Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beschrijvinge der stad Leyden (fragment) (1641)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beschrijvinge der stad Leyden (fragment)

(1641)–Jan Jansz. Orlers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 180]
[p. 180]

[Eerste deel vande beschrijvinge der Stadt Leyden.]



illustratie

IX. Beschrijvinge vande Vniversiteyt ofte Academie, van wie, waer, ende wanneer die opgerecht is: hoe de selvige geinaugureert ofte ingevoert is, wie de eerste Lessen inde selve gedaen heeft: verhael vande Auditorien ofte Lees-plaetsen, van wie, tot wat uyre, ende wat Lessen by elck vande H. Professoren, inde selvige Auditorien ghedaen werden: Ten laetsten eenige Beschrijvinge vanden Hof, Anatomie, ende Bibliotheecque.

Gecomen wesende in onse Beschrijvinge, totte Hooge Schole ofte ACADEMIE deser Stede, soo sullen wy inde selve verhalen ende waernemen van wie, wanneer, ende waer de selvige opgericht ende gesticht is: op wat wijse ende met wat Ceremonien, de selvige ingevoert ende aengevangen is, ende verscheyden andere particulariteyten meer daer aen clevende.

[pagina 181]
[p. 181]

Ga naar margenoot*Inden Jaere 1575. terstont nae dat de Stadt Leyden soo genadelicken van God Almachtich van hare sware Belegeringe verlost ende bevrijdet was, soo heeft den Prince van Orangien, Hooch-loff. Mem. als Stadt-houder vanden Coninck van Spangnen, mitsgaders de Hooch-Mog. Heeren Staten van Hollant ende West-vrieslandt, (om dat de Stadt Leyden, de bedroefde Borgheren ende Inwoonderen der selver, hare voorgeleden schaden ende interesten, de welcke sy door dese Belegeringhe gheleden hadden, eenichsints mochten verhalen ende te boven comen: ende de voornoemde Stede door den hongher ende Peste van volck ontblootet wesende, door desen middel eenichsints wederomme te bevolcken, ende dienvolgende de Neeringen te vermeerderen ende verbeteren, het Corpus deser Stede Privilegie ende Octroy verleent, om te mogen oprichten een Universiteyt, Academie ofte Hooge Schole, waer inne datmen openbaerlicken in alle Faculteyten ende vrye Consten daghelicx soude leeren ende Lessen doen: omme niet alleen de Inwoonderen vande Graefschappen van Hollandt ende Zeelant, maer alle de omleggende Gebuyr-Steden ende Landen, desgelijcx alle andere verder geseten, ende een yegelicken die het believen soude dese Hooge Schoole te frequenteren, te leeren ende te oeffenen, 'tzy inde Godtheyt, inde Rechten, inde Medicinen; Vrye Consten, &c. Op dat de selvighe haer daer naer mochten laten gebruycken, om de Kercken, Vierscharen, ende de Ghemeynten te dienen, leyden ende stieren tot welvaert ende behoudenisse der selver. Ga naar margenoot*Tot onderhout vande voornoemde Hooghe Schole, hebben sy de selve gedoteert ende begift met verscheyden renten ende incommens, insonderheyt daer toe ordonnerende verscheyden goederen, Landen, Pachten, Renten, etc. vande Cloosteren ende Conventen, omme daer mede te mogen eerlicken onderhouden, ende beloonen Treffelicke, Vermaerde, ende Gheleerde Professoren, in sulcken ghetale als men totte volvoeringhe van sodanige heerlicke, eerlicke, ende profijtelicke diensten van noode mocht hebben, ende daerenboven alle andere oncosten, die inde onderhoudinghe vande voornoemde Hooghe Schole mochten voorvallen, te betalen ende versorghen. Beneffens de versorginge vande voornoemde penninghen, soo hebben de Hooch-ghemelte Prince van Orangnen, ende de Hog. Mog. Heeren Staten, de Studenten ende Lidtmaten vande voornoemde Hooge Schole vereert ende begiftet met veel heerlicke profitelicke Privilegien ende Vryicheden, ghelijck de selvige in het langhe ende breede inde voornoemde Octroyen begrepen zijn, de welcke alle Jaren opten achtsten Februarij, opte inauguratie vanden Rector Magnificus, openbaerlicken by den Secretaris vande Universiteyt voorghelesen werden: ende van alle de Lidtmaten der selver noch huyden ten daghe ghenooten werden.

 

Ende naer dien dat wy een Extract uyt het voorsz. Privilegie becomen hebben, zo zullen wy het zelve alhier inne lijven, Luydende als volcht:

[pagina 182]
[p. 182]

Wilhelm, By der Gratien Godts, Prince van Orangnen, Grave van Nassau, &c.

Ga naar margenoot*Dat den Rectoor ende alle de Professeurs, mitsgaders d'Officiers vande voorsz. Universiteyt, ende voorts alle de Doctoren ende Magistri aldaer gecreeert, hem inde selve Universiteyt ende in studiis onthoudende, ende continuerende, zonder eenigerhande Neeringe ofte hanteeringe te doen, zullen voor heur Huys ende Huysgesinne vry ende ontledicht zijn, van eenige Soldaten, ofte gevolghe vanden Hove, ofte van eenighe Personagie te logeren ofte te ontfangen.

Item van alle dagelicxe gesette dach ende nachtwachten, oock van contributien, tot alle gemeene der Stede wercken ofte Fortificatien. Welcke exemtie oock genieten zullen, alle vreemde Studenten voor heure Persoonen, ten waere omme den noot ofte redene by den Rectoor met die vande Universiteyt voornoemt anders bewillicht ende geordonneert werde.

Dat alle Studenten, Officieren, Bodellen, Secretaris en diergelijcke vande Universiteyt, zo wel in Civile als Criminele saecken, 'tzy of sy ageren ofte geconvenieert mogen worden, te rechte zullen staen, voor den Rectoor, zijne Assesseurs metten Burgermeesteren, ende twee Schepenen-meesters der selver Stede, 'tsy of de zelve met Studenten, of Borgeren te doen mochten hebben, behoudelick dat partyen, al eer zy int Recht zullen comen, voor den Rectoor ende Assesseurs ontboden zullen worden, die henluyden accorderen zullen, so verre het doenlick is.

Ende zullen den voornoemden Rectoor, Professores, Doctores ende Magistri inder eerster instantie geconvenieert worden voor den Hove van Hollant, ende

[pagina 183]
[p. 183]

zyluyden agerende gehouden zijn heure Partyen te roupen voor sijne competenten Rechtere, &c.

 

Tot welcken eynde ende totte onderhoudinghe van dien de Heeren Burgermeesteren ende Schepenen alle Jaren opten achtsten Februarij aen handen vande Heeren Curateurs vande zelve Universiteyt, gehouden zijn te doen den volgenden Eedt:

 

Ga naar margenoot*Dat zy by den Eedt die zy ghedaen hebben aende Graeflickheyt van Hollandt, voor soo veel hen aengaen mach, d'Ordonnantien ende Statuten der Universiteyt wel ende ter goeder trouwen, onderhouden, na comen, ende helpen voorstaen zullen, den Rector des by hem vermaent, ofte geroupen zijnde, zullen assisteren in alle judiciele saecken, zulcx zyluyden in oprechter Conscientien, naer Godts woort, mitsgaders alle Rechten ende Equiteyten bevinden zullen te behooren.

 

Ga naar margenoot*Komende nu tot de plaetse, de welcke by die vande Gherechte deser Stede geordonneert ende bequaem ghemaeckt geweest is, tot het ghebruyck vande voornoemde Hooge Schole, soo is te weten dat de selvige (gelijckinen sulcx hier naer inde Inneleydinge vande Academie lesen ende vinden sal) aldereerst gheweest is in S. Barbaren Convent, ter plaetse daer nu het Princen Hof is: Maer de selvighe is aldaer weynich jaeren gebleven ende ghehouden: Waeromme is mijn onbekent: dan ic houde dat het Convent vande Witte Nonnen beter gelegen was in het midden deser Stede, omme te eerder ende gemackelicker totte Lessen, Disputatien, ende andere oeffeninghen terstont te moghen komen, als het Clooster van Sint Barbaren, oock mede dat dit grooter ende bequamer was, omme aen Auditorien ofte Lees-plaetsen te verdeelen ende af te sonderen. In somma, watter van is ofte niet, laeten wy in sijne waerde berusten: Altijt is de waerheyt dat de Heeren Curateuren corte Jaren naer de oprechtinghe der selver, te weten, Omtrent den Jaere 1578. die overghebracht ende ghetransporteert hebben in het Convent vande Witte Nonnen, alwaer de selvige van dien tijdt aff ghebleven is, ende sonder twijfel voort aen blijven sal, soo langhe het den goeden Godt believen sal de selvige te onderhouden. Aengaende de Hooge Schole ofte Academie selfs, die is uytwendich niet soo gheheel cierlijcken nochte kostelijcken gebout, als wel verscheyden andere Vniversiteyten ofte Hooge Scholen in andere Landen ghesticht ende gebout zijn. Maer inwendich soo mogen de Lees-plaetsen in grootheyt ende aensienelickheydt, verscheyden andere niet alleen vergeleken, maer

[pagina 184]
[p. 184]

met goede redenen, boven die van Leuven, Franicker ende Steynfurt, de welcke ick al tsamen ghesien hebbe, ghestelt ende ghepresen werden. Doch de Heeren Curateurs die hebben nu kortelingh beslooten ende ghearresteert de selvige een uytwendich ende cierlijck aensien te gheven, ende men is teghenwoordich met het selvige werck besich, ende dat in sulcker formen als de Figuyre, de welcke in het hooft voor desen ghestelt is, uytwijst ende vertoont. De plaetse ende gheleghentheydt alwaer onse Leydtsche Academie ghemaeckt ende ghestelt is die is (als een yeghelijcken de welcke de kennisse deser Stede weet ende kendt sal moeten bekennen) seer playsant ende vermaeckelijcken, legghende langhs een heerlijcke breede straete, een schoon breet water, met hooge ende groote schoone Linden-Boomen ter wederzijden beplant ende besettet, onder den welcken het in den Somer seer vermaeckelijcken te wandelen is. Also datmen inde geheele Stadt gheen beter gelegentheyt daer toe en soude konnen verkiesen.

Belangende de verdeelinge van de Leytsche Hoge Schole, ofte Universiteyt, de selvige is afgesondert in bequame Lees-plaetsen, ende dat in deser voughen:

Ga naar margenoot*Beneden aende rechter zijde vanden binnensten ingang is geordonneert het Auditorium Theologiae, wesende een schoone, grootte, ende heerlicke plaetse, inde welcke datmen alle dagen, (alsmen ghewoon is Lessen te doen) de ordinarische Lessen inde Heylighe Theologiae, ende Hebreeusche spraecke leert, ende dat tot sulcker uyren als by de Heeren Curateurs bestemt ende gheordonneert zijn, ende hier naer gheseyt sal werden: Desghelijcx werden alhier tot verscheyden tijden de publijcque ende private Disputatien inde voornoemde Faculteyt geoeffent ende gedaen: Desgelijcx wanneer by yemandt eenighe Oratien ghedaen werden, 'tzy opte Begraeffenisse van eenige Professoren, ofte by andere gelegentheyt, de selvige werden mede alhier gedaen. Ende ten laetsten wanneer dat yemandt ghekomen is tot het voorgestelde wit ende eynde, waer toe hy sijn Studium begonnen ende aengevangen heeft, te weten omme te ontfanghen het Doctoraetschap, 'tzy inde Heylighe Theologie, inde Rechten, ofte inde Medicinen, oft datse ontfangen den Tijtel ende waerdicheyt van Magistri Artium: dit wert alles in dit Auditorium verrichtet ende uytghevoert. Tot welcken eynde als dan dit voornoemde Auditorium rontomme met schoone Tapitserien omhangen wert; ende indien 'tselvige inde vermaeckelijcke Lenten ofte inden Somer geschiet, so wert de selve hier boven verciert ende behangen met welrieckende Bloemen ende Cruyden: De Promotie vande Doctoren geschiet met grooter heerlickheyt ofte aensienlickheydt, daer toe ghebruyckende vele ende verscheyden Ceremonien, te langhe ende buyten propooste om alles te verhalen, de welcke ghedaen werden inde tegenwoordicheyt vanden achtbaeren Heer Rector ende 'tSenaet vande Universiteyt, alle de vordere Professoren: mitsgaders den Schout, Burgher-meesteren ende Regeerders, de Schepenen, Pensionaris,

[pagina 185]
[p. 185]

Secretaris, Griffier, ende onder-Secretaris deser Stede, (alle te samen gecleedet wesende met hare Tabbaerden, omme de selve Promotie te aensienlicker te maecken:) Ten laetsten van verscheyden andere Persoonen in eenighe Publijcke diensten wesende, ende een menichte van Studenten, ende andere lust ende vermaeck hebbende om sulcx te aenschouwen, de welcke alsdan ghesamentlicken in het voornoemde Auditorium vergaderen ende verschijnen.

