorál vonden de Hollanders zóó prettig, en daarbij de werking zóó eenvoudig en toch zoo doeltreffend, dat ze besloten haar voorloopig zoo te blijven toepassen en inmiddels te beproeven of de machine ook nog met minder smeerstof in beweging kon blijven; en zie... het gelukte;... Sedert staan de ‘hoofden’ onder het oppertoezicht der Hollanders en de machine staat weer onder toezicht van de hoofden en nu werkt ze nog altijd voordeelig voor beide. Men meene intusschen niet dat het pleisier van verdubbelde werkzaamheden, zonder smeersel, het enige voordeel is, voor haar aan die hollandsche ontdekking verbonden. Als het sedert dien tijd eens gebeurde, - 't komt zelden voor want een machine is geduldig! - dat, door die voortdurende beweging uitgeput, en afgesleten door eindelooze inspanning, een of meer harer raderen hunne diensten dreigden te zullen weigeren, dan staan er aanstonds vele Hollandsche ingenieurs gereed, die met zware voorhamers en scherpe werktuigen komen aansnellen om den dreigenden stilstand te voorkomen; en zie... na weinige slagen en enkele insnijdingen gelukt dit doorgaans spoedig. - Na zoo'n geforceerde reparatie nu, is 't, dat de ridderteekens, waarvan we in ons vorig artikel spraken, worden uitgedeeld onder de ingenieurs en dat de dankgebeden ten Hemel stijgen naar den God van Nederland voor de gelukkige herstelling van het onmisbaar werktuig. Welnu de Javaan is dié machine; de Hollanders en inlandsche Hoofden beide zijn de voordeeltrekkende machinisten; de ingenieurs zijn de Nederlandsch-Indische troepen, die met kanon en klewang-bajonet den armen verdrukte dwingen tot voortdurende dienstbaarheid, wanneer hij in den oogenblik van lang verkropt, maar eindelijk onduldbaar leedgevoel zich als afgebeuld slachtoffer op zijne pijnigers werpt. De redeneering van Droogstoppel Jr., geeft dus, ingevolge de geleverde commentair, aanleiding tot de volgende vragen: | |||||
[pagina 770]
| |||||
Op de eerste vraag is het antwoord spoedig gevonden, - wij hebben de geschiedenis voor ons en niemand zou den moed hebben ze te weêrspreken - het heet: ‘winstbejag!’ Met de beantwoording der tweede komen we zeker niet zoo spoedig gereed, want wij stuiten daarbij al aanstonds op de onhoudbare hypothese: het Javaansche zweet weegt even zwaar als 't Hollandsche, en verder op deze dwaze vooronderstelling: ‘dat hij in zooverre een mensch is als een ander, dat hij liever veel geld heeft dan weinig, - liever een goed huis dan een slecht, - liever in welvaart dan in armoede verkeert.’ Zie, als die vergelijkende vooronderstelling opging, dan zouden we spoedig stuiten op een eventueelen eisch der Javanen om hun eens wat van onze producten: boter, vee etc. om niet over te sturen; en, wij bekennen het, die eisch zou buitensporig en onbeschaamd zijn van een koffiekleurige tegen over een blanke. Intusschen - 't is bijna ondenkbaar! - maar 't kón toch mogelijk zijn, dat hij eenig begrip van en eenig gevoel voor bien être heeft, en zelf gesteld is op de vruchten van zijn arbeid en zweet - en als dat zoo was, hoé dan dien diefstal verdedigd?... Ah, wij zijn er: de Hollanders zijn de slimsten en sterksten, zij kunnen dus hun jongeren broeder dwingen tot dienst; ‘hast du die Macht, so hast du das Recht.’ Accoord! Tegen zoo'n alles verpletterend argument is niets in te brengen. Maar laat ons dan ook eerlijk genoeg zijn om te bekennen aan de geheele beschaafde wereld, dat we niet zijn wat we schijnen, of althans wat we schijnen willen; dat we geen recht hebben ons langer te verhoovaardigen op de dagen en deugden van 't voorgeslacht, dat we niet langer ons mogen toeëigenen den naam van het godsdienstig volk bij uitnemendheid te zijn en laat ons niet trachten af te rukken de bloedige plakkaten die aangeplakt zijn op de muren van ‘het oude roofslot dat daar molmt aan de Noordzee.’ Wij zullen in ons volgend slotartikel op een verblijdend verschijnsel | |||||
[pagina 771]
| |||||
wijzen, ten bewijze dat er althans ook mannen in ons land gevonden worden wier harten nog warm kloppen voor menschlijkheid en recht; mannen die niet willen knielen voor het Nederlandsche gouden kalf, maar die protesteren tegen diefstal en geweld, ook in hunnen naam gepleegd tegenover den ongelukkigen broeder daar ginder. |
|