Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[24 april 1879
| |
[pagina 930]
| |
Weet je wat ik niet vergeten kon? En zoo heb ik den geheelen avond aan je relaas indertijd moeten denken M. doet als of hij improviseert, alsof hij naar 't juiste woord zoekt, maar dat is een kunstje van de voordracht. Dat zei je toen en ik heb gezien, dat het precies zoo is, want de volzinnen die je me voor deedt als proef, die deed hij letterlijk ook zoo. De redenaar, de wijsgeer, de profeet is dus ook commediant. Dat is geen verwijt, want het maakt de voordracht heel aardig en veroorzaakt dat men luistert, maar 't moet niet te dikwijls zoo gehoord worden, men krijgt er gauw genoeg van. Over den inhoud behoef ik je niet veel te schrijven want het was bekend: wijsbegeerte is onderscheiding en poëzij is samenvatting en genot is deugd en zou ik er haast bijzeggen: het keizerrijk is de vrede. Nu het laatste er eenmaal staat mag dit tot illustratie dienen, om te laten zien, dat M. hoe afkeerig van phrasen hij zegt te zijn, toch zelf wel aardig met woorden weet te goochelen. 'k Dacht, dat het heel wat worden zou. M. zou ons zijn gedachten meêdeelen, we moesten hem niet dadelijk gelijk geven of willen tegenspreken (waartoe trouwens geen gelegenheid was) maar de eerste maanden, zegge maanden, er over nadenken. Waar ziet M. zijn hoorders toch voor aan? We waren eerst allen wijsgeeren, omdat we naar hem kwamen luisteren en dan weer geen idioten, maar ook geen hoogvliegers, zoowat, denk ik, misera contribuens plebs.Ga naar eind1. Nu er waren hier 40 dames en een 100 heeren, dus voor een stadje als Purmerende nog al wel. 't Kostte maar f 1. - gelukkig! Om 't geld doet M. het zeker niet, want hij wil de menschen gelukkig maken, dat is zijn doel, maar vind je, dat hij er zelf heel gelukkig uit ziet? Nu de man heeft veel gedragen. Wat heeft hij rare vrienden, en wat komt hij in zonderlinge hotels! Als hij in den waggon zal stappen en 't fluitje al schreeuwt, moet hij een vriend nog even antwoorden op de vraag: Wat is poëzij! - Samenvatting! zegt hij gejaagd en zooals hij 't bij ons vertoonde, net of 't hem toen eerst inviel zonder nadenken, op datzelfde kritieke oogenblik, en hij is blijkbaar erg in zijn schik over die inspiratie. Bij anderen geldt geen inspiratie, daar is 't zenuwachtigheid, bij M. het gevolg van zijn eindeloos nadenken. Een vreeselijke ophef maakt hij van een logement waar hij op zijn kamer geen tafel en stoel vond en toen hij er om vroeg, waren de menschen zoo | |
[pagina 931]
| |
verwonderd over dien eisch, dat hij er uit besloot, dat Nederland op een zeer laag peil van de beschaving staat wegens 't gebrek aan comfort in die slaapsteê. Hij wou des noods ‘man en paard’ ik meen vrouw en huis noemen. - Kan 't jou wat schelen? De onfeilbare billartjongen en de theologische deurwaarders vond ik wel aardig geteekend, maar om te overtuigen heeft men toch liever een anderen vorm, dan die der pikanterie, 't Is wel waar, hoor! maar 't bouwt niet op. Afbreken is al wat M. doet. Er is niets goed dan hij, verzenmakerij is hem een gruwel. Een paar slechte regels uit Helmers (nu men heeft ze daar voor 't grijpen!) en Bilderdijks echtpaar met de kinderlijkjes en het hart-smart etc. moeten bewijzen hoe alle zoogenaamde poëzij d.i. in verzen belachelijk is. Volkomen waar, zooals het daar werd voorgesteld, maar hebben we niets anders dan Helmers en Bilderdijk? Mijn vriend de Genestet hoorde ik weer zuchten: Gij Prediker, daar in de lucht,
Hebt gij dan geen woordje voor mij?
Uw rede, als een galmend gerucht
Rolt ledig mijn ziele voorbij...
Maar van de G. zal Multatuli hoop ik afblijven. Waarom zou hij overigens zoo boos zijn op allen die een hoogeschool hebben bezocht, of op lui, die daar dicteren? dat zelfde wegwerpende: ‘zekere Pierson, hij is geloof ik Professor!’ hebben we hier ook gehad. Belachelijk was de wijze waarop de philosophen van ouden en nieuwen tijd werden geslacht. Seneca o.a. was ook al een uil, omdat Nero bij hem op school had gegaan. Wat voor argument! Ieder die er een systeem op nahield werd dood verklaard. Een zweem van eerbied voor Jesus, den wijsgeer, den dichter der parabelen (gelijkenissen). Ik hoop dat dit ten minste gemeend mag zijn. Dan hebben we toch nog iets behalve Multatuli, den wijsgeer, den dichter, den denker (maar ook den eenigen) der 19e eeuw. 't Slot. De parabel als gelijkenis en de parabel, als kromme lijn der kanonnier viel me als een projectiel op 't hart. Veel lui hebben het zeker niet gevat. Breng hulde zooveel gij wilt aan den stijl, aan de ideën, aan den moed en aan al de deugden van Multatuli. Zeker waar is, wat hij zei: ‘ik ben niet bescheiden’ maar ik hoop, dat het ook waar | |
[pagina 932]
| |
worde: ‘ik ben niet aanmatigend’. Me dunkt dat schikt nog al wel. Zachtmoedig is hij zeker niet, maar dat is ook niet ieders zaak, dat wordt men misschien niet door veel denken, maar eer door het zoeken naar den grondslag der deugd. Zag Multatuli dit briefje dan zou hij ook al weer schouderophalend zeggen: domkoppen allemaal te licht bevonden. Adio Yours. L. |
|