Ga naar margenoot*Aengaende de uyren wanneer, ende van wat Heeren Professoren alhier in dese Lees-plaetse ghelesen werdt, de selvighe zijn teghenwoordich ten tijde als dese mijne Beschrijvinge ghedruckt werde, dese volghende:

Des morgens ten acht uyren, by D.M. Symon Episcopius, Professor SS. Theologiae.

Ten thien uyren, by D. Iohannes Polyander, Professor SS. Theologiae, ende voor den Jaere 1613. Rector Magnificus vande voornoemde Hooge Schole.

Naer den Middach ten twee uyren, by D. Guilielmus Coddaeus, Professor Linguae Hebreae, Chaldaeae.

Ga naar margenoot*Aende slincker zijde van het Auditorium Theologicum, is geordonneert ende gestelt het Auditorium Philosophicum, het selfde is van redelicken grootte, maer by het voorgaende in fraeyicheyt oft schoonheyt niet te vergelijcken. Alhier werden dagelijcx op verscheyden uyren ghedaen de Lessen in Philosophia: Te weten in Logiocam, Physicis, Ethicis, Polyticis, Poesi, Rhetoricis, als mede in Historiis, Lingua Graeca & Arabica, &c. ende dat by de volgende H. Professoren, te weten:

Des morgens ten seven uyren, by D. Gilbertus Iaccheus, Doct. Medic. Professor Logices & Ethices.

Ten negen uyren by D. Reynerus Bontius, D. Medicinae, Professor Phisices.

Ten thien uyren by D. Petrus Cunaeus, Latinae Linguae Professor.

Ten elf uyren by D. Dominicus Baudius, D. Iuris, Professor Historiarum, onlanghs (eylaes!) overleden.

Naer de middach ten een uyren by D. Gilbertus Iaccheus, &c. in Ethicis.

Ten twee uyren by D. Ioannes Meursius, Linguae Graecae Professor.

Ten drie uyren by D. Daniel Heinsius, Polyticis Professor.

Ten vier uyren by D.M. Thomas Erpenius, Professor Linguae Arabicae, Persicae, & caeterarum Orientalium.

Boven alle de Lessen die alhier gedaen werden, soo wert alhier tot verscheyden tijden tot oeffeninge vande Studenten inde voorverhaelde wetenschappen gedisputeert.

Ga naar margenoot*Eenighe trappen opgaende, aen de rechter zijde, over het Auditorium Theologicum, is gemaeckt het Auditorium Iuridicum, wesende van gelijcken grootte als dat vande Theologie is, dat selvige is een scho-

[pagina 186]
[p. 186]

ne, luchtige ende wijde lees-plaetse, alwaer dagelicx de Lessen in Iure by verscheyden Professoren vande selve Faculteyt gedaen werden: desgelijcx wert alhier tot oeffeninge vande selfde wetenschap dickwijlen gedisputeert. De uyren wanneer dat alhier gelesen wert, ende by wat H. Professoren, zijn dees volgende:

Des morgens ten acht uyren by D. Cornelius Pynacker, Doctor Vtriusque Iuris.

Ten negen uyren by D. Cornelius Zwanenburch, Iuris utriusque Doctor.

Ten thien uyren by D. Everardus Bronckhorstius, Doctor V. Iuris.

Naer den middach ten twee uyren by D. Ioannes Lindershausen, V. Iuris Doctor.

Ga naar margenoot*Aende slincker zijde vande voornoemde trappen, is geordonneert het Auditorium Medicum, wesende een schone plaetse van redelicken groote, inde welcke dagelicx de lessen inde Medicinen, ende Mathematische wetenschappen gedaen werden, opte volghende uyren, ende vande H. Professoren, te weten:

Des morgens ten acht uyren by D. Petrus Pauwius, Doctor Medicinae, Anatomicus & Botanicus Professor.

Ten negen uyren by D. Willebordus Snellius, Professor Mathematices, Geometriam, &c.

Ten thien uyren by D. Doctor Everardus Vorstius, Doctor Medicinae.

Naer de middach ten twee uyren by D. Otto Heurnius, Doctor Medicinae.

Dewijle dat het meerderen deel vande Heeren Professoren hier voor genoemt, overleden ende ghestorven zijn, soo hebbe ick goet gevonden de namen vande tegenwoordige Professoren hier inne te voughen, te weten die inden Jare 1640. de ordinaire ende extraordinaire Lessen inde Academie zijn doende, op soodanighe uyren als daer toe by den Achtbaren Rector ende het Senaet geordonneert is. Ende zijn dese volgende:

 

Profeßoren inde Heylige Theologie.

Ga naar margenoot*D. Antonius Thysius, Dewijle ick besich was met dese namen te schrijven, zo is D. Thysius overleden opten 7. November 1640. des avonts ontrent negen uyren, naer dat hy meer als een Iaer zieck geweest hadde.
D. Iohannes Polyander à Kerckhove.
D. Iacobus Triglandius.
[pagina 187]
[p. 187]

Inde rechten.

D. Iohannes Linderhausen.
D. Nicolaes Dedel.
D. Arnoldus Vinnius.
D. Iacobus Maestertius.
D. Anthonius Thysius Iunior, Professor extraordinaris.

Inde Medicinen.

D. Ottho Heurnius, Professor Med. & Anathomiae.
D. Ewaldus Schrevelius.
D. Adolphus Vorstius, Professor Medicinae, ende Regent vanden Cruythof.
D. Adrianus Falcoburgius, Professor Chirurgiae & Anathomiae.
D. Iohannes Walaeus, Extraordinaris Professor inde Medicinen.

Inde Historien, Philosophie, Taelen, ende vrye Consten, &c.

D. Daniel Heynsius, Ridder, Professor Historiarum.
D. Constantinus l'Empereur ab Oppijck, Professor inde Hebreusche ende Chaldeusche Talen.
D.M. Iacobus Golius, Professor Matheseos: ende inde Arabice ende andere Oostersche Talen.
D. Marcus Suerius Boxhornius, Eloquentiae Professor.
D. Franciscus du Ban, Professor Philosophiae.
D. Ieremias Hoelzlin, Professor inde Griecxsche Taele. De welcke deser Werelt overleden is opten 25. Ianuarij inden Iare 1641.
D.M. Adrianus Hereboort, Professor Logices, de welcke opten 9. Februarij 1641. zijnen dienst met
[pagina 188]
[p. 188]
een treffelicke Oratie aengevangen heeft, int by-wesen vande Heeren Curateurs, ende Burgemeesteren.

 

Boven alle de voorgaende Professoren, zo hebben de Achtbare Heeren Curateuren ende Burgermeesteren ontrent den Jare 1633. alhier beroepen ende versocht tot een Cieraet, ende omme dese Universiteyt beroemt ende vermaert te maecken, den Hooch-geleerden Heere Claudius Salmasius, zijnde een man van groote geleertheyt, ende door zijn boucken over al bekent.

 

Ga naar margenoot*Volgende de begeerte van zijn Princelicke Excelentie Mauritz van Nassau, Prince van Orangien, Ho. Mem. soo hebben de voornoemde Heeren Curateuren ende Burgermeesteren, goet gevonden inden jare vijfthien hondert negen ende 'tnegentich, te ordonneren (tot onderwijsinge vande gene die de Latijnsche Tale niet en verstonden, ende lust hadden haer in die Consten te oeffenen), datter alle daghen Lessen ende onderrechtingen gedaen zouden werden inde Nederlantsche Tale, zo wel inde Arithmetijcke, Geometrie, Sterckten bouwen ofte Fortificatien, als andersints dat aen de zelve wetenschappen is dependerende. De eerste Professoren die dese Lessen gedaen hebben, zijn gheweest Mr. Ludolf van Colen, ende Mr. Symon Frans zoon van Merwen, in zijn leven Schepen ende Burgermeester der Stadt Leyden geweest zijnde, beyde hier ter eeren ghenoemt. Mr. Ludolf van Ceulen, is overleden opten lesten December inden Jare 1610. out wesende ontrent 71. Jaren, ende leyt begraven in S. Pieters Kercke voor het groote Orgaen. Welcken Dienst na desselfs overlijden veele Jaeren ende noch tegenwoordich bedient ende waer genomen wert by den ervaren Mr. Frans Verschoten, gebooren Burger deser Stede.

 

Ga naar margenoot*Ten laetsten ter zijden ende een weynich beneden het Auditorium Iuridicum is geordonneert een sekere Kamer, alwaer den Rector ende 'tSenaet vande Universiteyt hare ordinarise ende extraordinarise Vergaderingen houden, wanneer de selvighe yets te besoigneren ende te resolveren hebben, 'tgene haer ghebiedt ende Jurisdictie aengaet ende betreft: alwaer mede alle de ghene de welcke versoecken gepromoveert te werden, alvooren in tegenwoordicheyt vanden Rector ende Professoren van die Faculteyt, daer die Promotie in versocht wert, geexamineert werden oft sy bequaem zijn ende toegelaten moghen werden, om publijckelicken te mogen disputeren, om also totte selfde Promotie te mogen geraken, ofte niet: ten laetsten alle de gene die welcke (om meerder kosten te verhoeden) haer selven heymelick laten promoveren, soo gheschiet het selfde mede alhier in dese Kamer, in teghenwoordicheyt vanden Rector ende 'tSenaet vande voornoemde Academie.

[pagina 189]
[p. 189]

De Academie verbrandt.

Inden Jaere 1616. op Sint Martijns dach, zijnde den 11. November des middachs tusschen 12. ende een uyren, zoo is de Vniversiteyt boven geheel afgebrandet, ende van binnen de Lees-plaetsen seer bedorven ende geschent, twelckmen hout gecomen te wesen, om dat het vier 'twelck opte Senaets-Camer geleghen hadde, niet wel bewaert geweest ende was. Maer is terstont wederomme, door last ende by resolutie vande Grootmogende Heeren Staten van Hollandt ende West-vrieslandt wederomme vernieut ende herbout, in zodanigen gestalte als tegenwoordich gesien werdt.

Ga naar margenoot*Tot een gedachtenisse van dien hebben de Achtbare Heeren Curateurs ende Burgermeesteren, boven den ingangh daermen gaet naer het Auditorium Theologicum, in een blauwen geslepen steen, doen houwen in het Latijn, 'tgene hier verduyst is, ende wy ghenomen hebben uyt de Hollantsche Beschrijvinghe vanden Hooch-gheleerden Marcus Suerius Boxhornius, Luydende als volcht:

 

TOT GEDACHTENISSE DER NACOMELINGEN.

Dit Huys het welcke int Iaer 1581. de Curateurs vande Academie, ende Borghermeesteren deser Stadt, hebben geeyghent totte openbaere Lessen, totte waere Wijsheyt, ende tot liberale oeffeninghen der onderwijsenden, ende leerenden, ende tot vergeldinge van deucht. Naer dat 'tgewelt der Vlamme snellick opgestaen, opten II. dach van November int Iaer 1616. hadde lelick vernielt het dack des selve, de Balcken, Stoelen ende onderbancken, 'tselve uyt Ordonnantie der Hoochmogende Heeren Staten van Hollandt ende West-vrieslandt, op dit fatsoen heerlick vernieuwet wesende, hebben geeygent tot openbare Leeringen der Godlicke ende Wereltlicke dingen.

Adriaen van Mathenesse.} Curateurs vande Academie.
Cornelis vander Mijle.}

[pagina 190]
[p. 190]

Vranck van Torenvliet.} Burgermeesteren, ende mede Curateurs.
Laurens Huygenszoon Gael.}
Pieter Arentsz. Deyman.}
Dirck Gerritsz. Hogeveen.}

Dit alhier dus verre geseyt hebbende, so sal ick comen totte beschrijvinghe vande inneleydinghe van onse Leydtsche Academie ofte Hoge-Schole, ende verhalen met wat Triumphe Ceremonien, eere ende statelickheydt de selvighe begonst ende aenghevanghen is. Daer toe hier inne lijvende Copie vande selvighe beschrijvinghe ghelijck als die beschreven staet in het eerste Register vande H. Curateuren, der voorschreven Vniversiteyt, also my de selvige van mijn Heer den Pensionarius deser Stede ende Secretarius der Curateuren, Meester Niclaes Zeyst zal. ged. behandicht is, luydende van woorde te woorde als hier volght:

Cort verhael vande Inauguratie vande Hoge Schole ende Universiteyt der Stadt Leyden, gedaen opten viij. dach van Februario des Jaers XDc.Lxxv.

Ga naar margenoot*Naerdien het den Doorluchtighen ende Hooch-geboren Vorst ende G.H. Heere mijn Heere den Prince van Orangien, Grave van Nassau, etc. Conincklicke Majesteyts Gouverneur ende Capiteyn Generael over Hollandt, Zeelandt, West-Vrieslandt, ende Utrecht, ten advise ende nae behoorlicke voorgaende goetduncken ende bewillingen van den Ridderschappen ende Steden, representeerende de Staten vanden Lande ende Graafschappe van Hollandt, goet gedocht ende belieft heeft gehadt, so wel tot voordernisse ende vermeerderinghe vanden Woorde Gods, stichtinghe ende opbouwinge sijnder Gemeynte, onderwijsinge vande jeucht in alderley goede consten ende disciplinen, mitsgaders tot onderhoudinge van vrede ende eendracht deser Landen, ende ten laetsten oock op dat de penningen, die tot noch toe by verscheyden persoonen hem tot eenighe studien begevende buyten s'Landts verteert, ende mitsdien uyt dese Landen ghetrocken zijn geweest, binnen s'Landts gehouden ende alhier vertiert souden moghen worden, in de Landen staende onder de gehoorsaemheyt van sijn Princelicke Excell. te doen stichten, maken ende oprechten sekere Hoge Schole, Academie, oft Vniversiteyt, ende dat daer toe dese stadt van Leyden, gheleghen zijnde int midden van't Graefschap van Hollandt, nae dien van haere voorgaende twee heftighe Belegeringhen des algemeynen Vyandts door de wonderbaerlicke werckinghe, krachtighe handt, ende goedertieren ghenade Gods, daer by ghevuecht 'tgoet beleyt der saecken van sijne Furst, Genade, oock de vromicheydt ende on-

[pagina 191]
[p. 191]

verdroten moet ende couragie van den ghestelden Oversten, Crijch-Raeden, Bevel-hebberen, ende Soldaten legghende in Dienst onder de Besoldinghe van sijne Princelicke Excellentie, eyntelick was bevrijt ende verlost, de alder-nutste ende bequaemste is gheraemt ende bevonden: 'tzy dan overmits de goede lijftochte van dien, de ghesondicheyt vande luchte aldaer, haere goede gheleghentheyden, de bequaemheydt van huysen ende getimmerten, als anderssins. Ende dat den dach omme de selve Hoge Schole te Inaugureren ende byder voorsienicheydt Gods op een gheluckighe uyre te beginnen, by den Edelen, Erntfesten Eersaemen ende Voorsienigen Superintendenten, Schuut Burghermeesteren, Schepenen, ende Raedt der voorschreven Stadt Leyden, gheleyt was jeghens den achtsten dach der Maendt Februarij vanden Jaere naer de Gheboorten Gods ons Heeren ende Zalichmaeckers X V C L X X V. Ga naar margenoot*Welcken dach zijnde in alle de omlegghende ende t'samen verbunten Steden ende Vlecken onder de gehoorsaemheyt voorseyt staende, soo wel mit aenpleckinghe van Billetten, als mit uytroepinghen, alomme ghedaen te vooren verkundicht ende verloopen: Hebben de voorghenoemde Superintendenten, Schuut, Burger-Meesteren, Schepenen ende Raedt insichte nemende dat geene dinghen, 'tzy dan hoe cleyn of unghesien, oock hoe groot oft gheweldich die ghevunden mochten zijn, eenighen gueden voortganck oft wasdom moghen hebben, dan die deur de Almoghende handt Gods, ende by sijne eeuwighe voorsien ende wijsheydt werden ghestuert ende gheleyt, ende datmen gheene oock de cleynste zaecken, veel min dan een zaecke van soodanighen insichte als is het beginnen ende den gruntslach te legghen van een Hooge-Schoole, en behoort voor te nemen dan met aenroepinghe vanden heylighen Name Godts, hebben sy (segghe ick) ten selven daghe des morghens ten seven uyren de Christelijcke Gemeente der selver Stede inde Kercke naer den Apostel Petro ghenaemt, te samen doen roepen, ende door een vanden Dienaren des Goddelicken Woordts, een Predicatie uyt den Woorde Gods ghedaen doen, ende daer beneffens by hunne Ghemeente eendrachtelijck den Almoghenden Godt doen aenroepen ende bidden sijn Goddelijck wel-behagen te zijn de voorghenomen saecke ende nieuwe begunste Vniversiteyt met sijnen Heylighen Gheest te segenen, beghenadighen, ende te doen wassen, vermeerderen, ter eeren ende grootmaeckinghe sijns Naems, opbouwinghe ende stichtinghe sijnder Ghemeente, zalicheydt, gheleertheydt, ende ervarentheydt in alle eerlijcke ende prijselijcke Consten van de Hollandtsche, Zeelandtsche ende andere Nederlandtsche, oock uytheemsche Natien, die daer by gedient mochten zijn, Neeringhe ende welvaeren der voorschreven Landen, ende sonderlinghe der voorschreven Stadt Leyden. Ende waren ten selven daghe door last vande voorschreven E. Raedt die vande Schutterye, met hen gheweer en wapenen voorsien, gedaen vergaderen om tot vordernisse der voorschreven Inauguratie, ten believen van den E.

[pagina 192]
[p. 192]

Raedt ghebruyckt te werden, ende de Lees-meesteren oft Professoren (die daertoe versocht zijnde, ter liefde van hun Vaderlandt den last van dien ghewillichlijcken hadden aenghenomen) in de Academie te gheleyden met ghewapender handt, sulcx sy verstonden haer vryheydt gewonnen te hebben, ende van meyninghe te wesen hem selfs beschermende te houden: Ende als nu de clocke neghen was gheslaghen, zijn de Vaendelen van Claes Huygensz. Gael, ende Claes Diercxszoon van Muntfoort Capiteynen, ghetrocken van het Raedt-Huys langs de Brede-straete, door de Nobel-straet tot de Hoogewoertsche Brugghe toe, alwaer een Poorte-arc Triumphaelsche wijse was ghestelt, met roode ende witte Leytsche laeckenen becleedt; Van daer zijn syluyden voorts ghetrocken langs gheen zijde van steen-schuyer voor by de Oosterling-plaetse totte Nunnen brugghe toe: Op welcke Brugghe mede een Poorte-arcktriumphael was gestelt, Welcke Brugghe by hen overgetrocken zijnde, namen haeren tocht langs de Oost-zijde van Rapenburch voor by de Houtstrate naer de plaetse die tot de voorschreven nieuwe Academie was bereydt, ende voortijden 'tClooster ende de Vergaderinge van Ga naar margenoot*Sinte Barbaren Susteren geweest was, waer naer volchden, Eerst een verdeckte Coetse oft Speel-waghen, sittende op de selve een vrouwe Personagie in witten habijte eenvoudelijcken toeghemaeckt, ende ghenaemt Sacra Scriptura, hebbende om haren Wagen te voet gaende Matheum, Marcum, Lucam, ende Iohannem, die vanden geest ghedreven zijnde tot onsen nut ende leeringhen d'Euangelische Historien beschreven ende naeghelaeten hebben. Daer nae volchde een Personagie van Iustitia op eenen Eenhoorn te paerde sittende, cierlijck toeghemaeckt, mit verbonden oogen, hebbende in d'eene handt een bloot sweert, ende inde ander een Weeghschale, rijdende tusschen de voorgenoemde vier alder vernaemste Rechts-gheleerde Doctoren, alle mede te paerde sittende, als Salvium Iulianum, Papinianum, Vlpianum, ende Trebonianum, ende liepen ter zijden twee Lackayen ende vier Hellebardiers, al gecleet ende verweert op de antijcque. Waer naer volchde de Personagie van Medicina te paerde sittende, cierlijcken ghepareert met een Boecxken vande selve Professie ende eenige Medecinale cruyden inde hant, rijdende tusschen de naervolghende vier vernaemde der Medicinen Doctoren, al mede te paerde sittende, als Hippocratem, Galenum, Dioscoridem, ende Theophrastum, hebbende ter sijden twee Lackayen ende vier Hellebardiers als vooren: Daer nae volchde de Personagie van Pallas ofte Munerva, te paerde sittende, in een ghebeten harnasch, verweert met een lancie inden rechteren handt, ende ghewapent met een schilt daert't hooft van Medusa op stunt aenden slinckeren arm, rijdende tusschen de hooch-gheleerde ende wijt-vernaemden Philosophen Aristotelem ende Platonem, den alder welsprekensten Orateur Ciceronem, ende den gheleertsten Latijnschen Poeet Virgilium, al mede te paerde sittende, ende liepen van gelijcken twee Lackayen ende vier Hellebar-

[pagina 193]
[p. 193]

diers, als boven: Na de welcke volchden de vier Stadts Speel-lieden, spelende op schalmeyen ende fagotten, achter de welcke quamen de vier Stadt roepdraghers, in de hant hebbende elck een Pedelstock van Stadts verwen, als wit ende root, Waer aen volchden eerst de achtbaere Caspar Iansz. Coolhaze, een vande Dienaren des Goddelijcken Woordts der voorsz. Stadt Leyden, als aenghenomen hebbende eenige Lessen inden Theologien te doen, gaende tusschen den Eedelen, Erntfesten ende Hooch gheleerden Heere Meester Gerard van Wijngaerden, Licentiaet in beyden Rechten, Rade ordinaris inden Provincialen Hove van Hollandt, ende speciale Ghecommitteerde van sijne Excellentie, (omme de teghenwoordighe Inauguratie vande nieuwe Vniversiteyt, Hoge Schole ende Academie inden name vande selve sijne Excell. ende als sijnen Princel. Persoone representerende, te helpen vermeeren ende vereeren) ende de Edele ende Ernstfeste Jonck Heer Iacob vander Does, Hooch-Heemraedt s'Lands van Rijnlandt, Raedt beneffens sijnder Excell. ende mede Superintendent generael der voorsz. Stad Leyden. Daeraen volchde de Edele ende hooch-geleerde Heere Meester Diederick vander Nieuborch, Licentiaet in beyden Rechten, ende mede Raedt Ordinaris inden Provincialen Hove voorsz. die van ghelijcken aengenomen hadde eenige Lessen inde Rechten te doen, vergheselschapt aen sijn rechter zyde van den Edelen, Erntfesten ende hooch-gheleerden Jonckheer Iohan vander Does, tot Noortwijck, &c. Hooch-Heemraedt s'Landts van Rijnlandt, ende mede Superintendent Ghenerael der voorsz. Stadt Leyden, ende aende slincker zijde den Edelen Erntfesten ende welgheleerden Heere ende Licentiaet in beyden Rechten Meester Artus van Bredenrode Co. Majesteyts Raedt Ordinaris in den voorsz. Provincialen Hove van Hollandt. Daer aen volchde de hooch-geleerden ende wijtvermaerde Heere Meester Ioost de Menijn, Doctor in beyden Rechten, ende Co. Majesteyts Raedt ende Advocaet Fiscael inden voorsz. Provincialen Hove van Hollandt, aengenomen hebbende yet uyt den Rechten te prelegeren, hebbende tot sijnder rechter zijden de Edele Erntfeste Jonckheer Aert van Duyvenvoorde, ende aen sijn slincker zijde den Erntfesten ende vromen Foyt van Brouckhoven, Dijck-grave ende Bailliu van Rijnlandt, ende Schouteth der voorsz. Stadt Leyden. Daer aen volchde de hoochgheleerde ende vermaerde Heere Peeter van Forest, der Medecijnen Doctor, ende ghepensioneert Medecijn der loffelijcker ende wijtberoemder Coopstadt van Delft, die aenghenomen hadde eenige Lessen inder Medicijnen te doen, gaende tusschen den Eersamen Voorsienighen Willem van Heemskerck Iansy. Raedt beneffens sijne Excell. ende Dierick van Muntfoort Iacobsz. beyde Burger-meesteren der voorschreven Stadt Leyden. Daer aen volchde de gheleerde ende vermaerde Heere Laurens van Oorschot, Doctor inde Medicijnen, sijn woonplaetse hebbende inde voorsz Coopstadt van Delft, als aenghenomen hebbende eenighe Lessen inder Medicijnen te doen, gaende tusschen den

[pagina 194]
[p. 194]

Eersaemen Voorsienighen Willem van Loo, Burger-meester, ende Cornelis Adriaensz. van Bartevelt, Schepen der voorsz. Stadt Leyden. Daer aen volchde de hoochgeleerde ende vermaerde Heere Geraert de Bont, der Medicijnen Doctor, inde voorsz. Stadt Leyden sijn woonplaetse hebbende, die aengenomen hadde eenighe Lessen in d'Astronomie ende Mathematica te doen, gheleyt wesende tusschen den eersamen ende voorsienighen Cornelis Huygensz. van Thoorenvliet, ende Pieter Henricxsz. Wassenaer, mede Schepenen der Stadt Leyden. Daer aen volchde de geleerde Heere M. Cornelis de Groot, Licentiaet in beyden Rechten, ende Request-meester van sijne Furst. Gen. als aengenomen hebbende eenighe Lessen inde Philosophien te doen, gheleyt wesende tusschen den Eersamen ende Voorsienighen Pieter Oom Pietersz. ende Pieter Pieter Iorisz. Schepen der voorsz. Stadt Leyden, Daer na quamen vervolgens de resterende Magistraet der voorschreven Stadt Leyden, ende andere Heeren ende Luyden van sorte ende qualite, soo Supposten vanden Hove van Hollandt, als andere Liefhebbers der Consten ende geleertheyt, de welcke in grooter menichte hem selven teghen den voorsz. 8. Februarij binnen der voorsz. Stadt Leyden gevonden hebbende, met heurder E.E. jegenwoordicheden, de Inauguratie vande voorschreven Vniversiteyt hebben vereert ende vermeert. Ende daer nae quamen als de voorgaende solemnele Triumphe besluytende de Vaendelen vande Edele Erntfeste Jonckheer Aelbrecht van Raephorst, Schiltknape, ende Symon van Veen, beyde mede Capiteynen vande Schutterie. Alle welcke voorgaende Heeren, Persoonen ende Schutteren, met een groot gheluyt ende wonderbaerlijck rumoer van Musquetten, Calibers, Pistolen, ende handtroers, behalven het gedonder van't grof Geschut, als halve Cartouwen, Slangen, Serpentinen, Gotelingen, Barchen, Falconnetten, ende gestelde Cameren ghecomen ende gheleyt zijnde omtrent de voorschreven Nonnenbrugge, ter plaetse daer (soo geseyt is) een arck Triumphael was gestelt, vonden in Rapenburch een triumphelijc Schip, met roode ende witte Lakenen tot twater toe becleet, ende met tapijten overdeckt, daer onder hangende eene Lauren Croone, verciert met Orangie Appelen, waer inne int ront waren geseten Apollo, ende de neghen Musae, al op d'antijcque toegemaeckt, hebbende achter aen het roer staende Neptunum, die met sijn Zee-baren de Stadt Leyden by gestaen hebbende, de Geleertheyt langhs 'twater aldaer scheen binnen te brenghen ende te willen logeren. De voorsz. Personagien hadden onder hem, behalven de Luyte die Apollo inde handt hadde, ende met een sonderlijcke conste ende gratie sloech, een positijsken daer op lieffelicken al varende werde gespeelt, ende daer onder met stemmekens alle snarenspel te boven gaende, werde ghesongen. Ende sulcx allengskens varende langs Rapenborch naer de Vniversiteyt, ende daer beneffens gecomen zijnde, zijn Appollo ende de Nymphen op't lant getreden, ende verbeydende naer de comste vande bovenverhaelde gepersoneerde, heb-

[pagina 195]
[p. 195]

ben den selven inden arm ghenomen, ghecust, ende met seeckere Latijnsche veerskens gegroet ende verwillekomt. Twelck sulcx ghedaen zijnde, zijn alle de voorgaende gepersoneerde, in goeder ordre ende geschicktheyt naervolgende de voorgaende twee Vaendelen vande schutterije, ende hebbende achter hem als tot een besluyt de ander twee Vaendelen getrocken om den hoeck van S. Anthonis brugge, langs de Breedestraet voorby 'tRaedthuys henen, door de Arck-triumphael staende op de Hoogewoerts brugge langs de Hoogewoert, ende overgaende de nieuwe brugge vande Gans-oort over den Rijn langens de Hopgraft, over de brugge vanden ouden Rijn door Marendorp vorby den rooden steen tot aen de Rijnsborgerpoorte der Stadt Leyden. Binnen welcken tijt zijnde de selve Triumphe in het trecken, den voornoemde Edele, Erentfeste, Hooch-gheleerde, Eersaeme, Wijse, Voorsienighe Commissarisen, Superintendenten, Proffessoren, Doctoren, Schout, Burgermeesteren, Schepenen, Raeden, ende der vrije Consten Liefhebberen ghegaen inde voorsz. Hooge Schole, verciert wesende met schoone tapijten, witten ende roode lakenen, Inscriptien, ende wapenen van sijne Excellentie, vande Graeffelijckheyt van Hollandt, ende vander Stadt Leyden. Ende naer nu de plaetse aldaer van volcke ende persoonen verdult was, heeft de bovenghenoemde Caspar Coolhaze, de eerste Oratie gehadt, sonderlinge sprekende tot lof vande Theologie, daer inne hy eenen yeghelicken ten insichte van sijn Professie heeft ghenouch gedaen: de welcke geeynt wesende, zijn in gelijcken ordre, soo sy gecomen waren uyt de Vniversiteyt gescheyden ende getrocken langs de Breedestraete naer de huysinge van Jonckheer van Naeltwijck, Ga naar margenoot*alwaer van Stadts weghen een heerlijcke ende solemnele maeltijdt was bereyt, in de welcke niet alleenlijck de voorschreven Proffessoren, maer alle de andere Persoonen van state, forte, ende qualite by den Eersaemen Raedt, van Stadts wegen met alle vroylicheyt van snarenspel, gheluyt van fagotten, ende schalmeyen, muysijcke, oock spijs ende dranck, niet in grooter overvloedicheyt, maer sulcx dat eens yeghelijcx appetijt ende natuere versaet const werden, onthaelt ende getrackteert zijn gheweest. Eyndende oversulcx met aller gheneuchte, blyschap ende vrolickheyt, oock met brandingen ende vyerwercken, oock met fuseen ende vyerpijlen tot aen den sterren toe opgeworpen, den selven dagh vande Inauguratie ende 'tgeluckich beginnen der voorsz. nieuwe Academie, de welcke de Almogende Godt vruchtbaerlijcke gelieve te doen wassen, toenemen, groeyen ende bloeyen tot sijns Naems heerlickheyt ende glorie. 'Tgeschiede alsoo.

Met dusdanige Triumphe, Ceremonien, eere ende statelickheyt is de Leytsche Academie inden Iaere 1575. begonst ende aengevangen. De Latijnsche veerskens daer hier vooren inde Inauguratie mentie of gemaeckt wert, waren gemaeckt by den uytnemenden Poeet, den Edelen, Erntfesten Heer tot Noortwijck, Ioncker Ian vander Does, ende zijn naerderhandt int selfde Iaer vande Inauguratie ghedruckt inde

[pagina 196]
[p. 196]

nieuwe Leytsche Academie op de kosten van Ian van Hout, Secretaris. De welcke ick den begeerigen Leser ten gevalle hier hebbe moeten by voegen, gelijck die selvige by een groot Liefhebber der Poesien mijnen gunstigen vrient verduytst zijn, ende waren vanden volgenden Inhout:

 
Ga naar margenoot*Neptunus tot de Musae.
 
Nu Musae zijt goets moets, Mars selfs u plaets gaet maken,
 
Want hy heeft niet gemeens met u geruste saken.
 
De Musae tot Neptunum.
 
Neptune, u zy danck, die alleen hebt belettet,
 
'tInnemen van dees Stad, daer Phoeb' met vreuchd'ons settet
 
Apollo tot de Vrye Consten.
 
De Stadt nu Crijch gewoon, 'tgeweer men siet versaken,
 
Want sy in u, en my, schept gantschlick haer vermaken.
 
De vrye Consten tot Apollonem.
 
Apollo t'uwen dienst ghy ons altijt sult vinden,
 
Wilt door geleertheyts const, ons houlick t'samen binden.
 
Salvius Iulianus tot Iustitiam.
 
Tot Leuven zijn wy wel, maer van ons lustich Leyden,
 
En zijn wy niet gesint, in eeuwicheyt te scheyden.
 
Iustitia tot Iulianum.
 
Ah! die van Leuven ons in eeren niet en houwen,
 
Mits sy op 'sPausen Bull, gants stellen haer betrouwen.
 
Leyda tot den selfden Iulianum.
 
Laet Room' dy lief en waert, besoeckt oock goedertieren,
 
(Daer ghy sult welkom sijn) ons Leytsche Batavieren.
 
Tot Papinianum.
 
Septimio (wat hielpt,) ghy waerd in grooter waerden,
 
Komt hier, en zijt bevrijt voor Caracalloe swaerden.
 
Tot den selfden.
 
Vrywillich plaets en Heer, verandert in Almangnen,
 
Voor Romen, Leyden kiest, en voor Septijm, Orangnen.
[pagina 197]
[p. 197]
 
Tot Vlpianum.
 
O wijse raedt en voocht van d'eele Prins Seveer,
 
Drijft Baldi mist van hier, en geeft ons Romen weer.
 
Tot Caium ende Pomponium.
 
Ghy Rechtsgeleerden bey ten Hemel hooch geresen,
 
Comt hier, als oyt te Room, zult ghy geachtet wesen.
 
Tot Hippocratem.
 
Hippocrates het hooft en d'eer der Medicinen,
 
Ick roep dy hier tot hulp, wilt haestelick verschijnen.
 
Tot Galenum.
 
En ghy Galene komt, geneest 'tvolck van mijn Stadt,
 
tWelc d'honger, pest, en swaert, gemaect heeft moe en mat.
 
Tot Theophrastum.
 
Ghy Theophraste waerd, comt wilt ons School vermeeren,
 
En ons van Boom en Cruyt, 'tgebruyc en crachten leeren.
 
Tot Cornelium Celsum.
 
Dees drie die spreken Griecx, maer ghy o fleur van Romen
 
Doet door Latijnsche tael, den Medecijn op komen.
 
Tot Theophrastum Paracelsum.
 
Komt Paracelse me, en maeckt veel nieu Chymisten;
 
En leert haer vroech en laet, dat d'oude niet en wisten.
 
Tot Platonem.
 
Ghy Goddelicke man, komt maeckt ons Platonijcken,
 
Op dat wy vande Deucht en Eerbaerheyt niet wijcken.
 
Tot Aristotelem.
 
Natuyrs doorgronder wijs, ghy Hemels Tolck verheven,
 
Komt, siet Philosophi, u selfs hier plaets wil geven.
 
Tot lof van Homerus.
 
Sragyr ghy zijt wel groot, maer grooter is Athenen,
 
Homerus aldergrootst, stijcht verr' daerboven henen.
 
Tot Virgilium Maronem.
 
Die Troyen heeft gebracht te Romen, wilt met Romen,
 
Nu hier Andijnsch Poeet, in onse Schole komen.
[pagina 198]
[p. 198]
 
Totten Selfden.
 
U Vaderlicke StadtGa naar voetnoot* verlaet, en komt ons by,
 
Het Spaensche jock is daer, waer van wy hier zijn vry.
 
Tot Tullium Ciceronem.
 
Komt Tulli hier by ons. Hier vryheyt wert gegeven,
 
Daer g'elders als een slaef, in dienstbaerheyt moet leven.
 
De Leytsche Pallas.
 
Tot noch ick Pallas was ten Oorloch onversaecht,
 
Maer nu mijn aldermeest, geleertheyts kunst behaecht.
 
Vande Selfde.
 
Die Pallas eertijts heeft, de wap'nen aengedaen,
 
Die leertse nu in School, met vlijt na wijsheyt staen.
 
Lof vande nieuwe Leytsche Academie.
 
G'lijck als den Rijn en Dijl, t'saem niet zijn te verg'lijcken,
 
So moet ons Leuven oock, van wegen 'tSchole wijcken.

Ga naar margenoot*D'eerste Rector Magnificus is geweest M. Petrejus Tiara, ende zijn Assesseurs waren Iohannes Figureius, S. Theologiae Doctor, Cornelius de Groot, Iuris Doctor, Gerardus Bontius, ende Basilius Fithodejus, Latinae Linguae Professor, Anno 1575.

 

Sedert de oprechtinghe van onse Leytsche Academie totten Jaere 1641. is het Rectoraetschap bedient gheweest by de volgende Persoonen, ende dat tot sulcke Jaeren, als achter yder Persoon gestelt is.

Rectoren vande Academie.

D. Petrejus Tiara, Graece Linguae Professor, annis 1575. 1577. 1578.
D. Guilielmus Feugueraeus, Professor Theologiae, 1576.
D. Iustus Lipsius, Historiarum Professor, 1579. 1580. 1587. 1588.
D. Cornelius Grotius, Professor Iuris, 1581. 1594. 1595. 1596. 1603. 1608.
D. Gerardus Bontius, Medicinae Professor, 1582. 1599. ende is in het zelve Iaer overleden.
[pagina 199]
[p. 199]
D. Iohannes Heurnius, Professor Medicinae, 1583. 1584. 1592. 1593. 1599. in plaetse van D. Gerardus Bontius die overleden was, 1600.
D. Adrianus Zaravia, Professor Theologiae, 1585. 1586.
D. Iulius Beyma, Professor Iuris, 1589. 1590.
D. Thomas Sosius, Professor Iuris, 1591.
D. Franciscus Gomarus, Theologiae Professor, 1597. 1598.
D. Petrus Pauw, Professor Medicinae, 1601. 1606. 1614.
D. Paulus Merula, Historiarum Professor, 1602.
D. Everardus Bronchorstius, Professor Iuris, 1604.
D. Iacobus Arminius, Professor Theolog. 1605.
D. Rudolphus Snellius, Mathematici Professor, 1607. 1610. 1611.
D. Everardus Vorstius, Professor Medicinae, 1609. 1612. 1621. 1622.
D. Iohannes Polyander à Kerckhove, Professor Theologiae, 1613. 1617. 1618. 1627. 1628. 1635. 1640.
D. Cornelius Swanenburch, Professor Iuris, 1615.
D. Guilielmus Coddaeus, Professor Hebraice Linguae, 1616.
D. Reynerus Bontius, Medicinae Professor, 1619. 1620.
D. Petrus Cunaeus, Professor Iuris, 1623. 1624. 1632. 1637.
D. Anthonius Walaeus, Theologiae Professor, 1625. 1626. 1639. totten 7. Augusti, tot welcken dage hy overleden es.
D. Franco Burgersdicius, Professor Philosophiae, 1629. 1630. 1634.
D. Ewaldus Schrevelius, Medicinae Professor, 1631.
D. Anthonius Tysius, Professor Theologiae, 1633.
[pagina 200]
[p. 200]
D. Adolphus Vorstius, Professor Medicinae, 1636.
D. Constantinus l'Empereur ab Oppijck, Hebraice Linguae Professor, 1638.
D. Nicolaus Dedel, Professor Iuris, 1639. vanden 7. Augusti, in plaetse van D. Anthonius Waleus.
D. Ottho Heurnius, Professor Medicinae, 1641.

Curatoren van de Academie.

Naerdien het opperste gebiedt ende beleyt vande Vniversiteyt, bestaet by de Achtbaere Heeren Curateuren, tsamen ghevoucht mette Heeren Burgermeesteren der Stadt Leyden, So sullen wy hier mede innevougen de namen vande selve Heeren Curateurs, van het eerste begin vande selve Academiae, zijnde 't Jaere 1575. totten Jaere 1641. toe, Ende die zijn dese volgende:
 
Iohannes Dousa, Heer van Noortwijck, &c. is overleden inden Iaere 1604. out sijnde 59. Iaeren, Curator 29. jaeren.
Gerardus van Hoogeveen, I.C. Raedt ende Pensionaris der Stadt Leyden.
Cornelius de Coning, I.C. gestorven inden Hage opten 26. December anno 1582.
Paulus Busius, I.C. Advocaet van Hollant ende West-vrieslant, is overleden inde maent Aprilis anno 1594.
Abahamus van Almonde, is overleden tertius Idus Ianuarii anno 1593.
Iohannes Banchemius, I.C. President vanden Hoghen Rade van Hollandt, is overleden den 29. November 1601.
Iohannes de Groot, I.C.
Cornelius Neostadius, I.C. Heer in Sevenhoven, is overleden inden jare 1606.
Adrianus Mathenesius, Heer van Mathenesse.
Cornelius vander Mijlen, Heer in Mijlen, &c. die inden
[pagina 201]
[p. 201]
jaere 1641. wederomme 'tselve Ampt is bedienende. Adrianus Pauw, Ridder, ende over eenige jaeren Raedt ende Pensionaris van Hollant ende West-vrieslant.
Rochus vanden Houaert, I.C. Raedt inden Hogen Rade van Hollandt.
Iohannes van Duyvenvoorde, Heer van Voorschooten, &c.
Adrianus van Swieten, Heere van Swieten.
Franciscus van Aerssens, Heer van Sommelsdijck, &c.
Nicolaus Cromhout, Heer vande vrye Houve, President inden Provincialen Rade van Hollant.
Gillis de Glarges, Heer van Ellemes, Raedt ende Pensionaris van Haerlem.
Iohan van Mathenesse, Heer in Mathenesse, &c.
Iohan Camerling, Raedt ende Pensionaris van Delft.
Iacobus Cats, Raedt ende Pensionaris van Hollandt ende West-vrieslandt.

 

Al hoewel de beginselen der selver Hoghe Schole ende 'tgetal der Studenten dier tijden seer cleyn was ende in weynich personen bestont, so heeft niet tegenstaende God Almachtich de selvige so gesegent, daer toe gebruyckende de wackere vlijticheyt vande Heeren Curateuren, ende Opsienders der selver, de Geleertheyt van so vele Hoochgheleerde Professoren ende Mannen, in alle wetenschappen ende faculteyten, (waermede dese Academie vande eerste tijden af tot noch toe, altijts versten gheweest is, ghelijck een yegelick sal moeten bekennen, de welcke weten met wat gheleerde Mannen ende Professoren deselve, insonderheydt eenighe Jaeren herwaerts versien gheweest is,) dat de selvige van dage te dage grootelicken toegenomen, gewassen, ende vermenichvuldicht is, alsoo dat huyden ten daghe het ghetal der ghener de welcke dese Academie frequenteren ofte als Lidtmaten ende Supposten der selver inne gheschreven zijn, tot over de ses hondert getelt werden, ende noch daghelicx vermeerderen, soo wel met inlandsche, als uytheemsche, Edele ende onedele, al hoewel het merendeel van dien in Nederlanders bestaet. Waer onder oock dickwijlen Persoonen gevonden werden van grooten huyse ende gheslachte.Ga naar margenoot*

Ga naar margenoot*Wat nut, dienst, ende profijt de Graefschappen soo wel van Hollandt als van Zeelandt, haer Steden, Landen ende Kecken: Ick swijge de gemeene Burgeren ende innewoonderen deser Stede Ley-

[pagina 202]
[p. 202]

den, de welcke mette Studenten ommegaen ende generen, vercregen hebben, ende ghenieten ten nausten ende uytersten te willen ondersoecken, ende beschrijven soude een oneyndelicke moeyten ende arbeydt wesen: Men slae alleen sijne ooghen op alle Raden, in alle Raedt-Kameren, in alle Hoven, op alle Predick stoelen, in alle Scholen, in somma op alle Diensten ende Officien van State, ende Officieren, ghy sult alle dese plaetsen versien ende ghevult vinden, met treffelicke gheleerde Mannen dewelcke in dese Vniversiteyt, hare geleertheyt, door de vlijdt, ende neersticheyt, so wel van haer als van hare Praeceptores, vergeselschapt wesende mette Goddelicke Genade verkreghen ende bekomen hebben, de welcke alle te samen dienen tot onlochbaere getuyghen dat door het oprechten van onse Leydtsche Academie voor alle Inghesetenen deser Landen grooten nut ende profijt totter onderhoudinghe van alle diensten ende Staten te wege ghebracht is, ende noch daghelicx gebracht werden. Ende dat zijn voorwaer de ghewenschte ende ghehoopte vruchten der ghener die aldereerst het oprechten van dese Academie beharticht hebben, ende helpen voorderen. De goede Godt wil de selvighe hoe langher hoe meerder segenen ende beghenadighen, ende de Professoren der selver wijsheydt ende verstant verleenen, op dat door haere naerstige wackerheyt, van eeuwe tot eeuwe treffelicke geleerde Mannen moghen voortghebracht werden, vande welcke dese Landen, Steden, ende Kercken mogen ghedient ende gheregeert werden, tot nut ende proffijt der selver.

Beschrijvinghe van den Hof ofte Thuyn vande Leydtsche Academie.

Beneffens alle de voorverhaelde Lees-plaetsen ende Auditorien, binnen de welcke de Studenten, in alle Consten ende wetenschappen geleert ende onderwesen werden, soo hebben de Heeren Curateurs aende Westzijde vande voornoemde Academie eenighe jaeren gheleden tot bevorderinghe van het Studium Medicinae, de welcke niet weynich geleghen is aende volcomen kennisse vande Cruyden, Bloemen, Saeden, Wortelen, etc. ghemaeckt ende gheordonneert een seer heerlicken, schoonen groten Hof ofte Thuyn, ende de selvighe door den Wijdtvermaerden ende Hooch-geleerden Cruydt-kenner ende Harbarist D. Carolum Clusium, ende verscheyden andere doen beplanten met vele ende verscheyden Medicinale Cruyden: den eersten aenlegh ende tbegin van desen Hof, is gedaen by Dirck Outgertsz. Cluyt, die de selve eerst heeft gebracht in eenige ordere, ende met veele ende verscheyden Cruyden ende ander gewassen, beplant ende waergenomen heeft. Zo lange als den Heere Clusius inden Jaere 1593. by de Heeren Curateurs en Burgemeesteren ghestelt ende beroepen is tot opperste Regent ende Opsiender vanden Hof, dan om zijne indispositie en conde hy den actuelen dienst niet waernemen, omme de demonstratie vande Cruyden

[pagina 203]
[p. 203]
te doen: waeromme de voornoemde Heeren hem excuseerden, ende hem even wel gehouden hebben als Professor Honorarius, Den Heere Clusius es overleden inden Jaere 1609. out zijnde 84. Jaeren, sestien Jaren den name van Professor Honorarius beleeft, ende eerlicke beloninge genoten hebbende. Hy es begraven inde Vrouwen-Kercke alhier ende es hem aldaer ter eeren by de Achtbare Heeren Curatores ende de Burgermeesteren der Stadt Leyden tot zijne gedachtenisse gestelt een Latijns Epitaphium.Ga naar margenoot*Alsoo desen voornoemden Hof seer playsant ende cierlicken gheordonneert ende geleyt is, ende dat de selvighe met velerhande, so gemeene ofte binnen-lantsche, als Indische ende andere uytlantsche Planten ende Cruyden beplantet is, soo en kan ick niet naelaten oftick moet de selvighe wat beter ondersoecken, ende de ghedaente

illustratie

der selver wat naerder verhalen ende beschrijven: Omme den begeerigen ondersoecker (voor soo vele mijn mogelicken is) te believen. Beginnende mette grootte ende verdeelinghe der selver, daer in volgende het Boecxken het welck inden Jaere 1603. by D. Pieter Pauw (eerste Professor inde Medicinen, by de Heeren Curateurs ghemaeckt ende ghestelt wesende al voor vele jaeren, Toesiender, Beleyder, Beschermer, ende Overste van desen voornoemden Hoff, in openbaren Druck uytgegeven is. Waer inne de verdeelinge aldus gestelt ende beschreven
[pagina 204]
[p. 204]

wert. Ga naar margenoot*Den Hof begrijpt in hem tusschen de muyren ghemeten van het Oosten tot het Westen, hondert drie ende dertich Geometrische ofte Roede voeten, ende van het Zuyden tot den Noorden, totten binnensten muyr ghemeten hondert ende drie voeten, alsoo datse wat langher dan breedt is: maer nu weynich jaren gheleden soo hebben de Heeren Curateurs de selvige aende Noort-zijde verbreedet met noch omtrent veertich voeten, dan tselvighe is noch voor een tijt met muyre vanden grooten Hof afghesondert ende gescheyden: soo dat den voornoemden Hof mette leste vergrootinghe genoech viercant is.

Ga naar margenoot*Comende nu totte verdeelinghe der selver, den geheelen Hof is verdeelt in deser formen, te weten, in vier vierde ghedeelten, ofte in vier quartieren: elck vierdedeel wederomme in Bedden, ende ten laetsten elck Bedde in Areolas, Spatien, ofte kleyne deelkens, elck van een roede voet groot, in de welcke de Cruyden ende Planten op behoorlicke ende goede orden gheplantet werden, omme de selvige te ghemackelicker ende lichter te moghen vinden.

Belanghende de verdeelinghe van elck quartier in't bysonder zijn aldus verdeelt.

Het eerste Vierdedeel legghende met het hooft ofte begin naer het Oosten ende in het Figuerken geteeckent met den letter A, is afghedeelt in sesthien Bedden, lang zijnde acht ende breedt drie ende een halve Roede voeten: yeder bedde is verdeelt in sesthien Areolas, ofte onder Deelkens, alsoo dat dit Quartier in hem begrijpt 256. Areolas.

Het tweede Vierde deel, gheteeckent mette letter B, staende metten rugge in het Zuyden, is afgedeelt in twaelf Bedden, elck lang wesende twaelf ende breedt drie ende een halve roede voeten, welcke bedden wederomme verdeelt zijn in 24 Areolas, alsoo dat dit vierde deel in hem begrijpt 288 Areolas.

Het derde Vierde deel, geteeckent met de letter C, accordeert ende is van ghelijcken groote met de A, oft het eerste.

Ende het Vierde, gheteeckent met de letter D, is van eene forme ende groote met het quartier dat met de letter B, gheteeckent is.

Alsoo dat dese vier Quartieren metten anderen uyt brenghen 1088. Spatien ofte Areolas.

Rondt omme de voornoemde vierde deelen leyt een Rabat, breet wesende drie roede voeten. Dit selfde Rabat is verdeelt aen vier gedeelten, elck gedeelte is naer de naem van een vande Winden genoemt, ende zijn verdeelt inde volgende Deelkens ofte Areolas, het Ooster in 48. het Zuyder in 54. het Wester in 48. ende het Noorder in 64. Areolas, ofte Spatien: telt dese totte voorgaende, so begrijpt den geheelen Hoff (het gene lest daer aen gevoecht is, daer niet ingerekent wesende) 1302. Areolas.

Belanghende de Paden vanden voornoemden Hoff, de selvighe zijn vande volgende breede. Ten eersten het principale cruyspat, 'twelck de vier Quartieren vanden anderen afsondert ende scheyt, is breet acht ende een halven roede voeten: het Cruyspadt het welck door elck Quartier

[pagina 205]
[p. 205]

loopt vier voeten: ende eyndelicken, de Paden de welcke tusschen de Bedden leggen, drie roede voeten: Alsoo datmen door alle de voornoemde Paden bequamelicken ende gemackelicken gaen kan. In het midden van het groote ofte generale Cruys-padt, is binnen weynich jaeren gemaect een konstich ende cierlick Prieel, versien wesende met verscheyden Obilisquen ofte Naelden; wesende seer playsant omme te aenschouwen.

Ga naar margenoot*Aende Zuyt-Oost-zijde vanden voornoemden Hof hebben de Heeren Curateuren inden Jaere 1600. doen bouwen ende maken een schone ende heerlicke Galerie ofte wandel-plaetse, onder een scalpen dack, omme daer inne niet alleen by tijden van regen ofte onweder: maer mede om voor de hitte der Sonnen inde Somersche daghen bevrijdet te mogen zijn, ende aldaer te wandelen, lang zijnde 133. Roede voeten: ende breet twaelf vande selfde voeten, alles binnen de muyren ghemeten. Dese wandel-plaetse wert met 48. glasen, vensteren, ofte Ramen gesloten, hebbende in het midden een groote wijde deure, daer door datmen inde Galerye, ende wederom daer uyt inden Hof gaet, van binnen is dese wandel-plaetse verciert ende behanghen met vele ende verscheyden Caerten ende Land-tafelen, desgelijcken met eenige vreemde gedierten ende ghewassen, de welcke uyt beyde de Indien ende andere plaetsen alhier gebracht zijn. Van buyten is de selve verciert met verscheyden dack-vensteren ende een cierlicken Gevel, waer inne in het midden der selver in Latijnsche tale gheschreven zijn de Statuten ende Wetten, de welcke de gene die desen Hof willen gebruycken ofte besien, moeten onderhouden ende naerkomen: de selve verduytscht wesende, zijn vanden volgenden inhout:

 

Tot ghebruyck ende Vercieringh Vande Vniversiteyt,
Door het bevel vande H.H. Cvratevrs ende Bvrger-meesteren
Gebout in het Iaer naer de Gheboorte Christi
c I ɔ I ɔ c
Inden Hof komende, neemt acht op 'tghene hier onder gheschreven staet.

I.Ga naar margenoot*Het is geoorloft in desen Hof te gaen, op die uyre die bestemt is by den Oversten deses Hofs: ende
[pagina 206]
[p. 206]
daer wederomme uyt te vertrecken, als de onderwijsinghe geeyndicht is.
II.Die inden Hof komt, is geoorloft de Planten te sien ende te ruycken: Maer het is verboden die Cruyden te handelen, die teer sijn ende eerst beginnen te spruyten.
III.De Tacken, Telghen, Bloemen, ende saeden af te plucken ofte te breken, de Bollen ende Wortelen uyt te rucken: ofte den Hof eenighe schade aen te doen, is ongeoorloft ende verboden.
IV.Niemant ist geoorloft over de Bedden te springen, ofte met voeten te betreden.
V.Niet teghen den wille vanden Oversten deses Hofs, inden Hof aen te rechten.

 

Ga naar margenoot*Aende Noordt-West zijde vanden voornoemden Hof is omtrendt drie aeren gheleden mede een Galerye ghemaeckt, maer niet soo cierlicken als de voorgaende, langh wesende binnen de muyren 32. treden ofte passen: de selve werdt met seventhien glasen vensteren toe gheslooten, die alle te samen met blint-vensteren beslooten konnen werden: Dese plaetse is ghemaeckt ende gheordonneert om alle uytlantsche, teere ende zeltsaeme Bloemkens, Cruyden, ende andere ghewassen de welcke de strenghe koude deser Landen niet verdraghen moghen, teghen den Winter daer inne te brenghen, ende voor soo vele als moghelijcken is de selvighe te beschutten ende beschermen voor de selfde koude, ende wanneer de koude extraordinaire soude moghen wesen, soo werdt de selve alhier door de Veen-sonne eenichsins ghetempereert ende vermindert, omme door desen middel de voornoemde vreemdicheden soo langhe te bewaeren tot dat de al verwarmende Sonne door den Ram rijdende onse Hoven ende Landen wederomme inde Lenten ende Somer verleene 'tghene haer den kouden Winter benomen hadde.

Aengaende den Hof selfs, die is beplantet, ende versien boven alle de hierlandtsche ghemeene Medicinale Cruyden, Ghewassen, Boomkens, ende ander dierghelijcke, met een groot ghetal van vreemde rare oft seltsaeme buyten-landtsche Cruyden, Boomen, Bollen, Bloemen, ende andere vreemde ghewassen, de welck soo wel uyt Indien, als andere vreemde Landen, door de neerstighe vlijt van-

[pagina 207]
[p. 207]

den Oversten ofte Regent vanden Hof versamelt ende vercreghen zijn. Alsoo datter metten anderen een seer groot ghetal is, ende veel meerder alsmen in eenighen Hof hier omtrent soude mogen vinden. Die inde groensame Lenten ende vrucht-gevende Somer desen Hof alsoo vercieren ende aenghenaem maken, dat het schijnt dat de Goddinne Flora alhier haere residentie ende wooninghe is houdende, ende met den reuck ende het ghesicht, van soo vele Bloemen ende Cruyden de ooghen ende neusen, van alle Bloem-lief-hebberen verlusticht ende versadicht.

Ga naar margenoot*Alle daghen als men ghewoon is te lesen inde Universiteyt, des voormiddachs ten elf uyren, beginnende in het voor-jaer, wanneer alle de Cruyden, Boomen ende Bloemen, (de welcke door den kouden wit behijselden Winter eenighe Maenden begraven, ende als verborghen gheleghen hebben) wederomme beginnen voort te komen, te spruyten, ende te wassen, soo werden alhier by den Hooch-geleerden D. Pieter Pauw, de welcke by de Heeren Curateurs, Herbarist, Regent ende Oversten van desen Hof ghemaeckt ende gestelt is (ende alreede den selven dienst met grooter eeren veele jaeren bedient heeft) openbare ondersoeckinghen ende onderwijsinghen gedaen, omme de Studenten inde Medicinen ende andere Lief-hebberen, alle de Planten, Ghewassen, Saden, ende andere dingen, de welcke aldaer wassen ende gheplant zijn, bescheydelicken te leeren kennen ende onderwijsen, daer by leerende wat crachten ende ghebruyck de selve inde oeffeninge vande Medicinen hebben, ende meer andere saecken daer aen clevende, waer aen een volcomen ende perfect Medicus ende Chyrurgus niet weynich gelegen is.

D. Pieter Pauw inden Jaere 1617. overleden zijnde, zo is in zijne plaetse by de H. Heeren Curateurs ende Burghermeesteren ghestelt den Hooch-gheleerden D. Everardus Vorstius: De welcke den zelven Dienst met grooten vlijt waerghenomen heeft totten Jaere 1624. in welck Jaer hy overleden is. In wiens plaetse by de voornoemde Heeren ghestelt is D. Adolphus Vorstius, zijn Soon, Professor inde Medicinen. De welcke gheduyrende zijn opsichten den voornoemden Hof, met veele ende rare Cruyden, Planten, Boomkens ende andere gewassen vermeerdert ende verciert heeft, tot vermaeck vande Lief hebbers van dien.

[pagina 208]
[p. 208]


illustratie
Theatrum anatomicum.


Beschrijvinghe vande Anathomie-Plaetse der Stadt Leyden.

Ga naar margenoot*Naerdien dat een Doctor inde Medicijnen, ende een Student inde selvige faculteyt, ende een Chyrurgus, niet weynich gheleghen is, aende volcomen kennisse des menschen Lichaems, datse verstaen ende weten hoe ende op wat wijse alle de Ledematen der selver, soo wel van buyten als van binnen aenden anderen hangen ende verknocht zijn: van waer alle de Aderen, Arterien, Musculen, Senuen, Banden ofte Ligaturen, haer begin ende oorsprong hebben, ende hoe de selvige door het gheheele Lichaem loopen ende haer verspreyden, met verscheyden andere saken daer aen clevende: overmits dat het menschelicke lichaem het Subjectum ofte onderworpsel is, waer inne den Medicus ende Chyrurgus moeten arbeyden ende wercken, ende met vlijdt ende neersticheyt soo vele het mogelicken is, soo langhe in goeder ghesontheyt te houden ende te bewaeren, met behoorlijcke ende geoorlofde middelen ende Medicinen, ter tijt ende wijlen toe dat het Godt Almachtich believen sal de

[pagina 209]
[p. 209]

ghegheven siele wederomme tot hem te roepen, ende het aertsche lichaem naer de aerde, daer het van ghenomen is, wederomme te seynden: soo hebben de H. Heeren Curateurs ende Burgermeesteren deser Hoghe Schole in desen deele oock mede sorghe willen draghen, ende behoorlicke orden te stellen dat sulcke onderwijsinghen mede openbaerlicken mocht ghewesen ende gheleert werden: ende hebben dien volghende, over vele jaeren, te weten inden Jaere 1592. inde Falide-Bagijnen Kercke een bequaeme plaetse gheordonneert ende doen maecken, op de wijse vande oude Romeynsche Theatra ofte Schouplaetsen, om in de selvige tot behoorlicke tijden, de Anathomie te doen oeffenen ende wijsen, wesende de voornoemde plaetse van forme als het voorgestelde Figuerken uytwijst. Waerinne een groote menichte van Menschen gemackelicken mogen sien ende aenschouwen, tgene aldaer geanathomiseert ende ghesneden werdt.

Ga naar margenoot*Omme den begeerigen Leser ten vollen te moghen te vreden stellen, soo sal ick de Beschrijvinghe van dese plaetse wat naerder ondersoecken ende beschrijven, beginnende mette verdeelinghe der selver. Het Theatrum. is beneffens de ronde Plaetse int midden daer men anathomiseert, verdeelt in ses schuyns opgaende Circulen ofte ronde ommegangen, de eene boven de andere behoorlicken verheven zijnde, op dat altijdt de bovenste, sonder dat hy vande onderste verhindert werde, tgene ghesneden werdt, ghemackelijck ende onbekommerlijck sien kan: Inde benedenste rondicheyt is gemaeckt een omdraeyende Tafel, waer op het lichaem 'twelck men anathomiseren sal geleydt werdt, met een wit linnen ende met een swert laecken kleedt ghedeckt wesende: aen welcken Tafel de Professor die de Snijdinge doet alleen sijne plaetse heeft ende staet, op dat hy vry ende onverhindert verrichten mach tghene hy aldaer te doen heeft. Daer aen inden eersten Circkel rondtomme de Taefel, wesende de bequaemste plaetse omme wel ende perfect te mogen sien tghene datter ghesneden wert, sitten de Heeren Professoren, ende eenige andere van State ende aensien, inde eerst daer aen volghende twee Circkels, de welcke met sloten afghesondert ende ghescheyden zijn, staen de Chyrurgijns ende alle de Studenten de welcke in de Medicinen studeren, ende inde verdere Circkelen de andere Studenten, ofte andere lust ende begheerte hebbende om sulcx te aenschouwen ende te sien.

Ga naar margenoot*Rondtom opte voorgaende ommegangen zijn gestelt, met goede order tot verscheyden plaetsen, seven riffen ofte gheraemten van Mans ende Vrouwen persoonen seer bequamelicken met koper-draden aenden anderen ghehechtet wesende, vande welcke sommighe eenige wimpelkens inde handen hebben, waer inne in Latijnsche Tale eenighe devisen ende spreucken de brooscheydt ende nieticheydt vande menschelicke lichhamen betreffende, ghestelt zijn. Maer in het midden opte Tafel zijn gestelt een Mans ende Vrouwen gebeenten onder een Boom, uytbeeldende dat door de sonde van onse eerste Voor-ouderen, de doot over alle

[pagina 210]
[p. 210]

menschen gecomen is. Beneffens dese gebeenten van menschen so staen al hier mede 'tgebeente van alle de volgende viervoetige Gedierten ende eenige Vogelen, te weten, van een Paerdt, Koe, twee Beeren, een Wolf, Varcken, Vos, Geyte, Baviaen, Meerkat, Snotolf, Otter, Hont, Kat, Weselken, Eenkoornken, Mol, Muys, ende Kickvorsch, twee Arenden, een Zwaen, ende Oyvaer, ende verscheyden andere gedierten. Boven desen alle hangen alhier meest alle de benen van dien Walvisch oft Potshooft, de welcke op den 3. Februarij des jaers 1598. tot Berckhey tusschen Schevelingen ende Catwijck op Zee gestrandet ende aenghecomen is, een gedroochden menschen darm ende Maghe, ende een stuck van een Menschen Vel, dat tot leer ghetout, ende bereydet is: ende vele ende verscheyden andere Riffen ofte geraemten: rondtomme hanghen vele figuyren eenighe ghedeelten des menschen lichaems gheanathomiseert wesende uytbeeldende, oft eenighe monstren ende mis-gheboorten aengaende. Ten laetsten is aende West-zijde der selver plaetse boven den ingang vande Schou-plaetse ghemaeckt ende geordonneert een bequame kasse, inde welcke ghestelt ende ghehanghen werden alle de Instrumenten die in het anathomiseren gebruyckt werden zijnde van grooten ghetale ende konstelicken ghemaeckt.

Ga naar margenoot*Meest alle Jaeren inde maend van December of Januarius, ten tijde wanneer dat het vriest ende seer kout is, soo werdt alhier een lichhaem 'tzy van Man ofte van Vrouwe gheanathomiseert ofte ghesneden, ten aensien ende inde teghenwoordicheyt vande Magnific. Dom. Rector, Assesseuren, Professoren, Doctoren, Chyrurgijns, ende Studenten inde Medicinen, mitsgaders vele verscheyden andere Persoonen, die lust totte kennisse der Menschelicker lichaemen, ende de onderwijsinge vande selve hebben. Het welcke op sekere uyren vanden dage, daer toe vanden Professor die de snijdinghe doet gheordonneert ende bestemt wesende, met grooter aensienlickheyt uytgherecht ende gedaen werdt, ende nu vele jaren aenden anderen ghedaen is, door de kloecke ende verstandighe handen vanden Hooch-gheleerden ende Wel-spreeckenden Heere, D. Pieter Pauw, eerste Professor ende Doctor inde Medicinen, Botanicus, ende Anathomicus vande Leydtsche Academie, alhier ter eeren ghenoemt, de welcke alhier ter plaetsen met grooten loff ende eere vele ende verscheyden lichaemen van Mannen, Vrouwen, ende verscheyden andere Ghedierten geanathomiseert heeft, tot grooten onuytsprekelicken nut ende profijt vande gene die sulcx te recht gesien, verstaen, ende waerghenomen hebben.

Opten eersten Augusti des Jaers 1617. des mergens ontrent twee uyren is inden Heere ontslapen, mijn waerde Neeff D. Pieter Pauw, daechs te voren als hy out geweest soude hebben 53. jaren: God wil hem ende ons allen een zalige opstandinge verlenen. Ende in zijne plaetse es by Heeren Curateurs ende Burgermeesteren gestelt den Hoochgeleerden D. Ottho Heurnius, eerste Professor inde Medicinen, ende nu in den jare 1641. Mang. Rector ende, beneffens hem D. Adrianus Valckenburgh, Professor inde Chyrurgie, de welcken des winters met beurten den selven dienst tot in dit Jaer 1641. met grooten lof zijn waernemende.

[pagina 211]
[p. 211]

Beschrijvinghe vande Bibliotheque oft Boeck-Kamer vande Vniversiteyt der Stadt Leyden.



illustratie
Bibliotheca publica.


Ga naar margenoot*Op datter niet en soude ontbreecken totte voorderinghe van het Studium, ofte tot vercieringhe van de Hoghe Schole, soo hebben de Heeren Curateurs ende Burgermeesteren terstont naer de oprechtinghe vande Academie gheresolveert ende besloten te maken Bibliotheque ofte Boeck-Kamer, om in de selve te brengen sodanighe Boecken die tot ondersoeckinge van alle wetenschappen ende konsten vereyscht werden, op dat een yeder vande Studenten door 'tgebruyck der selver mochten gevordert werden in haere Studien: totte plaetse hebben sy ten eersten ende by provisie verkooren een sekere kamer inde huysinge der Vniversiteyt annex, de welcke eertijts by D. Pieter Pauw bewoont werde: Ga naar margenoot*Maer also de selvige plaetse te kleyn viel, soo hebben de H. Curateuren de selvige overghebracht ter plaetse daer die nu teghenwoordich is, te weten inde Falide-Bagijnen Kercke. Ga naar margenoot*Niet verre van die plaetse alwaer eertijts (ghelijck in het begin van onse Beschrijvinghe gheseyt is) ghestaen heeft die waerdige Boeck-Kamer van M. Philips van Leyden, de welcke om sijne heerlickeyt ghenoemt werden Salomons Tempel.

[pagina 212]
[p. 212]

Ga naar margenoot*De Bibliotheque opgherichtet wesende, soo heeft mijn Heer den Prince van Orangnen, Wilhelmus Hoogloff. Mem. de selvighe begiftet met twee uytgenomen ende waerde Boecken; namentlicken met den Bibel die metten Coninglicken namen van Spangnen ghenoemt werdt Biblia Regia, bestaende inde Hebreische, Chaldeische, Griecxsche, ende Latijnsche Talen. Ende den Talmud der Ioden in Hebreisch ende Chaldeische Tale. Daer naer heeft D. Iohannes Holmannus Secundus een vande eerste Professoren inde H. Theologie, (die alhier inden Jaere 1586. den 26. December inden Heere ontslaepen, ende inde S. Pieters Kercke begraven is) by Testamente met alle sijne Boecken, de welcke hy naerlaten souden, de voornoemde Bibliotheque vermeerdert. Daer naer soo is de selvighe allenskens by de H. Curateuren, die door hare Bibliothecarisen tot verscheyden tijden de nootsaeckelijcste Boecken hebben doen koopen, ende daer en boven by verscheyden Professoren, ende andere Geleerde Mannen ende Studenten, met vele rare ende kostelicke Boecken verrijckt ende beschoncken, ghelijckmen sulcx sien ende lesen can inde Cathaloguen de welcke daer van opte Bibliotheque hangen, in de welcke geschreven staet, beneffens het jaer ende den dach, van wat Persoonen ende met wat boecken de selve Boeck-kamer beschoncken ende vermeerdert is: Dan boven alle dat van yemant alhier gegeven is, soo en isser gheen waerdigher gifte gegheven als die, de welcke gegeven is by Testamente ofte Legaet door den Doorluchtigen, Wijsen, Hooch-geleerden Heere Iosephus Scaliger, die alhier als een Oraculum publicum onse Academie vereert heeft een tijt van ongevaerlicken 15. Jaeren: ende binnen deser Stede opten 21. Januarij 1609. zalichlicken ontslapen ende inden Heere gherust is, out wesende omtrent 69. Jaeren: sijn Lichaem werde met grooter eeren begraven inde Vrouwen Kercke, alwaer de Heeren Curateuren ende Burgermeesteren tot een eeuwighe ghedachtenisse van hem, hebben doen oprechten een konstich Graf-schrift ofte Monumentum. Desen eenigen Phoenix onder de Gheleerde, ende 'tWonder van onse eeuwe (ghelijck hem noemt dien Laurier-waerdighen Franschen Apollo Guilliaume de Saluste, Seigneur du Bartas) heeft de Bibliotheque ghegheven ofte gemaeckt verscheyden Manuscriptae, oft geschreven Boecken in Griecxsche ende andere Talen, als mede eenighe soo gedruckte als gheschreven Chaldeusche, Arabische, Persische, Turcksche, ende andere Orientaelsche Boecken, die alle te saemen om haer seltsaemheyts wille een grooten schat waerdich zijn. Waer omme de selve by den anderen in een bysondere Kasse, op datse niet lichtelicken souden mogen vermindert werden, op ghesloten zijn: ghelijck hier naer tot sijner plaetse gheseyt sal werden.

Ga naar margenoot*Door alle de voorverhaelde middelen, soo is de Bibliotheque gewassen ende toegenomen, soo in uytnemende rare Boecken als in menichten, dat de selve alle de Boeck-Kameren van dese Provincien, de welcke soo hier als daer opghericht zijn, passeert ende te boven gaet, gelijck-

[pagina 213]
[p. 213]

men sulcx siett ende lesen kan inde Catalogue de welcke onlanghs ghedruckt ende uytgegeven is by den Hooch-gheleerden Daniel Heinsius, Bibliothecarius, ofte Opsiender van dese Bibliotheque. De welcke de zelve opsichte naer het overlijden van D. Paulus Merulae, geschiet anno 1607. totten Jaere 1641. met grooten vlijt ende naersticheyt waer genomen heeft, ende noch waernemende is.

Ga naar margenoot*Aengaende de grootte der selver, die begrijpt inde langde van het Oosten na het Westen, vijf-en-dertich gemeene passen ofte treden, ende inde breede sesthien derghelicke treden, aende Zuyt ende Noortzijde met vele ende verscheyden glasen vensteren ghemaeckt wesende, de welcke de voornoemde Kamer seer luchtich ende bequaem maken tot het ghebruyck daer die toe geordonneert is.

De Boeck-kassen ofte Plutei, de welcke meer als 24. in het ghetal zijn, die zijn van bequame lengte, op gelijcke wijdde aen twee rijen ende een yeder rije in twaelf verdeelt ende afgescheyden, also datmen gemackelicken tusschen de selfde gaen ende sitten mach om te lesen ofte studeren. De selvighe zijn in het midden met een redelick wijdt gangpadt vanden anderen afgescheyden. Inde Kassen staende aende Noortzijde van het voornoemde gang-padt, loopende van het Oosten na het Westen, zijn ghestelt inde seven eerste, de Boecken inde H. Theologie: ende inde vijf naervolgende de Philologi, Philosophi, Poetae, ende Mathematici: Inde Kassen die aende Zuytzijde geleghen zijn, streckende als de voorgaende, zijn in de vijf eerste gestelt de Boecken in Iure: inde twee volgende de Boecken in Medicinae: inde vijf volghende ende laetste de Historici. Alle dese Kassen zijn vervult ende besettet met Boecken in Folio, de welcke aen bequame copere ketentgens, ende aen een ysere roede vast gemaeckt zijn, alsoo dat de selvige van hare plaetse niet gebracht noch genomen konnen werden, ofte sy moeten vanden Bibliothecarius, met een seeckeren slotel (alleen onder sijn handen berustende) ontsloten ende afgedaen werden. Eenige Kassen, soo in Theologiae als in Iure ende Medicinae, zijn alsoo vervult ende besettet, datmen onder de bovenste Boecken om plaetse te winnen, noch een bert heeft moeten ordonneren om de andere Boecken op te stellen, de welcke alreede by naer vervult zijn. Voor yeder Kasse ofte Pluteum hanght een Catalogue, wat Boecken aldaer staen ende te vinden zijn.

Aende Oostzijde vande Bibliotheque aen wederzijden vanden schoorsteen zijn ghemaeckt twee ghesloten Boeck-kassen, binnen de welcke ghestelt zijn alle de cleyne Boecken, te weten: in Quarto, Octavo, ende Decimo-sexto, die al tsamen niet bequamelicken aen ketentgens souden ghesloten moghen werden. Dese Kassen zijn altijt gheslooten, ende werden nimmermeer geopent dan met believen vanden Bibliothecarius.

Aende rechterhandt vanden ingang vande Boeck-Kamer, is ghemaeckt een besondere Kasse, de welcke mede toegesloten is als de voorgaende, binnen de welcke gestelt ende gesloten zijn alle de Boecken, de

[pagina 214]
[p. 214]

welcke by den Doorluchtigen Hooch-geleerden Heere Iosephus Scaliger, Sal. Ged. dese Bibliotheque by Testamente gemaeckt zijn, ghelijck voor henen verhaelt is, van buyten opte slincker deur vande voornoemde Kasse is gestelt het wapen vande Heer Scaliger voornoemt, ende op de Slincker deur dit volgende:

 

LEGATUM IOSEPHI SCALIGERI:

 

Ende daer onder,

 

LIBRI GRAECI MSS.

HEBRAICI.AETHIOPICI.
CHALDAICI,PERSICI,
SYRIACI,ARMENIACI,
ARABICI,RUSSICI.

 

Ga naar margenoot*Aengaende het ghetal vande Boecken die in dese Kasse gesloten zijn, desgelijcx hoe vele van yeder Tale, die zijn als volcht:

HEBRAICI, in Folio37
 Quarto46
 Octavo21
 Comt te samen104
   
ARABICI,in Folio10
 Quarto17
 Octavo8
 Decimo-sexto5
 Comt te samen40
   
SYRIACI,in Folio, ende ander formaten9
AETHIOPICI,in verscheyden formaten7
RUSSICI, 9
   
Manuscripti GRAECI,in Folio8
 Quarto13
 Comt te samen21
   
Manuscripti LATINIin Folio18
 Maeckende alle te samen208

Boecken, de welcke om haere rariteyt ofte seltsaemheyts wille een

[pagina 215]
[p. 215]

groote somme van penninghen weerdich zijn, jae teghen gheen ghelt en connen vergheleken werden. Die lust ende begheerte heeft omme de name van dese ende de vordere Boecken, de welcke op dese Bibliotheque zijn te weten, die sende ick tot de Catalogue die onlangs door openbaeren Druck ghemeen ghemaeckt ende uytghegeven is. Insonderheyt totte Cathaloge uytghegeven by den Heere Daniel Heynsius inden Jare 1623. inde welcke gesien werd met hoedanigen menichte van Boecken zo geschreven, als gedruckte in alle faculteyten ende Talen, dat de voornoemde Bibliotheecque zedert den Jaere 1614. vermeerdert is. de welcke gedruckt is by Isaack Elsevier Drucker vande Vniversiteyt.

Ter zijden van dese Boeck-kasse int Zuyden vande Kamer, zijn ghestelt ende ghemaeckt twee ghesloten Boeck-kassen, binnen de welcke alle de andere Manuscripta, de welcke op dese Bibliotheque behooren, ghesloten zijn ende bewaert werden.

Beneffens de Boecken die alhier in grooten getale zijn, so is de Bibliotheque noch verciert ende behanghen met vele ende verscheyden Effigies ofte Conterfeytsels, soo van mijn Heer den Prince van Orangnen, H. Mem. sijn Excellentie Mauritz van Nassau, als andere Heeren, verscheyden Leytsche Professoren, ofte andere gheleerde Mannen, alle tsamen konstelicken naer het leven by vermaerde Meesters gheschildert. Aende Noort-zijde onder de glaesen hanght de Stadt van Constantinopolen, de welcke inde langhde seer aerdichlicken mette penne ghemaeckt is, langh wesende seventhien ghemeene treden ofte passen. Boven desen so is de voornoemde Kamer verciert ende behangen met verscheyden Caerten oft Lant-Tafelen, ende andere soo gheschreven als ghedruckte dinghen, alles te lange om particulierlicken te verhalen.

'tGroote School.

Ga naar margenoot*Tot een besluyt van dit Capittel, sal ick alhier met weynich woorden ghedencken de Triviale Schole deser Stede, de welcke ghemeenlicken het groote Schole ghenoemt wert: waer inne de jonge jeucht de eerste beginselen ende fondamenten vande Latijnsche ende Griecxsche Talen, mitsgaders vande Artes liberales, ofte vrye Konsten, gheleert ende ingedruckt wert, ende so verre gebracht ende onderwesen werden, datse daer naer inde Academie de Lessen vande Professoren met nut ende profijt mogen aenhooren. De groote Schole is geleghen in het Bon van Over 'tHof omtrent 'sGravensteyn, is van redelicken grootte, inden Jare 1599. geheel nieu herbout, uytwendich met eenen schoonen gevel verciert, de Poorte ofte ingang die eenighe Jaren daer naer eerst gebout is, die is konstelicken van witten Bentemer-steen gemaeckt ende gehouwen, waer inne boven den ingang beneffens het Wapen deser Stede, geschreven zijn dese volghende woorden:

[pagina 216]
[p. 216]
PIETATI, LINGUIS,
ET ARTIB. LIBERAL. S.
S.P.Q. LUGDUNENSIS
RESTAV. C. Anno c I ɔ I ɔ c.

Ga naar margenoot*Van binnen is de voornoemde Schole verdeelt ende afghescheyden aen ses bysondere Scholen ofte Classen, de welcke als trappen ofte Graden zijn, ende den anderen volghen omme tot volcomenheyt van het gebruyck vande Hoghe Schole te moghen gheraecken ende komen. Elck Classis werdt met een onderscheyden naem ghenoemt, ende van een besonder Meester bedient ende gheregeert, de welcke sijne Discipulen die onder hem ghestelt zijn, achtervolghende den last vanden Rector ende de Scholarchen by die vanden Gerechte daer toe ghecommitteert wesende, moet leeren, uytleggen, ende verclaren alsulcke Boecken als hen bevolen werdt. Twee maels alle Jaeren inde weke voor Paesschen, ende inde weeck voor October Kermis, werden by den Rector ende de voornoemde Scholarchen de Jongheren gheexamineert ende ondervraecht, hoe verre de selve ghekomen zijn in haere studien, ofse zedert het leste Examen wel ghevordert ende toeghenomen hebben, de gene die bevonden werden best gheleert te hebben, werden met eenighe Praemia ofte eergiften vereert, ende inde volghende Classe gestelt, gaende alsoo van Classe tot Classe, tot datse komen ter plaetse daer sy van den Rector selfs gheleert werden, ende aldaer tot perfectie ghekomen wesende, gaen als dan naer de Hoge Schole ofte Academie.

Aen de Schole is noch ghevoecht een schoone huysinghe, het welcke sijn uytgang heeft opte ghedamde S. Pieters Kerck-graft, waerinne den Rector sijne wooninghe heeft, ende tselve is bequaem ghemaeckt om een goet ghetal van school-jongheren te moghen logeren. Van dit teghenwoordighe Jaer 1613. is de selfde huysinghe noch verciert met een konstighe Poort ofte Ingang van Bentemer steen, alwaer boven inde architrave ghemaeckt is het Beeldt van Pallas, ghewapent wesende met haere ordinarische wapenen, te weten den Schilt met het hooft van Medusa, ende haer lancie, ende ter zijden dit selfde Beeldt dese letteren:

TVTA EST AEGIDE PALLAS.

ten weder zijden vande Poort is ghestelt een Leeuwe in hare klauwen houdende, deser Stede wapenen.

 

Ga naar margenoot*Tot gedachtenisse, zullen wy tot een besluyt hier inne voughen, de namen van Rectoren, de welcke de Triviale Schole, zedert den Jaere 1574. naer de Ontsettinghe deser Stede, totten Jaere 1641. bedient ende waergenomen hebben, ende die zijn dese volgende:

[pagina 217]
[p. 217]

D. NICOLAVS STOCHIVS, geseyt STOCKIVS, (gelijck den zelven naem noch tegenwoordich by zijne afcomelinghen ghebruyckt werdt) is inden Jaere 1567. woonende tot Nieumegen, vande Magistraet der Stede van Essen, geroupen tot Rector in haere Triviale Schoole, welcken dienst hy waerghenomen heeft tot inden Jaere 1574. Ten welcken tijde, hy vande Heeren Burgermeesteren deser Stede, door een expressen, versocht is het Rectoorschap vande Triviale Schole alhier te willen aennemen, het selve beroup aenghenomen hebbende, so heeft hy dat waergenomen ende bedient een tijt van 19. jaren, met grooten vlijt ende naersticheyt, ende is in den selven dienst overleden opten 25. September inden jare 1593. out zijnde 58. Jaeren: gelijck in het Epitaphium hem by zijne kinderen (ende onder de selve den C. Pauls Stock) inde S. Pieters Kercke tsijner eeren gestelt zijnde, te sien ende te lesen is.

D. BERNARDVS SWAERDECROON, eertijts geweest zijnde Hofmeester ende Leermeester, van zijn Genade den Grave van Culenburch, is inden Jaere 1595. by de Heeren vanden Gherechte beroepen, tot het Rectoorschap deser Stede, welcken dienst hy veele aeren waergenomen hebbende, de selve om eenige redenen heeft verlaten, te meer om dat hy tot Utricht, tot gelijcken dienst geroepen was. Ende is in zijne plaetse gecomen:

D. IOHANNES TRAVDENIVS, van Woerden van geboorte, ende een groot vriendt vande Heere Pensionaris, M. Nicolaes Zeyst, de welcke naer eenige Jaeren de Schoole met eeren waergenomen hebbende, inden selven Dienst overleden is: Ende hem is ghevolcht:

D. IACOBVS LETTINGIVS, gheboortich van Leyden ende Professor Iuris, inde zelve Academie. Den zelven Dienst twaelf Iaeren waergenomen hebbende, is hy om seeckere redenen vande zelve ontslaghen, ende weynich tijdts daer naer overleden, twelck was inden Jaere 1625.

D. THEODORUS SCHREVELIVS, geboortich van Haerlem, alwaer hy mede Rector inde Schole ende Veertich inden Rade es gheweest, is na het overlijden vande voornoemden Iacob Letting, volgende de Resolutie van C. Heeren vande Gerechte opt advijs vande Heeren Scholarchen, door den Heere Pensionaris Mr. Ian van Wevelichoven versocht, omme den zelven Dienst, op redelicke ende behoorlicke conditien te willen aen nemen: Die aengenomen hebbende, zo is hy naer een welgestelde ende Geleerde Oratie, ende gheluckwenschinge vande Scholarchen, over het goet succes in zijnen Dienst ende Arbeydt, in zijn Rectoorschap geintroduceert, opten eersten Februarij inden Jaere 1625. Den welcken hy met grooten vlijdt ende naersticheyd waergenomen heeft totten Jaere 1641. ende ghewenscht werd, dat hy die noch lange Jaeren mach waernemen, tot voordeel vande Jonckheyt deser Stede.

[pagina 218]
[p. 218]

Dit is soo vele als ick van onse Leydsche Academie hebbe weten by een te versamelen, waer mede ick dit Capittel besluyten sal, ende komen totte Beschrijvinge van het Collegie vande H. Theologie, twelck alhier, om des Academies willen, oock opgherecht ende gesticht is.

margenoot*
Begin ende aenvangh vande Academie, ofte Hooghe Schole, van wie gesticht, ende waer toe.
margenoot*
Innecomen ende Privilegien der selver.
margenoot*
Vrydomme voor de Studenten ende Professoren.
margenoot*
Eedt van de Rechters vande Vniversiteyt.
margenoot*
Plaetse ende geleghentheyt vande Academie.
margenoot*
Watmen inde grootste Sale ofte Auditorium doet.
margenoot*
Wat Professoren ende Leeraers daer waren int Jaer 1613. ende op wat uyren sy lesen.
margenoot*
Auditorium Philosophicum.
margenoot*
Auditorium Iuridicum
margenoot*
Auditorium Medicum.

margenoot*
Namen vande Professoren, 1641.

margenoot*
Duytsche Lessen inde Mathematische Consten.
margenoot*
Kamer van de solemnele Vergaderingen.
margenoot*
Gedenckschrift vande Brandt.

margenoot*
Op wat wijse de Hoghe Schole geinaugureert is.
margenoot*
Tijt ende begin vande Inauguratie.
margenoot*
Ter plaetse daer nu is 'tPrincen Logement.
margenoot*
Staende over de corte Coorenbrug-stege, daer nu 'tHof van Hollandt uytsteeckt.
margenoot*
Verssen gemaeckt opte invoeringe vande Academie.
voetnoot*
Napels
margenoot*
Eerste Rector ende Senaet.

margenoot*
Ghetal der Studenten inde Leytsche Academie.
margenoot*
Nut ende profijt vande Hooge Schole.

margenoot*
Cruyt-Hof vande Leytsche Academie.
margenoot*
Grootte van den Hof.
margenoot*
Beschrijvinge ende verdeelinge der selver.
margenoot*
Beschrijvinghe van de Galerye des Cruydt-Hofs.

margenoot*
Wetten ende Statuten des Hofs.
margenoot*
Nieuwe galerie om de seltsame planten te verwinteren.
margenoot*
De Lessen ende Onderwijsinghen die inden Cruydt-Hof ghedaen werden.

margenoot*
Beschrijvinge vande Anathomie:
margenoot*
Naerder verhael van de Anathomie plaetse.
margenoot*
Wat inde Anathomie plaetse te sien is.
margenoot*
Tijdt wanneer datmen gemeenlijck snijdt.
margenoot*
Bibliotheque of Boeck-kamer.
margenoot*
Op wat plaetse van outs.
margenoot*
Waer nu.
margenoot*
Verhael vande gheschoncken Boecken.
margenoot*
Schenckinghe Iosephi Scaligeri.
margenoot*
Beschrijvinghe vande selve, ende de Boeck-Kassen.
margenoot*
Getal vande Boecken by D. Scaliger gegeven.

margenoot*
Groote Schole.
margenoot*
Hoe de Schole verdeelt is.
margenoot*
Rectoren van Triviale Schole.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken