Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Boerekermis (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Boerekermis
Afbeelding van BoerekermisToon afbeelding van titelpagina van Boerekermis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Strengholt



Genre

poëzie

Subgenre

satire


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Boerekermis

(1968)–Lukas Rotgans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina t.o. 41]
[p. t.o. 41]


illustratie

[pagina 41]
[p. 41]

Boerekermis

Het tweede boek

 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot517Nu eens een hooger toon gespannen op myn snaaren,
 
De helden van de buurt, die op dit feest vergaâren,
 
Door eere en prys genoopt, verheven aan de lucht:Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
Zoo wordt hun naam alom verheerlykt door 't gerucht.Ga naar voetnoot520
 
Ga naar margenoot+Men steekt 'er de trompet. de trommel wordt geslagen.
 
Men rydt'er zy aan zy op eenen zegewagen,Ga naar voetnoot522
 
Daar Frerik Onversaagt wel zeven jaar op zat,Ga naar voetnoot523
 
En voerde tweemaal 's weeks de zwynen naar de stadt.
525[regelnummer]
Zijn buurman hadt hem eerst gebruikt in vroeger tyden,
 
En was 'er meê gewoon de mestvaalt uit te ryden.
 
Ga naar voetnoot*Dit is de stasikoets der helden, die zo fier
 
De wieken fnuiken van het edelmoedig dier,
 
Wiens overbestevaar wel eer voor d'oude wallen
530[regelnummer]
Van Rome op schiltwacht stondt. hoe is uw roem vervallen,Ga naar voetnoot529-30
 
Doorluchte vogel! nu heldt Krelis in dien staatGa naar voetnoot531
[pagina 42]
[p. 42]
 
Uw vlerken plukt, en strooit de pluimen langs de straat;
 
Uw kop rukt van den romp, en voert door gansche plassen;
 
Van bloet uw leden om aan zyn bestovene assen!Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Ga naar margenoot+Een twede Don Quichot stygt hier vol vier te paardt:Ga naar voetnoot535
 
Zyn Dulcinea, hem zoo aangenaam en waardt,Ga naar voetnoot536
 
En door een minnepyl in 't diepst van 't hart geschreven,
 
Staat aan de teugels om haar ridder moedt te geeven.
 
Ga naar margenoot+Zy reikt hem zelf de lans, beschildert en vergult,
540[regelnummer]
Met hondert lonken toe, en spreekt hem aan: jy zult,
 
Beroemde kermisheldt, den prys en 't eereteken
 
Wechdraagen, en te paardt den maats de loef afsteeken,
 
Het steekspel winnen, en dan wacht ik 't waardig pandt,Ga naar voetnoot543
 
Den ring van zilver tot myn trouring van jou handt.
545[regelnummer]
Ik zal hem, met papier bewonden, wel bewaaren,
 
En in myn poppekas veur onze kindren spaaren,Ga naar voetnoot546
 
En zeggen, als ik hun den zilvren prys vertoon,
 
Dat kreeg jou vader op een kermis tot zyn loon.
 
Zy hadt dit kompliment juist in een boek geleezen,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
En in haar herssenen geprent een jaar voor dezen.
 
Want Kaatje Snapal, die dit hoorde, zei terstont:
 
Dat komt niet uit heur hoofdt, al komt het uit heur mondt.
 
Wat zou die slechte sloof die wyze rede voeren.Ga naar voetnoot553
 
Zy gaat veur hallefmal, en simpel by de boeren.
555[regelnummer]
Dat is niet van heur kar gedropen: neen, ô neen!Ga naar voetnoot555
 
Wie 't looft ik loof het niet. hier zweeg zy, en liep heen.Ga naar voetnoot556
 
Ga naar margenoot+De ridder steekt zyn haar al zweetende achter d'ooren.
 
Hy trekt zyn hoedt in 't hoofdt, en prikt zyn paardt met spooren.
 
Maar 't beesje wou niet voort. en schoon heldt Jorden riep,
560[regelnummer]
En dreigde met de lans, het scheen of Bruintje sliep.
[pagina 43]
[p. 43]
 
Ga naar margenoot+Hy was een oude ruin van viermaal zeven jaaren,
 
Loboorig, stekeblindt, bedekt met gryze haaren.Ga naar voetnoot562
 
De heupen staken uit. de beentjes stonden styf,
 
Door spat en gal verminkt, en knikten onder 't lyf.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Hy hadt den kryg gedient, en in verscheide togtenGa naar voetnoot565
 
Met zoetelaars by 't heir gezwurven, die hem kochtenGa naar voetnoot566
 
Van Jochem met den bult te Boksmeer uit den ploeg.Ga naar voetnoot567
 
En hopman Blaaskaak, die twee groote knevels droeg,Ga naar voetnoot568
 
Dien hadt hy uit den strydt eens rustig wech gedragen,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
En veertien uuren lang gevlogen onder 't jaagen,
 
En, zonder om te zien, of rusten, 't lyf geredt.
 
Nu is die kracht vergaan. hy 's kreupel, en verzet
 
Geen voet, hoe hart men slaat. wat zal de ridder maaken!
 
Hy barst van ongedult. de schaamte verft zyn kaaken.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Hy smyt zyn hoedt op d'aarde. en Kuintje Slechthoofdt staatGa naar voetnoot575
 
Verslagen by 't gewoel, en stampvoet daarze gaat.
 
De jongens boerten vast, en spotten onder 't roepen.Ga naar voetnoot577
 
Al 't uitgelaten volk schiet toe by gansche troepen.
 
Ga naar margenoot+Heldt Jorden stygt beneên, om dit geval gestoort:Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Hy beurt de bruidt op 't paardt, en leidt zyn Bruintje voort
 
Ga naar margenoot+Toen quam een ander heldt het renperk in gereden
 
Op een verheven ros, spekvet en grof van leden.
 
Het scheen een Bucefaal, of eer een Olifant.Ga naar voetnoot583
 
De ridder ziet het perk, den steekring, en houdt stant.Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Hy was een brouwersknecht, geboren uit Westfalen,
[pagina 44]
[p. 44]
 
En 't paardt voor lang gewoon den bierstel voort te haalen.Ga naar voetnoot586
 
Elk wenscht hem goeden dag, en roept: dit is de man.
 
Ga naar margenoot+Maar Hans hadt al te veel gekeeken in de kan.Ga naar voetnoot588
 
Hy suizebolt alrede, en 't bier zal hem bedriegen.
590[regelnummer]
Hy maakt zich vaardig; en het beest begint te vliegen.
 
Hy slingert heen en weer. de lans valt uit zyn handt.
 
Ga naar margenoot+De ruiter stuift van 't paardt, en met de neus in 't zandt.
 
Hy kruipt gelyk een aal, en lost by gansche stoopenGa naar voetnoot593
 
Geen bloet, maar kermisnat, zo gulzig ingezoopen,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
En vroet, gelyk een zwyn, op d'aarde met zyn bek
 
In 't vuilbebraakte stof, en wentelt in zyn drek.Ga naar voetnoot596
 
Zo vielen Jaap, en Heyn, gewoon door 't veldt te stroopen,
 
Verzwakt door 't zwelgen, van de meeren onder 't loopen.Ga naar voetnoot598
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot599Op 't lest verscheen een jong, doch zedig, knaap in 't perk:
600[regelnummer]
Hy scheen byzonder dat van leden, stout en sterk.Ga naar voetnoot600
 
Hy was in 't naaste dorp, gelyk met zei, geboren,
 
En vaardig afgerecht op dorssen van het koren,
 
De wan te schudden, en den harden rug van 't landt
 
Te snyden met den ploeg. ook hadt de knaap verstandt
605[regelnummer]
Van paarden in 't gareel te dwingen voor den wagen,
 
Schoon wildt en ongetemt. hy schroomde voor geen vlaagen
 
Van storm of regen in den arbeidt, dien hy deê;
 
Maar sloeg naaukeurig acht op 't meesterlyke vee.Ga naar voetnoot608
 
Men zag hem nooit zyn geldt by lichte maats verteeren.Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Zyn lust was maar alleen met meisjes te verkeeren,
 
Te kouten by den haart, of somers in de lucht.
 
Hy bragt haar menigmaal een peer of andre vrucht,
 
Wanneer hy by haar quam, en kon de harten winnen.
 
In 't kort, 't is Volkert, dien de boeremeisjes minnen.Ga naar voetnoot614
[pagina 45]
[p. 45]
615[regelnummer]
Hy hadt van zelf geleert te speelen op het riet,
 
En neuride door 't woudt somtyts een aardig liet;
 
Ga naar margenoot+Die Volkert stak den ring, en ging weêr vrolijk stryken
 
Met zyn gewonnen prys, ook zonder om te kyken,Ga naar voetnoot618
 
Of toeven by den hoop. men zegt, hy schonk den buitGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Aan Boumans jongste kindt, zijn nieuverloofde bruidt.Ga naar voetnoot620
 
Ga naar margenoot+Help Juno, roept van ver een jonker, daar de schaaren,Ga naar voetnoot621
 
Ga naar voetnoot*By 't knupplen van de Paau, toeschieten en vergaaren.Ga naar voetnoot622
 
(Hy was een Dichter; want dat hoorde ik aan zyn taal)
 
Help, help, en zie beneên uit uw bewolkte zaal,
625[regelnummer]
Saturnus dochter! hoe kunt gy dien hoon gedoogen,
 
En zien den vogel hier mishandlen voor uw oogen!
 
Den vogel, u gewydt, wiens grootvaâr, vroeg gewektGa naar voetnoot627
 
Van Thitons gemalin, door 't zwerk uw' wagen trekt;Ga naar voetnoot628
 
En spoedig heen voert, als 't u lust in 't nederdaalen
630[regelnummer]
Den geilen Donderaar by 't snoepen t'achterhaalen:Ga naar voetnoot630
 
Het zy hy Io streelt, of schoone Europe onteert,
 
En met zyn Leda, of Alkmene omlaag boeleert.Ga naar voetnoot631-32
 
Ontwaak, ô Argus, die voor dezen zonder slaapenGa naar voetnoot633
[pagina 46]
[p. 46]
 
De spruit van Inachus, door Jupiter herschapen,
635[regelnummer]
En in den koei verkeert, na 't schenden hebt bewaakt;Ga naar voetnoot635
 
Maar, door Merkuur verschalkt, gewondt en afgemaakt,Ga naar voetnoot636
 
De ziel braakte op een bedt, gespreidt van groene zoden:Ga naar voetnoot637
 
Zie Maagdewachter, zie uw oogen, onder 't dooden
 
Van Junoos vogel, dien het bloet druipt uit de keel,
640[regelnummer]
Weer dootsch en treurig staan. ô deerlyk schoutoneel!Ga naar voetnoot640
 
Ik zal de zusters, die Apolloos troon omringen,Ga naar voetnoot641
 
Om bystant smeeken, en uw uitvaart droevig zingen.
 
Dan zal de koningin, die 't hemelhof gebiedt,
 
In 't zwarte treurgewaadt, vol jammer en verdriet,
645[regelnummer]
Uw lykbus, door myn handt gesiert met bloemlievreien,Ga naar voetnoot645
 
Van Iris en Merkuur gevolgt, ten grave leien.Ga naar voetnoot646
 
Ga naar margenoot+Hier zweeg de Dichter. en een huisman keek my aan,Ga naar voetnoot647
 
En vroeg: wat zeit die snaak? ik kan hem niet verstaan.
 
Dit is een vreemde taal: maar zoo de vent mogt smaalen
650[regelnummer]
Op ons of op ons spel, de duivel zou hem haalen.
 
Ik zei, verstoor u niet, dat heerschap spreekt geen quaadt.
 
Maar 't is niet vreemt, dat gy zyn rede niet verstaat.
 
Hy voert Parnastaal, en zoo spreeken de Poeëten.Ga naar voetnoot653
 
Zyn geest wordt vaardig, en van Febus drift bezeten:Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Die wordt gehouden voor den leeraar van dien geest,Ga naar voetnoot655
 
En andre, hem gelyk: maar is 'er nooit geweest.
[pagina 47]
[p. 47]
 
Ga naar margenoot+Dat volk reist dagelyks naar Griekenlandt en Romen.
 
Zy bouwen in de lucht kasteelen, en zy droomen
 
Van liefde, van verstandt, van schoonheit, ('t is wat raars)Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Van rykdom, eere en staat, maar sterven bedelaars.Ga naar voetnoot660
 
Zy minnen boven al zich zelfs, en hunne boeken,
 
En vruchten, schoon mismaakt, wanschepsels, waardt te vloeken.Ga naar voetnoot662
 
Elk noemt zyn Uil een Valk, zyn Koekoek Nachtegaal.Ga naar voetnoot663
 
Een mager lichaam, smal van leden, dor en schraal,Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Raakt in een ogenblik alleen door windt aan 't zwellen,Ga naar voetnoot665
 
En steekt dien windtbuik uit ver boven zyn gezellen,Ga naar voetnoot666
 
En medekunstenaars. hy vlamt op eere en lof:
 
Maar 't kunstwerk hangt aan een als uitgedroogde stof.
 
Ga naar margenoot+d'Een raaskalt van den kryg, en blaast uit volle kaaken.
670[regelnummer]
Hy zwets geweldig, en belooft ons wondre zaaken.
 
Hy maakt een weits begin, met schaterent gedruis.Ga naar voetnoot671
 
De bergen baaren. maar wat komt 'er voort? een muis.Ga naar voetnoot672
 
Ga naar margenoot+Een ander heeft de min geprent in zyn gedachten,
 
En slyt in een gedicht wel meer dan hondert schachten:Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Die rooken in zyn vuist, gesmeult door 't minnevier,
 
En maalen vlam by vlam op 't zwartgebrandt papier.Ga naar voetnoot676
 
Hy zingt wel hondert maal van Venus en haar jongen;Ga naar voetnoot677
 
Tot hem de slaap bevangt, vermoeit en afgezongen.Ga naar voetnoot678
[pagina 48]
[p. 48]
 
Een ander huilt en jankt en ziet geweldig naar.Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hy kust de dootkist, en bequylt de zwarte baar.
 
Hy pryst den doden met lang uitgerekte woorden,Ga naar voetnoot681
 
En spreekt van deugden, daar geen menschen ooit van hoorden.
 
Op 't lest scheldt hy de doodt voor wreedt, verwoedt, en fel.
 
Hy grypt de wapens aan, en daagt haar in duél.
685[regelnummer]
'k Beschryve u wonder volk: elk heeft byzondere kuuren.Ga naar voetnoot685
 
Maar, vriendt, de meesten gaan voor gekken by hun' buuren.
 
Toen lachte Frans, en zei: zwyg heerschap, 't is myn tydt:Ga naar voetnoot687
 
Ik moet den vogel eens aantasten in den strydt;
 
Al wierde ik hondertmaal gescholden van Poeëten.
690[regelnummer]
Ik heb dat spel wel meer gewonnen, moet je weeten.
 
Ga naar margenoot+De kerel grypt terstont een knuppel van de straat.
 
Hy zet zich in postuur, en staroogt daar hy staat.
 
Hy maakt grimmassen by dozynen onder 't mikken;
 
En gaapt zoo wyt of hy de vogel in wou slikken.
695[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ten leste smyt hy toe, en werpt uit al zyn magt,
 
Maar mist wel zeven voet, daar al 't geboerte om lacht.
 
Wat verder stondt een tent, gesticht van oude deelen:
 
Daar hoorde ik voor de deur op 't kermisveeltje speelen;Ga naar voetnoot698
 
En vroeg: wat gaat hier om? toen sprak een aardig quant:Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Ga naar margenoot+'t Zyn toneelisten, die meest reizen door het landt.
 
Zy speelen anders niet dan kluchten die vermaaken,
 
En handlen in 't moraal van velerhande zaaken.
 
Zy mengen jok en ernst heel kluchtig onder een,Ga naar voetnoot703
 
En raaken niemant in 't byzonder, maar 't gemeen.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Ga naar margenoot+Gy zult Cornutus straks op 't schoutoneel zien treeden,Ga naar voetnoot705
 
En ook een juffer, die, verdwaalt van 't spoor der reden,Ga naar voetnoot706
[pagina 49]
[p. 49]
 
Alleen haar driften volgt op eene onkuische baan.
 
De goeden sluit men uit: die trekken 't zich niet aan.
 
Zy zoeken d'ondeugdt maar te schilderen naar 't leven,
710[regelnummer]
Om door die verf de deugdt een schoner glans te geeven.Ga naar voetnoot709-10
 
Ik tradt nieusgierig in de speeltent op zyn woordt.
 
't Was geestig dat ik daar gezien heb en gehoort.Ga naar voetnoot712
 
Ga naar margenoot+Daar komt een jonge vrou te voorschyn, net besneden
 
Van troni, maar galant, coquet, en wulps van zeden.Ga naar voetnoot713-14Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Haar wangen glimmen van 't blanketsel, hier en daar
 
Ga naar margenoot+Met gloejent vermiljoen besmeert, terwyl heur haar
 
Zich spiegelt in den glans van hondert diamanten.
 
Zy rekt haar oorlel door 't gewigt van haar pandanten.Ga naar voetnoot718
 
De troni, dicht bezaait met moesjes, kleen en groot,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Gelykt een krentekoek. de boezem legt gansch bloot,Ga naar voetnoot720
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot721En ryst elk ogenblik door 't rekken en forceeren.
 
Een gansche winkel steekt haar naaulyks in de kleeren.Ga naar voetnoot722
 
Zy byt gedurig op haar lippen, en bezietGa naar voetnoot723
 
Haar borsten, of 't gezwel zich wel vertoont of niet.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Haar hoofdt, zelf onvermoeit in buigen, draajen, keeren,
 
Kan al d'etages van haar hulsel fatigeeren.Ga naar voetnoot726
 
Zy meet haar passen in 't marcheeren. ieder tret
 
Volgt stipt de regels van Koerant of Menuet.Ga naar voetnoot728
 
d'Essence, muskesbal, en reukzalf, om te smeeren,Ga naar voetnoot729
[pagina 50]
[p. 50]
730[regelnummer]
Kan al de hoeken van de schouplaats parfumeeren.
 
Zy kocht den winkel leeg van maistre Jean Lafleur,
 
Grand perruquier rojal, en geurig parfumeur.Ga naar voetnoot732
 
Haar oogen draajen als de weêrhaan op den toren.
 
Ga naar margenoot+Zy noemt haar kamenier de mans die haar bekooren.
735[regelnummer]
En telt 'er twee dozyn of meer in een moment.
 
Maar Ritsert boven al staat in heur hart geprent.Ga naar voetnoot736
 
Hy weet te leeven, en verrukt elk door zyn reden.Ga naar voetnoot737
 
Die, zegtze, zal te nacht myn suffers plaats bekleeden.Ga naar voetnoot738
 
Ga naar margenoot+Toen sprak een jonge boer my zachjes aan in 't spel:
740[regelnummer]
Dat is een juffertje, Sinjeur! bezie dat wel,
 
Zoo blank als versche room. 'k zou Bregje Jans verlaaten,
 
Mogt ik in 't jongkspel slechts een uurtje met heur praaten.Ga naar voetnoot742
 
Ik zou myn leste duit verteeren met die meidt.
 
Wat dunkt jou, heerschap? spreek: of 't qualyk is gezeit.
745[regelnummer]
Ik heb een pillegift van Teuntje meu gekreegen,Ga naar voetnoot745
 
Twee zilvre knoopen, die ruim zeven gulden weegen:
 
Noch heb ik in myn kist een fulpe kap gespaart,Ga naar voetnoot747
 
Deur moertje zaliger wel veertig jaar bewaart,
 
En drie paar hemden, dieze droeg, met weitsche boorden,
750[regelnummer]
Een jak en kermisrok, bezet met groene koorden,
 
Een kroplap, daar ze meê getrout is, van katoen;Ga naar voetnoot751
 
'k Wil al dat mooje goedt versnoepen aan een zoen.
 
Gans bloet! hoe zou Jan Piet dat smoddermuiltje kussen!Ga naar voetnoot753
 
Zoo kan de speelster hem behaagen. ondertussen
755[regelnummer]
Speelt die madam haar rol zoo kunstig en zoo net;
 
Dat ik moet zeggen, 't was naturelyk coquet.Ga naar voetnoot756
 
Heur kameniertje, dat voor koppellaarster speelde,
 
En reis op reis haar 't zoet van 't minnespel verbeelde,Ga naar voetnoot758
[pagina 51]
[p. 51]
 
Wist geestig naar den mondt te fleemen van mevrou.Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
En toonde zich volop gedienstig en getrou.
 
Terwyl de juffer met heur kamermeidt ageerde,Ga naar voetnoot761
 
En elk by beurten van den snoeplust redeneerde,Ga naar voetnoot762
 
Ga naar margenoot+Ontstont 'er een alarm. een jeugdig boerewyf
 
Wierdt flaau, en scheen den geest te geeven, klam en styf
765[regelnummer]
In d'armen van haar man, Geurt Huige, neêrgezegen.
 
De wyven schooten toe, om buurvrous quaal verlegen.
 
Myn lieve Luitje, zei de boer, myn zoete kindt,
 
Hoe wil je sterven, daar de kermis eerst begint?
 
Die doodt komt niet te pas. och arm! dit schynen droomen.
770[regelnummer]
Wacht liever tot de vreugdt heur afscheit heeft genomen.
 
Terwyl hy klaagde, quam moer Jaspers met azyn,
 
En Jutje Jooste bragt een mutsje brandewyn.
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot773Zodra de vrou bequam door 't helpen van de wyven,
 
Begonze datelyk te schelden en te kyven.
775[regelnummer]
Zy sprak de speelster aan, als razende en verwoedt.
 
Karonje, 't is jou schuldt. die zalf, dat stinkent goedt,Ga naar voetnoot776
 
Die muskes, kan geen vrou, die zwanger is, verdraagen.
 
Ik zal jou aan den drost, dat zweer ik je, beklaagen.Ga naar voetnoot778
 
Die muskes! Geurtje lief, ik ben 'er qualyk an.
780[regelnummer]
Zo tradtze al knorrende uit de speeltent met haar man.
 
Ga naar margenoot+Toen quam Cornutus uit in allerhande kleeden.Ga naar voetnoot781
 
Zyn gansche lichaam droeg van boven tot beneden
 
Het merk van elks beroep, hanteering, orde en staat:Ga naar voetnoot783
 
't Zy boer of edelman, doktoor en advokaat,
785[regelnummer]
Wondtheler, prokureur, solliciteur, notaris,Ga naar voetnoot785
 
Of koopman, rentenier, kanonik en vikaris.Ga naar voetnoot786
 
Hy zag 'er deftig uit. ook was de snaak gekleedt
[pagina 52]
[p. 52]
 
Als burger, of soldaat, of schilder, en poeët.
 
Ga naar margenoot+'t Gekreukte voorhoofdt stondt met horens zwaar beladen.Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Zyt gy Akteon, die Diaan verraste in 't baden?Ga naar voetnoot790
 
Vraagt hem de juffer. maar hy antwoort spytig: neen.
 
Gy vraagt, en kent me wel. ik ben uw vriendt,Ga naar voetnoot* Elkeen.
 
En gaa voor overman van 't gildt der horendragers.Ga naar voetnoot793
 
Madam stoffeert ons huis met vrienden en met zwagers.Ga naar voetnoot794
795[regelnummer]
Ik barst van ongedult, wanneer my Groothans groet,Ga naar voetnoot795
 
En knap twee vingers toont by 't lichten van zyn hoedt.Ga naar voetnoot796
 
Myn wyf, als gy, gewydt aan Venus minnestander,Ga naar voetnoot797
 
Verlicht myn arbeidt door 't gebruiken van een ander.
 
Ga naar margenoot+Dat 's heusch, en komplezant, de rechte zwier van 't hof.Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Een steiloor, een pedant of kerkuil mag haar lofGa naar voetnoot800
 
Betwisten, en haar doen, als ongerymt verwyzen,Ga naar voetnoot801
 
De groote wereldt zal in tegendeel haar pryzen.Ga naar voetnoot802
 
't Is slaafsch zich al te naau te binden aan de trou.Ga naar voetnoot803
 
De mannen gaan ons voor: wy volgen. zegt mevrou.
805[regelnummer]
Hoe, vraagt Cornutus, durft gy, snode, uw handel roemenGa naar voetnoot805
 
De vroome wereldt zal dat eerloos leven doemen.Ga naar voetnoot806
[pagina 53]
[p. 53]
 
Gy, die den luister van uw man stoot met den voet,Ga naar voetnoot807
 
En vreemde kinders maakt bezitters van zyn goedt.Ga naar voetnoot808
 
Voor my, 'k zal van myn wyf dien hoon niet meer verdraagen,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Maar aan een dokter van de rechten raadt gaan vraagen.Ga naar voetnoot810
 
Leef zoo 't u lust, en geef uw doen een andren naam.
 
Noem vry onkuisch galant. 't zyn woorden, die 'k my schaam.Ga naar voetnoot812
 
Loop, zegt de juffer, naar een raadtsman, om te klaagen.
 
Bezoek eens, of die quant uw horens af kan zaagen.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Maar neen, zy zyn te hardt van stof. verschoon uw hoofdt.Ga naar voetnoot815
 
't Is geldt en tydt verquist, indien gy my gelooft.
 
Voor my, 'k heb op myn man, Cornutus, meer vermogen:Ga naar voetnoot817
 
Hy ziet myn doen, maar houdt de vingers voor zyn oogen.
 
Ga naar margenoot+Vaarwel, myn vriendt, en trek veel voordeel uit den raadt
820[regelnummer]
En konsultatie van myn heer den advokaat.
 
Maar volg myn les: bewaar uw beursje voor uw schulden,
 
Of koop 'er gout voor om uw horens te vergulden.
 
Bewaarze vlytig, want zy staan u wonder schoon.
 
Uw voorhoofdt, koekoek, schynt geschapen tot die kroon.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
De horendrager, dus bespot en uitgestreeken,Ga naar voetnoot825
 
Mengt meer dan drie doezyn van duvels onder 't spreeken.Ga naar voetnoot826
 
Ga naar margenoot+Hy vloekt zyn eerloos wyf, maar pryst zijn buurmans vrou,
 
Die zedig en oprecht en zuiver en getrouGa naar voetnoot828
 
Haar echtgenoot bemint en eert en houdt in waarde,
830[regelnummer]
En steets voor 't echtebed haar kuische lusjes spaarde,Ga naar voetnoot830
 
En, in haar huisberoep en kerkpligt onvermoeit,
 
Het kindt een voorbeeldt strekt dat aan haar borsten groeit.Ga naar voetnoot832
[pagina 54]
[p. 54]
 
Aldus bezwangert van zwaarmoedige gepeinzen,
 
Zoekt hy den advokaat, om klaar en zonder veinzenGa naar voetnoot834
835[regelnummer]
De juffer uit den mondt te speelen, en rechtuitGa naar voetnoot835
 
t'Ontdekken aan myn heer waar uit zyn quelling spruit.
 
Ga naar margenoot+De pleiter, uitgerust met bullen en plakkaaten,Ga naar voetnoot837
 
En ordonantien en zegels, bovenmaaten
 
Verwondert om 't postuur en opschik van den man,
840[regelnummer]
Komt lachende uit, en vraagt; of hy hem dienen kan.
 
'k Zal, zegt Cornutus, u in 't kort myn bootschap zeggen.
 
Myn wyf verhuurt de plaats, daar ik behoor te leggen,Ga naar voetnoot842
 
Aan vreemde snoepers. denk, of dit te dulden staat;Ga naar voetnoot843
 
En daarom kom ik by uw wysheit, heer, om raadt.
845[regelnummer]
Toen zei de praktizyn: ô roem der horendragers!Ga naar voetnoot845
 
Myn klopper wordt vermoeit door zulk een slag van vragers.
 
Maar middel tegens 't quaadt, uw smertent huisverdriet,Ga naar voetnoot847
 
Vinde ik in al de blaân van 't Corpus Juris niet.Ga naar voetnoot848
 
Ga naar margenoot+Ik ben een eerlyk man, en zoek u niet te raaden
850[regelnummer]
Tot kosten. neem gedult. processen kunnen schaaden.Ga naar voetnoot850
 
De pleitworm knaagt de beurs gelyk de kanker 't vleesch,Ga naar voetnoot851
 
En vroet in 't ingewant van weduw en van wees.Ga naar voetnoot852
 
Dies zyt gy aan myn huis ter goeder uur gekomen.Ga naar voetnoot853
 
Indien gy in myn plaats een ander hadt genomen;
855[regelnummer]
Hy zou u villen. want die 't pleitersampt bekleên,
[pagina 55]
[p. 55]
 
(De goeden buiten) zijn geldtwolven in 't gemeen.Ga naar voetnoot856
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot857Ook zal 't u raadtzaam zijn die stinkpot toe te dekken,
 
Om door die smet uw huis noch kinders te bevlekken.
 
Hij schendt zyn aanzigt die zyn neus afsnydt, kompeer.Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Een drek, te veel geroert, Cornutus, stinkt wat veer.Ga naar voetnoot860
 
Ga naar margenoot+'k Verzoek exkuus, en kan niet langer hier tardeeren.Ga naar voetnoot861
 
'k Moet over zaaken met partyen bezonjeeren,Ga naar voetnoot862
 
Ten fine van akkoort. vaar wel. ik protesteer,Ga naar voetnoot863
 
Dat ik kordaat, en nooit uit intrest advizeer.Ga naar voetnoot861-64Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Hier stondt kompeer bekaait, tot wanhoop schier gedreeven.
 
Hy keek, gelyk een boer, die 't kaartspel heeft vergeeven.Ga naar voetnoot866
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot867En ik zag by geval driepaar geliefjes staan
 
Ter zyde 't schoutoneel. men keek de vryster aan,Ga naar voetnoot868
 
En scheen niet eens belust den tonelist t'aanschouwen.
870[regelnummer]
d'Een sprak van Kryntjes kap en jak met weitsche mouwen,
 
En van heur kermisschort of onderrok; en vroeg,
 
Hoe veel heur sleutelreeks en gouwe haarnaaldt woeg.Ga naar voetnoot872
 
Een ander hoorde ik van het jongkspel wat verhaalen.
 
Hy zei: hoe Machtelt in den dans begon te dwaalen:Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Maar dat ze weêr te recht geweezen wierdt van Floor:Ga naar voetnoot875
 
Hoe Lysbet in een draai heur eene muil verloor:
 
Maar dat 'er niemant was by Zwaantje te gelyken,
 
Die tweepaar uuren danste, en zonder te bezwyken:
[pagina 56]
[p. 56]
 
Hoe al 't gezelschap schier van lachen nederviel,
880[regelnummer]
Toen Leerdert in een sprong de broek zakte op zyn hiel.
 
Een derde hadt het drok van minnekozeryen.Ga naar voetnoot881
 
Hy sprak, hoe flaau en koel de boereknaapen vryen:
 
Hoe droge Joris by de meisjes speelt voor stom;Ga naar voetnoot883
 
Maar dat hy geldig is, en daarom wellekom:Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Hoe kunstig blaauwe Koert kan met de troefkaart speelen,Ga naar voetnoot885
 
En dat men nimmer hem hoort kyven of krakkeelen:
 
Hoe Seli doorgaans wint en veel door 't spel vergaart,Ga naar voetnoot887
 
Maar dat zy altijdt morst en moffelt met de kaart.Ga naar voetnoot888
 
Ga naar margenoot+Zwyg, riep 'er een, en vul jou bek met ouwe lappen:
890[regelnummer]
Men kan van 't spul niet zien noch hooren deur jou snappen.Ga naar voetnoot890
 
Loop, wilje praaten, met de meiden op 't tooneel,Ga naar voetnoot891
 
Of ergens in een hoek; of anders sluit jou keel.
 
Ga naar margenoot+Toen quam de warmte my in 't naau begrip verveelen.Ga naar voetnoot893
 
De tent was opgepropt met menschen, die, door 't speelen
895[regelnummer]
Verlustigt, zich met my vergaapten aan de klucht.
 
Ik hygde naar myn aâm, ging uit, en koos de lucht.
 
Ga naar margenoot+Daar zag ik een toneel besloten met gordynen,
 
En vroeg een ouden man: vriendt, wat zal hier verschynen?
 
Zal Hans van Bacherach, met ongemeen geluit,Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Van Keesje broer verzelt, hier zwetsen van zyn kruidt,Ga naar voetnoot900
 
En olifles of zalf opveilen aan de kykers?Ga naar voetnoot901
 
Neen heerschap, zei de boer, hier staan de rederykers.
[pagina 57]
[p. 57]
 
Ga naar margenoot+(Verstaje wel?) zy zyn heel geestig vroedt en wys.Ga naar voetnoot903
 
Die kamer trok altijdt (verstaje wel?) den prys.Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Blyf hier een weinig staan (verstaje?) en scherp jou zinnen.Ga naar voetnoot905
 
Zy zullen datelyk (verstaje wel?) beginnen.
 
Ik was ook van die kunst en broederschap wel eer;
 
Maar kom nou op 't toneel (verstaje wel?) niet meer.
 
Toen dacht ik, 't is ook best: want wie zou 't spel niet laaken,
910[regelnummer]
Dat al 't verstaje wel moet onverstaanbaar maaken?
 
Ik zei dien orateur, Verstajewel, vaar wel;Ga naar voetnoot911
 
En vroeg een ander, die wat verder stondt, wat spel
 
Zal 't kunstgenootschap op dit schoutoneel vertoonen?
 
'k Heb achting voor die kunst, en kan 't gebrek verschoonen.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Zal 't klucht of treurstof zyn? wel, vrientschap geef gehoor:
 
Ga naar margenoot+Je zult (let wel) hier zie van Titus en den Moor.Ga naar voetnoot916
 
Een heerlyk stuk. kreeg ik tot antwoordt op myn vraagen.
 
Verstaje 't werk (let wel) het zal jou niet mishaagen.
 
Geurt Puistebaart (let wel) gelykt een dronken zwyn,
920[regelnummer]
Maar speult heel mooi (let wel) veur jufrou Rozelyn.
 
En Lubbertbuur, (let wel) schoon deur de kinderpokken
 
Geschonden, toont heel schoon (let wel) in vrouwerokken.
 
Men zag, dat zweer ik, nooit (let wel) zyn wedergâ,
 
Als hy de rol opsnydt (let wel) van Thamera.Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Wiens gramschap, dacht ik, zou dit onderhoudt niet wetten?Ga naar voetnoot925
 
Uw letten, kinkel, mogt myn aandacht hier beletten:
 
Dies drong ik door den hoop, en koos een andre plaats,Ga naar voetnoot927
 
Om zonder hindernis het speelen van de maats
 
t'Aanschouwen, het toneel, wierdt naar hun' kamerwetten,
930[regelnummer]
Ontslooten op 't geluit en steeken der trompetten.
[pagina 58]
[p. 58]
 
Ga naar margenoot+Daar zat vorst Saturnyn, met papiere kroon,Ga naar voetnoot931
 
En houten septer, op een manken stoel ten toon.
 
Zyn overbestemoêr, gelyk men my vertelde,Ga naar voetnoot933
 
Gebruikte dezen stoel, als haar de buikloop quelde,Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
En loste, al steenende, haar afgang door een gat,Ga naar voetnoot935
 
Tot haar kommoditeit, gesneden in de mat.Ga naar voetnoot936
 
Dit was de zetel van den Roomschen Septerdrager.Ga naar voetnoot937
 
Ga naar margenoot+Toen quam 'er Titus aan. dit is een boereplager,Ga naar voetnoot938
 
Sprak iemant uit den hoop, een diender van den drost.
940[regelnummer]
Hy heeft me menigmaal een romer wyn gekost.Ga naar voetnoot940
 
Maar heerlyk weet die vent zyn veerzen op te snyen.Ga naar voetnoot941
 
Let, als Andronikus vervalt in razernyen,
 
Dan zal hy dondren met zyn stem, dat elk verbaastGa naar voetnoot943
 
Zal denken dat hy 't meent, en dat hy waarlyk raast.
945[regelnummer]
Zyn kunst is overal van dorp tot dorp gebleeken.
 
Ik heb van hem geleert op maat in rym te spreeken.
 
Hy is ook prezes van de kamer, en met recht.
 
Maar Aran, dien gy ziet, is hier een villers knecht.
 
Zyn vader was gewoon de varkens om te dryven,
950[regelnummer]
En liet hem na zyn doodt een moojen buîl met schyven.Ga naar voetnoot950
 
Maar 't geldt is al verteert in bier of brandewyn,
 
Of by de dochter van Joost Windtbuil, lichte Tryn.
 
Ga naar margenoot+Hy heeft zyn troni dik met schoorsteenroet bestreeken.
 
Hy draagt een sluier, die verbeelt zyn veldtheers teken.Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
De keten, die hem als gevangen slaaf bewaart,
 
Gebruikt zyn besje voor de vleeschpot aan den haardt.Ga naar voetnoot956
 
Zy was 'er gisteren noch zes geslagene uurenGa naar voetnoot957
[pagina 59]
[p. 59]
 
Meê bezig om ze glat en helder blank te schuuren.Ga naar voetnoot958
 
Een juffer van het dorp schonk hem een schorteldoekGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Van rode zy, maar lang verwurpen in een hoek;
 
Daar is zyn tulbant af gemaakt, aan alle kantenGa naar voetnoot961
 
Bezet, gelyk men ziet, met bellen en pandantenGa naar voetnoot962
 
En gouwe ringen, door de meisjes van de buurt
 
Hem tot dit spel geleent, of licht in steê gehuurt.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Hy draagt een langen rok, uit purper sits gesneden,Ga naar voetnoot965
 
Dien plag de Drost by 't vier te hangen om zyn leden.Ga naar voetnoot966
 
Maar hoor eens hoe hy kyft. hy ziet gelyk een stier,
 
En scheldt op Titus huis, en vloekt den tempelier.Ga naar voetnoot968
 
Ik heb die zelve rol gespeeld voor zeven jaaren,
970[regelnummer]
En wierdt 'er voor bedankt van al de kermisschaaren.
 
Hier zweeg hy: en de Moor, aan 't krygsaltaar belooft,Ga naar voetnoot971
 
Verdreef den paap, en wurp hem 't offerhout naar 't hoofdt.Ga naar voetnoot972
 
Ga naar margenoot+Daar zal ik Lucius voor Saturnyn verschynen;Ga naar voetnoot973
 
Hy klaagde van een zwyn, zo groot als tweepaar zwynen,
975[regelnummer]
Dat zich vertoonde in 't west dicht aan de Tiberboordt.Ga naar voetnoot974-75
 
Straks klept de brandtklok van gansch Rome alarm en moordt.Ga naar voetnoot976
 
De keizer wapent zich met duizent edellieden,
 
Om op de zwynejagt zyn vyandt slag te bieden.Ga naar voetnoot978
 
Ga naar margenoot+Maar Quiro, sterk belust op minnesnoepery,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Vecht met zyn broeder om de meidt uit jaloezy.Ga naar voetnoot980
[pagina 60]
[p. 60]
 
Doch Aran stoorde 't woên van die verliefde gasten,Ga naar voetnoot981
 
En gaf hun lessen die geen brave borsten pasten.
 
Ga naar margenoot+De tuchtheer, steets gewoon met ondeugdt om te gaan,Ga naar voetnoot983
 
Zat lang op d'eerste bank in 't helsche school vooraan.Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Die rekel was te bits. men hoort dien helhondt blaffen,Ga naar voetnoot985
 
Van 't recht te schenden, en den kerkdienst af te schaffen,
 
Of booswicht, schelm en beul te wyden in de kerk.Ga naar voetnoot987
 
Hy merkt de bloetschande aan als een geheiligt werk.Ga naar voetnoot988
 
Hy leert den zoon den strop te draajen voor zyn vader.
990[regelnummer]
Schop, zegt hy, schop de deugdt. bemin den landtverrader.Ga naar voetnoot990
 
Die zwarte bullebak, mismaakt van top tot teen,Ga naar voetnoot991
 
Onwaardig immermeer op 't hoog toneel te treên:Ga naar voetnoot992
 
Zyn vloek- en lastertaal, vol buitenspoorigheden,Ga naar voetnoot993
 
Wierdt eertyds noch geroemt zelf in de grootste steden.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Is Sofokles aldus den dichter voorgegaan?
 
Heeft dit Euripides of Seneka gedaan?Ga naar voetnoot995-96
 
Wordt zoo de jeugdt gesticht door lessen der toneelen,
 
En 't graau gemuilbant en getuchtigt onder 't speelen?Ga naar voetnoot998
 
Men geef dien ongodist zyn welverdiende straf,Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
En stoot hem voor altijdt van Neêrlandts Schouburg af.
[pagina 61]
[p. 61]
 
Ga naar margenoot+Men dient de stoffen wel te scheiden en te ziften.Ga naar voetnoot1001
 
Zoo wordt de kunst bevrydt voor bitse lasterschriften.
 
Men kieze een voorwerp op 't gebou der deugdt gegrondt,Ga naar voetnoot1003
 
En wring den prediker een' breidel in den mondt.Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Geef hem geen oorzaak om den Schouburg zwart te maalen.Ga naar voetnoot1005
 
Maar zangster 't gaat te hoog: uw toonen moeten daalen.
 
Ik merk dat gy u zelf en 't boerekermiskleedt
 
By 't blinkent klatergout van 't Schoutoneel vergeet.Ga naar voetnoot1008
 
Ga naar margenoot+Toen zag ik Rozelyn met Baziaan spansseeren,Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Met pluimen op de muts, maar 't waren haaneveeren.
 
De juffer hadt de pruik gepoejert en gekroest,Ga naar voetnoot1011
 
De troni geblanket, bestreeken en bemoest:Ga naar voetnoot1012
 
Maar 't was Geurt Puistebaart, dien my Letwel verbeeldde.Ga naar voetnoot1013
 
Ga naar margenoot+De trotse Thamera, daar Lubbert buur voor speelde,Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Quam met een zwynspriet in de grove vuist gelaân,Ga naar voetnoot1015
 
En keef met Rozelyn en jonker Baziaan.
 
De woorden liepen hoog. men sprak van geile snollen,
 
Van horendragers, van bevruchten, en van pollen,Ga naar voetnoot1018
 
Ga naar margenoot+Van 't bedt t'ontwyen door een boertje van Toskaan.
1020[regelnummer]
Maar dit krakkeelen quam de liefjes dier te staan.Ga naar voetnoot1020
 
De jonge kyver most, om al zyn lebbig praaten,Ga naar voetnoot1021
 
Zyn leven voor altydt, en zy haar maagdom laaten.Ga naar voetnoot1021-22
 
Toen quam de sterke moor, gesloopen uit een hut,
 
En wurp twee fluksche maats behendig in een put.Ga naar voetnoot1024
[pagina 62]
[p. 62]
1025[regelnummer]
Straks klonk een moortgeschreeu zoo gruuwzaam in myne ooren,Ga naar voetnoot1025
 
Ga naar margenoot+Dat ik, van schrik beklemt, en beevende onder 't hooren,
 
Dacht, is dit volk zo wreedt, en gaat dit woeden voort,Ga naar voetnoot1027
 
Zo worden zelfs op 't lest de kykers ook vermoort.
 
Dies ging ik daar van daan naar 't jonkspel. Onderwegen,Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Quam my by 't wafelhuis een liedtjeszanger tegen.Ga naar voetnoot1030
 
Hy zag 'er pynlyk uit. de neus was vry gezakt,Ga naar voetnoot1031
 
En 't aanzigt hier en daar bepleistert en beplakt.
 
De druipende etterbuil, besmeert van alle zyen,
 
Rook geurig naar 't perfuum van Venus artsenyen.Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Ik zei dien muzikant eerbiedig goeden dag,Ga naar voetnoot1035
 
En vroeg; wat hebt gy nieuws? van allerhande slag,Ga naar voetnoot1036
 
Kreeg ik tot antwoordt, en gestelt op nieuwe wyzen.
 
Wel koop 'er een, Sinjeur, gy zult den dichter pryzen.
 
Daar is een nieuwe vois, die op een juffer steekt,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Die, schoon van koopmans volk, niet dan van adel spreekt.
 
's Nachts droomtze datze klaar dien adel kan bewyzen,Ga naar voetnoot1041
 
En 's ochtens kaktze niet dan haazen en patryzen.
 
Hier is een ander van een jonker, die twee jaar
 
In Vrankryk was geweest, en wederkeerde: maar
1045[regelnummer]
Toen hadt hy 't Nederduitsch, zyn moedertaal, vergeeten.
 
Hy vroeg in 't Fransch den naam der mondtkost onder 't eeten,
 
En hoe men die in Duitsch zou noemen. maar die spysGa naar voetnoot1047
[pagina 63]
[p. 63]
 
Was vaats, en rook niet naar de keuken van Parys.Ga naar voetnoot1048
 
Hy vroeg, of 't Duitsch niet was verboden in saletten:Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Zoo niet, 't waar schande van zyn voeten daar te zetten.
 
't Was al: kan niet verstaan. j'enrage. quel malheur!Ga naar voetnoot1051
 
Zyn vader, (want die was eenvoudig,) streek hem deur,Ga naar voetnoot1052
 
En greep een stok om hem weêr Nederduitsch te leeren,
 
En ging hem in die taal gevoelig promoveeren.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Toen dacht ik: zulk een slag van gekken vindt men veel.
 
De moedertaal is plat, het Fransch galant en eêl.
 
Hier heb ik, voer hy voort, een Liedtje, 't is heel aardig,
 
Van jonker Onvernoegt: de kerel is hovaardig,Ga naar voetnoot1058
 
Maar gierig als de droes. de hondt zit op zyn tas.Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Hy heeft de handeling van bestevaders kas.Ga naar voetnoot1060
 
Die kan hem jarelyks een moje stuiver geeven.Ga naar voetnoot1061
 
Maar dat belet hem niet gelyk een vrek te leeven.
 
Wanneer hy gasten noodt, ('t beurt zelden dat je 't weet)Ga naar voetnoot1063
 
Dan draagt hy zorg voor elks gezontheit en dieet.
1065[regelnummer]
Hy schaft maar montjes maat. men mogt zich aârs verbrassen.Ga naar voetnoot1065
 
Hier zwemt de visch niet door de maag in ruime plassen.Ga naar voetnoot1066
 
Zyn knecht schenkt weinig wyn in kleine glaasjes; want
 
De berkemeier viel in 't spoelen uit zyn handt.Ga naar voetnoot1068
 
Den maaltydt, dien hy gaf aan zes of zeven vrinden,
1070[regelnummer]
En wat men at en dronk, zult gy in 't lietje vinden.
 
De gasten stonden op misnoegt en onvoldaan,
[pagina 64]
[p. 64]
 
En mosten weêr naar huis met graage maagen gaan.Ga naar voetnoot1072
 
Hier is Hans Poespas, met zyn toestel en vojagie.Ga naar voetnoot1073
 
Hy speelde waar hy quam den snorker sans courage.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Hy was te Zwynsdorp van Hans Vlegel voortgebragt;Ga naar voetnoot1075
 
Maar buiten 's landts baron, een heer van groot geslacht.
 
Dit 's van een Juffer die de bellen uit haar ooren
 
Aan valsche speelders in de trekschuit heeft verloren;
 
Na dat de monni was gegochelt uit de tas,
1080[regelnummer]
De trouring van den duim. en hoe bedroeft zy was,
 
En schromende om haar man te komen onder d'oogen,
 
Staat levendt afgebeelt. de zaak is niet geloogen,
 
Maar my van passagiers, die 't zagen, zelfs vertelt.Ga naar voetnoot1083
 
Een koddig rymer heeft die klucht in rym gestelt.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
'k Heb ook historien van ouwe en nieuwe tyen,
 
Vol avonturen en gevallen, vryeryen,Ga naar voetnoot1086
 
En kampgevechten, 't zy te voet, of op de meer,Ga naar voetnoot1087
 
Om schoone vrouwen, of om pryzen en om eer.
 
Wel koopt'er niemant iets van al die mooje dingen?
1090[regelnummer]
Ontlast myn kermismars. of moet ik eerst eens zingen?
 
Dat gaat 'er dan op los; en daar op smaakt een dronk.
 
Wel vrienden luistert toe. hier zong hy dat het klonk.
 
Ga naar margenoot+Voort zag ik op de markt een vier afgryslyk rooken.Ga naar voetnoot1093
 
Ik dacht, heeft Plutoos kok, met al zyn tafelspooken,Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
En helsche kraauwers, dien de zorg is aanbetrout,Ga naar voetnoot1095
[pagina 65]
[p. 65]
 
Wanneer hun meester, met zyn Hofraadt, hoogtydt houdt,Ga naar voetnoot1096
 
Dit keukenvier gesticht? gy hongerige gasten,
 
Mestvarken, Keukenzwyn, en Brasser, schuw van vasten,Ga naar voetnoot1098
 
Die Erizichtons disch zoudt ledigen, treedt aan;Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hier wordt een os voor 't vier met al zyn leên gebraân.
 
Tys Smuller heeft alreê den grootsten harst besproken.Ga naar voetnoot1101
 
En Slokop, die een ham, gansch raau, en zonder kooken,
 
Kan steeken in zyn kies, nooit zat, maar altydt graag,
 
Verlangt om 't paterstuk te slingren in zyn maag.Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
En Tewis Kluyfdenbout, te Lekkerkerk geboren,
 
Die vratig spekstruif schranst, en zeven mudden korenGa naar voetnoot1106
 
In tweepaar maanden tydts kan jaagen door zyn keel,
 
Dingt van den voorvoet voor zyn buik het grootste deel.Ga naar voetnoot1108
 
Sta vast. hoe zal de kraan in Joris kelder loopen,Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Als hy de spys begiet met vaanen en met stoopen!Ga naar voetnoot1110
 
Schik, zinnelyke Neel, eer 't varken, vol en zat,Ga naar voetnoot1111
 
Jou kermisjak bevuilt door 't uitgebraakte nat.Ga naar voetnoot1112
 
En jy, ô Klaartje, die zo puntig in de kleeren,Ga naar voetnoot1113
 
En altydt even net gaat langs de buurt spansseeren,Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Die zelf jou kermishuif, en kante neerstik styft,Ga naar voetnoot1115
 
Ruim plaats, verschoon jou goedt, eer moertje t'avondt kyft.
 
Ook is 't gevarelyk, met volgelade boeren,
 
Als d'uil of vledermuis de vaale wieken roeren,
 
Te rinkelroojen. neen, gaa liever vroeg te kooi;Ga naar voetnoot1119
[pagina 66]
[p. 66]
1120[regelnummer]
Of 't neerstik raakt gekreukt, en 't veurschoot uit zyn plooi.Ga naar voetnoot1120
 
Ga naar margenoot+Terwyl ik stondt en keek naar 't braaden en naar 't droopenGa naar voetnoot1121
 
Hoorde ik een vreemt postuur wat luizezalf verkoopen,Ga naar voetnoot1122
 
En veilen uit zyn bus, gesteegen op een ton.
 
Hy zwetste voor den hoop zoo veel hy zwetsen kon.
1125[regelnummer]
Mesjeurs, ik sny niet op. 'k ben uit de rechte lotenGa naar voetnoot1125
 
Van dokter Eskulaap, die wondren deê, gesproten.Ga naar voetnoot1126
 
En Podalier, beroemt voor zoo veel hondert jaar,Ga naar voetnoot1127
 
Was, als myn moeder zeit, myn overbestevaar.
 
'k Heb meest gepraktizeert in vorstelyke hoven.
1130[regelnummer]
Dat blykt uit brieven, die myn medicynen looven;
 
En testimoniën, gezegelt en gemerkt,
 
Getuigen wat myn kunst by 't volk heeft uitgewerkt.
 
'k Heb eertydts den Mogol van 't podagra geneezen,Ga naar voetnoot1133
 
En Sultan Amurat, (hoc juro) die voordezenGa naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Was van een dollen hondt gebeeten in de scheen,Ga naar voetnoot1135
 
Die snee ik 't been van 't lyf, en aanstonts liep hy heen.
 
Ik kon den grand Vizier, gekraakt door 't stranguleeren,Ga naar voetnoot1137
 
Door kracht van myn tinktuur post obitum kureeren.Ga naar voetnoot1138
 
Sic latet ars, mesjeurs, in meo capitéGa naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Daar is een fles, mesjeurs, met sal volatilé:Ga naar voetnoot1140
 
Dat maakt zwaarmoedig bloet weêr vluchtig by 't gebruiken.Ga naar voetnoot1141
 
Een slaapent krygsman wordt gewekt alleen door 't ruiken.
[pagina 67]
[p. 67]
 
Of neem twee druppels, en niet meer, van myn tinktuur;
 
Besmeer zyn harnas maar: de kerel raakt vol vuur.
1145[regelnummer]
Toen dacht ik: geef den Haan, die met zyn stompe spooren
 
Ruim vier maal in de mat den kampstrydt heeft verlooren,Ga naar voetnoot1146
 
En zoo veel veeren liet, een druppel vyf of zes;
 
Bestryk zyn bleeken kam en gorgel met die fles:
 
Licht zal hy in de mat weêr fier zyn oogen draajen,
1150[regelnummer]
En lustig uit de borst op Fransche toonen kraajen.Ga naar voetnoot1145-50
 
De windtverkoper wierdt in zyn gezwets gestoort,
 
Door 't breeken van zyn ton. elk lachte; en ik ging voort
 
Ga naar margenoot+Langs 't marktveldt naar de plaats daar 't jongkspel wierdt gehouwen,Ga naar voetnoot1153
 
En tradt naar binnen, om al 't woelen eens t'aanschouwen.
1155[regelnummer]
Wat zag ik daar gezwier en hupplen op den vloer!
 
Ik vly my op de bank naast een stokoude moêr,
 
Want besje ruimtme plaats. zy scheen in slaap te vallen,
 
Ga naar margenoot+En zag 'er dromig uit. ik raak met haar aan 't kallen,Ga naar voetnoot1158
 
En vraag: wel, oude zorg, wat doet gy by de jeugt?
1160[regelnummer]
Zy antwoordt my: ô neen, ik kom niet om de vreugdt:
 
Maar wacht myn man, die zit daar binnen wat beschonken,
 
En brogt hem geren t'huis. hy heeft te veul gedronken.
 
Wel zeide ik: moeder, dat gaat met de kermis deur.Ga naar voetnoot1163
 
En zy daarop: dat's waar, maar 't beurt wel meer, sinjeur.
1165[regelnummer]
De man is oudt, en kan den drank niet meer verdraagen.
 
Het dient hem langer niet; en morgen zal hy klaagen.Ga naar voetnoot1166
 
Hy plagt wel eer een man te wezen in zyn tydt.
 
Hy heeftme zeven jaar, neen negen jaar, gevryt:
 
En 't is voorlede maandt al vyftig jaar geleden,
1170[regelnummer]
Dat wy te zamen hier in 't heilik zyn getreeden.
 
Ik heb hem noch zoo lief, als toen ik hem eerst kreeg.
 
Toen vroeg ik: kan hy noch? ja, zeize, wel ter deeg.Ga naar voetnoot1172
 
Al is hy oudt, hy moet zyn lusten somtydts koelen.
[pagina 68]
[p. 68]
 
Maar my verveelt het al. ik hou niet meer van 't woelen.Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Ik zei noch dezen nacht: slaap, Melis, slaap, myn vaâr.
 
Staa morgen vroegjes op, en maak de schoenen klaar
 
Van Geertruid in de bel, of anders zalze pruilen.Ga naar voetnoot1177
 
Zie, 't is een reeprateur van schoenen en van muilen.
 
Hy lapt noch zonder bril, en ziet gelyk een kat.
1180[regelnummer]
Zyn werk is hecht en sterk, en altijdt even glat.Ga naar voetnoot1180
 
Wy hebben 't ook heel drok, en krygen al de klanten
 
Van Stoffel in de leers, en andre lanterfanten,Ga naar voetnoot1182
 
Al luie lappers, maar hun beurs weegt ook geen pondt.Ga naar voetnoot1183
 
Ik heb geen klaagen, als myn man maar blyft gezondt.
1185[regelnummer]
Tot noch toe gaat het wel: hy kan heel hartig schranssen.
 
Maar, heerschap, zieje wel wat meisjes dat daar danssen
 
In 't zesje by de deur? kyk eens ter degen toe.Ga naar voetnoot1187
 
Je ziet een jonge meidt, zy springt en wordt niet moe.
 
Dat is de dochter van den drost in boerekleeren.
1190[regelnummer]
Je plagt wel met heur vaâr te drinken en te smeeren.Ga naar voetnoot1190
 
Toen zeide ik: bestemoêr vaarwel, en 'k ging daar heen.
 
De vryster kon me wel, zo ras ik daar verscheen,Ga naar voetnoot1192
 
Ga naar margenoot+Maar veinsde en danste voort op 't klinken van de snaaren.
 
Een jonge boer, noch glat van kin, en zonder haaren,
1195[regelnummer]
Bekleedt haar slinke zy, en leidt haar met de handt.
 
De hoedt rust op een oor. 't bequylde pypje brandt
 
Al smookende in zyn mondt. zy hupplen op en neder,
 
En draajen als een tol, en glippen heen en weder.
[pagina 69]
[p. 69]
 
Kees Rootneus strykt de veel, en vult terwyl zyn darmGa naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Met bier. de dansser vat de vryster in zyn arm:
 
Zy vangt den adem van boer Tewis aan de tippen,Ga naar voetnoot1201
 
Na 't sluiten van den dans, van zyn besmookte lippen:
 
Den adem, die noch stinkt naar 't ingezwolgen nat
 
Uit boerekroezen, toen hy op de bierbank zat.
1205[regelnummer]
Beschonken Tewis bloost, en voelt zyn boezem blaaken.
 
De kinkel schurkt en grynst, na 't drukken van haar kaaken,Ga naar voetnoot1206
 
Gelyk een sater, die, op snoepery belust,Ga naar voetnoot1207
 
De Veldtgodin verrast, en met haar weêrwil kust.Ga naar voetnoot1208
 
Het krielde in 't dansvertrek van vrouwen en van mannen.
1210[regelnummer]
Myn ooren wierden doof door 't klappen op de kannen.Ga naar voetnoot1210
 
Ga naar margenoot+Daar zaten in een hoek twee liefjes zy aan zy,
 
En koosden mondt aan mondt, verwart in vryery.
 
Ga naar margenoot+Gins klonk een dorpmuziek van meer dan dartig keelen;
 
Een wiltzang zonder zin, verminkt in alle deelen.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Maar loome Lammert zat op radde Wyburgs schoot,Ga naar voetnoot1215
 
En zong van Velzens wraak, en landtheer Floris doodt.Ga naar voetnoot1216
 
Ga naar margenoot+Hier zag ik op een bank een kermisboertje pruilen:Ga naar voetnoot1217
 
Hy zag 'er droevig uit, en scheen byna te huilen.
 
Hy hadt zyn moje geldt verdobbelt op de baan,
1220[regelnummer]
Gelyk my wierdt bericht, daar negen kegels staan.Ga naar voetnoot1220
 
Hy spaarde lang den aap, en deê de kist niet open;Ga naar voetnoot1221
[pagina 70]
[p. 70]
 
Maar wou 'er voor een koei en jonge veerzen koopen,Ga naar voetnoot1222
 
Indien hy troude met de dochter die hy vrydt.Ga naar voetnoot1223
 
Nu is hy 't huwlyksgoedt, en licht de vryster quyt.Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Want geldt is overal de bootschap. ronde schyven
 
Doen nu de vryers in hun oogmerk licht beklyven:Ga naar voetnoot1226
 
Maar die geen munten telt, al is hy wys, en mooi,
 
Ja deugtzaam, raakt niet licht met bruidtje lief te kooi.
 
Doch komt een ryke gek, in kakelbonte kleeren,
1230[regelnummer]
Met stamelent gevry, zyn troudienst prezenteeren,Ga naar voetnoot1230
 
Straks is hy aangenaam. de jongman heeft verstandt:Ga naar voetnoot1231
 
Hy is welspreekende, en de wyste man van 't landt.
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1233De Geldtgodt, wiens altaar de vrekken daaglyks eeren,
 
Week nooit Ovidius in metamorfozeeren:Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Hy kan zyn troetelpop, 't zy hoog of laag van staat,
 
Indien 't zyn oogmerk dient, herscheppen van gelaat.
 
Hy weet wanschapenheit veel luister by te zetten,
 
En kan de bruinste verf vernissen en blanketten.Ga naar voetnoot1238
 
Een andren Ezons baardt hoeft geen Medeaas kruidt:Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Bestryk de kin met gout, de gryze vlok valt uit,
 
Of krygt een bruinen glans. de wangen, boven maaten
 
Gerimpelt, worden glat, geschaaft met zilvre plaaten:Ga naar voetnoot1242
 
En vaâr of bestemoêr, ver buiten 't huwlyksperk,
 
Gaat met een jonge bloem weêr jeugdig naar de kerk.
1245[regelnummer]
De Geldtgodt kan de bol gezwint met brein stoffeeren,Ga naar voetnoot1245
[pagina 71]
[p. 71]
 
En zonder keers of bril den nachtuil promoveeren:Ga naar voetnoot1246
 
Ook schudt hy, meest geblindt, zyn buil in 't hondert uit,Ga naar voetnoot1247
 
En jonker Ezeloor gaat stappen met den buit.
 
Terwyl ik by my zelf hier over redeneerde,
1250[regelnummer]
Ga naar margenoot+Zag ik een jongen knaap, die vry wat geldt verteerde.
 
Hy zette glas op glas behendig aan zyn mondt,
 
En schonk aan 't volk den wyn, of 't water was, in 't ront.
 
Elk voegde zich daar by, om ook met hem te veegen.Ga naar voetnoot1253
 
Ik dacht die Nypewyn schynt met zyn geldt verlegen.Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Zoo drank te schenken, is byzonder liberaal.Ga naar voetnoot1255
 
Ik vroeg eens wie hy was. die vent was onlangs kaal,
 
Zei my een stadig man, maar besje quam te sterven,Ga naar voetnoot1257
 
En ruimde een mojen boêl, dien hy alleen most erven.Ga naar voetnoot1258
 
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1259Het was een gierig wyf, dat altydt heeft geraapt,
1260[regelnummer]
En schier geen duit verteert, maar veel by een geschraapt,
 
Als huizen in de buurt, en geldt en landeryen:Ga naar voetnoot1261
 
Maar als zy in 't schapraai een stukje broodt zou snyen,Ga naar voetnoot1262
 
Ging 't mes wel door de korst, maar ook meteen door 't hart.
 
Ontfangen was haar vreugdt, maar geeven kruis en smart.
1265[regelnummer]
Zy woonde zonder meidt alleen wel dartig jaaren,
 
En quam nooit in de kerk om 't sondagspak te spaaren,
 
En d'aalmis die men daar moet steken in den zak.Ga naar voetnoot1267
 
Zy klaagde zonder endt, of 't haar aan geldt ontbrak.
 
En als zy aan den schout haar lasten zou betaalen,
1270[regelnummer]
Hy mostze met gewelt, en steets met kyven haalen.
 
Nooit was 'er geldt by kas. zy loog niet, want zy hadt
 
De spaarpot buiten 't huis begraaven in een gat.
[pagina 72]
[p. 72]
 
Zy hadt eens vyftig pondt op interest gegeeven,Ga naar voetnoot1273
 
En tegens tien parcent, aan iemant van haar neeven,Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Een kalis in zyn huis. want eer het jaar verscheen,Ga naar voetnoot1275
 
Was die koezyn bankrot, en 't huisje stondt alleen.Ga naar voetnoot1276
 
Zy kreeg op dat gerucht de koorts door al haar leden,Ga naar voetnoot1277
 
En een beroertenis van boven tot beneden.Ga naar voetnoot1278
 
De buuren quamen in, en holpen haar te bedt.
1280[regelnummer]
Zy hadt de dootverf, als men zag, alreê gezet.Ga naar voetnoot1280
 
d'Een sprak van dranken, en een ander van klisteerenGa naar voetnoot1281
 
Of aderlaaten, om by tydts het quaadt te keeren.
 
Maar bestemoêr zei, neen, de kosten zyn te groot.
 
Zy lag een dag vyf zes, maar riep tot aan haar doodt:
1285[regelnummer]
Myn geldt! myn moje geldt! och arm! ik ben bedurven!
 
Myn geldt! was 't leste woordt: en zoo is 't wyf gesturven.Ga naar voetnoot1283-86
 
Maar, vriendt, heur erfgenaam, die 't al ten beste geeft,Ga naar voetnoot1287
 
Leeft anders met de poen, dan besje heeft geleeft:
 
Hy zal ook van de rest in 't korte meester weezen.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Dan mag hy by de buurt weêr 't evangeli leezen,Ga naar voetnoot1290
 
Of door de week het niews uit brieven of koerant.
 
Want van het leezen heeft die lichtmis schoon verstandt.Ga naar voetnoot1292
 
d'Uitzuipers van zyn beurs zyn zyn getrouste vrinden;
 
Die weeten daaglyks op de kermis hem te vinden.
[pagina 73]
[p. 73]
1295[regelnummer]
En honig om zyn mondt te smeeren, en door kunst
 
Van flikkeflojery te raaken in zyn gunst.
 
Doch al die vrientschap zal niet lang stantvastig blyven,
 
Als 't geldt verteert is, maar verdwynen met zyn schyven.Ga naar voetnoot1298
 
Ons leert d'Ervarentheit, dat al 't genoten goedt
1300[regelnummer]
Haast wordt vergeeten, als men raakt in tegenspoedt.Ga naar voetnoot1300
 
'k Weet aan myn vader dat die zaak maar al te waar is.
 
Hy was hier prokureur voor dezen en notaris,
 
En ryk met middelen gezegent naar zyn staat.Ga naar voetnoot1303
 
Ga naar margenoot+Hy hadt een vroom gemoedt, afkeerig van het quaadt.
1305[regelnummer]
Ik was zyn eenig kindt. hy liet my alles leeren,
 
Om met een goedt fatzoen by menschen te verkeeren.
 
Hy droeg zich eerelyk in 't oefnen der praktyk:Ga naar voetnoot1307
 
In veele zaaken zyn konfraters niet gelyk.
 
Hy was heel minzaam in den vrager t'onderrechten,
1310[regelnummer]
En altydt vaardig om geschillen te beslechten;
 
En zocht den kortsten weg, waar 't mooglyk, in te slaan,
 
Om alle kosten, die de pleitzucht baart, t'ontgaan.Ga naar voetnoot1312
 
't Was weinig dat hy voor zyn arbeidt deklareerde,Ga naar voetnoot1313
 
Ja veeltydts dat hy van 't salaris niets begeerde.
1315[regelnummer]
Hadt iemant geldt van doen, hy gaf 't hem, zonder pandt,
 
Of borg, en was alleen te vreden met zyn handt.Ga naar voetnoot1316
 
Ga naar margenoot+Zoo wierdt hy aangezien by armen en by ryken:Ga naar voetnoot1317
 
En niemant was 'er by myn vader te gelyken.
 
Elk zocht zyn byzyn en gezelschap dag op dag,
1320[regelnummer]
Zoo lang men door fortuin den man begunstigt zag.
 
Maar geldt te schieten aan de menschen op betrouwen,
 
En zonder zekerheit, heeft zyn bederf gebrouwen.Ga naar voetnoot1322
 
d'Een krediteur ging voor, en d'ander na bankrot:
 
En d'armoe wierdt, helaas! zyn leste levenslot.
[pagina 74]
[p. 74]
1325[regelnummer]
Ga naar margenoot+Toen hem 't geluk verliet, verlieten hem zyn vrinden.
 
Hy kon 'er naaulyks een tot zyn vertroosting vinden.
 
Zoo baart het ongeluk verachting in 't gemoedt.Ga naar voetnoot1327
 
In 't kort: myn Vader storf ontbloot van vriendt en goedt.
 
Nu laat men my het ampt van onderschout bekleeden;
1330[regelnummer]
En daarom ben ik hier, om d'ongeregeltheden
 
Te stooren in dit spel. maar hoe ... Terwyl hy praatGa naar voetnoot1331
 
Ga naar margenoot+Ontstaat 'er een gerucht en moordtkreet op de straat.
 
De kermisvedel zwygt. de dansser vliegt naar buiten.
 
De meidt grypt naar heur knecht, maar kan zyn loop niet stuiten.Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
De stoel vliegt door 't vertrek. de wynkruik spoelt den grondt.
 
De tafels vallen neêr, daar eer de bierkan stondt.
 
Men plast in 't nat, en trapt op halfgebroken glazen.
 
De meisjes staan verstomt, of gillen onder 't raazen.
 
Ga naar margenoot+Daar vechten voor de deur, als dol en onvervaart,
1340[regelnummer]
De zoon van Jochem Schram, en Mewis Geitebaardt.
 
Men zietze als tygers of getergde leeuwen stryden.
 
De messen blinken in de vuisten onder 't snyden.Ga naar voetnoot1342
 
Zy blyven op hun plaats, en veegen voet aan voet,Ga naar voetnoot1343
 
En worden op den duur meer hevig en verwoedt.
1345[regelnummer]
d'Een roept: staa vast. hou daar; en boet zyn lust met vloeken.Ga naar voetnoot1345
 
En d'ander zoekt door kunst zyn vyandt te verkloeken.Ga naar voetnoot1346
 
Maar Mewis Geitebaardt wierdt in zyn rechte wang
 
Geraakt, en kreeg een snee ruim zeven duimen lang.
 
Ga naar margenoot+Toen dacht ik, 't gaat te hoog; dit spel mogt ons bedriegen.
1350[regelnummer]
't Wordt laat. de vledermuis begint alreê te vliegen.
 
't Is hier niet veilig; en de dronkert past op wet
 
Noch reden. laat ons gaan. de nachtuil roept: naar bedt.Ga naar voetnoot1352
 
 
 
EINDE
margenoot+
Belachelyke heldenzang,
voetnoot517
(in de marge) Belachelyke heldenzang: lachwekkend, komisch heldendicht; Rotgans past op burleske wijze de stijl van het epos toe op zijn ‘boeren’-onderwerp, dit tot ± vs. 598.
voetnoot519
Door eere en prys genoopt: gedreven door het verlangen naar eer en het winnen van de prijzen; aan de lucht: zo hoog mogelijk.
voetnoot520
't gerucht: de faam, omroepster van roemrijke daden.
margenoot+
en beschryving van het trekken van de Gans,
voetnoot522
(in de marge) het trekken van de Gans: ‘Volksvermaak, waarbij de spelers, hetzij te paard, in een wagen of wel op schaatsen rijdende, hetzij loopende of varende, den met vet besmeerden kop eener aan de pooten opgehangen gans zoeken af te trekken’ (WNT onder ganstrekken); vgl. Bredero's bekende Boerengeselschap; uit de voetnoot van Rotgans zelf blijkt dat dit vermaak in 1708 in onbruik was geraakt (of bezig was te geraken).
voetnoot523
Onversaagt: durfal, ‘heldennaam’ voor een of andere boer.
voetnoot*
De boeren hebben voordezen op hunne kermissen de gans op wagens getrokken.
voetnoot529-30
Herinnering aan het bekende verhaal hoe de ganzen door hun gekwaak Rome redden toen de vijanden de stad bij nacht wilden verrassen; overbestevaar: overgrootvader.
voetnoot531
Doorluchte: roemrijke; Krelis: één boerennaam staat hier voor de deelnemers i.h.a.; in dien staat: vgl. de aant. bij vs. 3.
voetnoot534
bestoven: met stof bedekt, stoffig (wellicht met bijgedachte aan de dronkenschap der boeren, vgl. bestoven = dronken, vs. 155).
margenoot+
en steeken van den ring.
voetnoot535
Don Quichot: hier met bijgedachte aan het illusoire van zijn ridderschap.
voetnoot536
Dulcinea: in Cervantes' beroemde werk Don Quichots aanbedene.
margenoot+
Een boerin moedigt haaren vryer.
voetnoot543
't waardig pandt: het waardevolle voorwerp (met bijgedachte aan onderpand van huwelijkstrouw?).
voetnoot546
poppekas: kast voor snuisterijen.
voetnoot549
juist: precies zo, geheel en al.
voetnoot553
slechte: domme, onnozele; rede: taal.
voetnoot555
Dat is niet van heur kar gedropen: dat is haar eigen werk niet.
voetnoot556
looft: gelooft; loof: geloof.
margenoot+
Jorden bereidt zich tot het steekspel.
margenoot+
Beschryving van zyn paardt,
voetnoot562
Loboorig: met hangende oren.
voetnoot564
spat en gal: ziekten in paardepoten, vaak kreupelheid veroorzakend.
voetnoot565
togten: veldtochten.
voetnoot566
zoetelaars: kooplui die een leger volgen om versnaperingen te verkopen, marketenters.
voetnoot567
Boksmeer: Boxmeer, dorpje langs de Maas in Noord-Brabant; Rotgans wil zeggen dat het paard een echte boereknol is.
voetnoot568
hopman Blaaskaak: lett. kapitein Snoever; Rotgans laat en passant weten dat er ook onder officieren ijdele grootsprekers te vinden zijn.
voetnoot569
rustig: kloek, dapper.
voetnoot574
barst van ongedult: raakt buiten zichzelf van woede.
voetnoot575
Slechthoofdt: domoor, vgl. vss. 553-54.
voetnoot577
boerten vast: schertsen zonder ophouden.
margenoot+
en aftogt.
voetnoot579
beneên: van zijn paard af; gestoort: verstoord, boos.
margenoot+
Een ander komt in zyn plaats,
voetnoot583
Bucefaal: kloek strijdros, naar Bucephalus, het paard van Alexander de Grote.
voetnoot584
houdt stant: blijft staan (maar waarschijnlijk ook een burlesk grapje, want ‘standhouden’ werd indertijd juist in militaire zin gebruikt voor ‘pal staan, niet wijken voor de vijand’).
voetnoot586
bierstel: ‘onderstel waarop biervaten gelegd worden’ (WNT II, 2545); voort te haalen: te trekken (vgl. Mnl. Wdb. IX, 1190).
margenoot+
die, dronken,
voetnoot588
Hans: naam die voor Rotgans en zijn tijdgenoten nog een duidelijke Duitse bijklank had.
margenoot+
van 't paardt valt.
voetnoot593
stoopen: vaten (of: kruiken, drinkbekers, kroezen).
voetnoot594
Geen bloet: zoals eigenlijk van een held in het strijdperk verwacht mag worden.
voetnoot596
drek: vuil, uitbraaksel.
voetnoot598
meeren: merries.
margenoot+
Hier verschynt een zedig borst;
voetnoot599
zedig: beschaafd, fatsoenlijk, degelijk; borst (in de marge): jongmens.
voetnoot600
stout: flink, moedig.
voetnoot608
meesterlyke: van de meester, zijn baas.
voetnoot609
lichte: lichtzinnige.
voetnoot614
Volkert: in de naam zit ook een verwijzing naar het aanzien dat de drager bij velen geniet.
margenoot+
die den ring steekt.
voetnoot618
ook: zelfs.
voetnoot619
den hoop: nl. der uitgelaten feestvierders.
voetnoot620
Boumans: ‘bouwman’ is synoniem met boer; nieuverloofde bruidt: meisje met wie hij pas verloofd was (en de huwelijkssluiting volgde vroeger spoedig op de verloving).
margenoot+
Buitensporige klagte van een Dichter over 't knuppelen van de Paau.
voetnoot621
Juno: koningin van de hemel, gemalin van Jupiter, dochter van Saturnus; aan haar was de pauw gewijd; jonker: (hier wel:) jongeman met (quasi-) deftig voorkomen.
voetnoot*
Het knuppelen van de Paau, plag voor eenige jaaren op de boerekermissen veel in gebruik te zyn.
voetnoot622
't knupplen van de Paau: volksvermaak waarbij met een stuk hout een aan een paal gebonden pauw tracht te raken (dikwijls werd ook een kat gebruikt).
voetnoot627
grootvaâr: voorvader (enkelvoud voor meervoud: Juno's wagen werd door pauwen getrokken).
voetnoot628
Thitons gemalin: de gemalin van Tithonus, d.i. Eos, de godin van de dageraad (Aurora); vgl. vroeg gewekt in vs. 627.
voetnoot630
geilen: wellustige; Donderaar: de ‘donderende’, Juno's gemaal Jupiter; snoepen: overspel.
voetnoot631-32
Iö, Europa, Leda en Alkmene zijn meisjes met wie Jupiter overspel pleegde; omlaag: op aarde; boeleert: overspel pleegt.
voetnoot633
Argus: de honderdogige, die in opdracht van Juno de door Jupiter beminde Iö (de dochter van Inachus, vgl. vs. 634), die door Jupiter in een koe was veranderd, moest bewaken; Mercurius doodde de Maagdewachter (vs. 638) Argus, waarop Juno de ogen plaatste op de staart van haar vogel, de pauw.
voetnoot635
schenden: onteren (van Iö door Jupiter).
voetnoot636
verschalkt: misleid; Mercurius wist Argus door muziek in slaap te wiegen om hem daarna te doden.
voetnoot637
de geest gaf op het groene veld.
voetnoot640
deerlyk: deerniswekkend.
voetnoot641
de zusters: de Muzen, die met Apollo, de god van de kunsten, de Helicon of de Parnassus bewonen.
voetnoot645
lykbus: urn; bloemlievreien: bloemslingers.
voetnoot646
Iris: godin van de regenboog, bode der goden, bij jongere klassieke schrijvers dienares van Juno; dat Mercurius hier opnieuw door de ‘dichter’ genoemd wordt zal wel dienen om er een kompleet mythologisch ratjetoe van te maken (al zal hij hier ook wel bode der goden zijn).
margenoot+
een boer vraagt wat hy met die rede meent.
voetnoot647
huisman: boer.
voetnoot653
Parnastaal: naam voor de verheven dichterlijke taal bij navolgers van Vondel; Rotgans, toch ook beïnvloed door Vondels stijl, maakt blijkbaar onderscheid tussen een aanvaardbare toepassing van dichterlijke verhevenheid en een klakkeloze overdrijving ervan door lieden die om andere dan authentieke redenen dichter willen zijn.
voetnoot654
van: door; Febus: Apollo's; drift: geestdrift, inspiratie.
voetnoot655
dien geest: nl. de Parnasdichter.
margenoot+
Afbeelding der Poeëten.
voetnoot659
raars: zeldzaams, bijzonders.
voetnoot660
bedelaars: als bedelaars; Rotgans heeft kennelijk niet veel op met dichters die maatschappelijk niets gepresteerd hebben.
voetnoot662
vruchten: pennevruchten, boeken, dichtwerken; schoon: ofschoon.
voetnoot663
De bewuste dichters schatten hun eigen produkten heel hoog.
voetnoot664
Een mager lichaam enz.: een dor en schraal gedicht (de beeldspraak uit de vss. 662; wanschepsels - en 663 - die immers aan ‘kinderen’ doet denken - wordt voortgezet).
voetnoot665
windt: hoogdravendheid, holle woorden.
voetnoot666
windtbuik: opgeblazen snoever; gezellen: collega's.
margenoot+
Helden dichten.
voetnoot671
schaterent: schetterend, donderend (schateren werd volgens WNT in voce gezegd van trompetten, van vogels en van de donder); gedruis: rumoer, lawaai.
voetnoot672
naar de uitdrukking in Horatius' Ars Poëtica, vs. 139, waar Rotgans in deze passage op teruggaat: ook Horatius veroordeelt een dichter die een heldendicht hoogdravend inzet.
margenoot+
Bruiloftsdichten.
voetnoot674
schachten: penneveren, schrijfpennen, maar tegelijk: pijlen, nl. van de boog van Cupido, m.a.w. hij weet over niets anders te schrijven dan steeds maar weer over de minnepijlen.
voetnoot676
maalen: schilderen.
voetnoot677
haar jongen: Cupido.
voetnoot678
afgezongen: door zingen uitgeput.
voetnoot679
naar: treurig.
margenoot+
Lykdichten.
voetnoot681
den doden: enkelvoud.
voetnoot685
wonder: merkwaardig, vreemd; kuuren: grillen.
voetnoot687
heerschap: mijnheer (vgl. de aant. bij vs. 160).
margenoot+
Frans bereidt zich om de Paau te knuppelen:
margenoot+
hy werpt, maar mist wel zeven voet.
voetnoot698
't kermisveeltje: de viool van een muzikant op de kermis.
voetnoot699
aardig: beleefde.
margenoot+
Een troep reizende toneelspeelders
voetnoot703
jok: scherts.
voetnoot704
't gemeen: de mensen in het algemeen.
margenoot+
vertoont een klucht van Cornutus.
voetnoot705
Cornutus: de gehoornde, horendrager, door zijn vrouw met een ander bedrogene.
voetnoot706
juffer: dame; der reden: van de rede, het gezond verstand (als tegenstelling van de driften = hartstochten in vs. 707).
voetnoot709-10
stereotiepe rechtvaardiging in het komisch toneel van de 17e en 18e eeuw: het kwade wordt uitgebeeld om der wille van het goede!; verf: kleur.
voetnoot712
dat: wat.
margenoot+
Een jonge vrou komt op het toneel.
voetnoot713-14
net besneden/Van troni: met beschaafde gelaatstrekken.
voetnoot714
galant: het woord heeft door zijn toepassing op de zeden aan de vorstenhoven een bijklank van lichtzinnigheid, wuftheid; wulps: wellustig.
margenoot+
Haar opschik,
voetnoot718
pandanten: oorhangers.
voetnoot719
troni: gezicht (zonder de ongunstige gevoelswaarde van thans); moesjes: mouches, schoonheidspleistertjes.
voetnoot720
legt: als zovele 17e-eeuwers gebruikt Rotgans leggen en liggen door elkaar.
margenoot+
en dertele gebaarden.
voetnoot721
(in de marge) dertele gebaarden: wellustige gebaren, bewegingen.
voetnoot722
Het juffertje heeft kennelijk heel wat strikjes en kwikjes: een hele winkel is nauwelijks genoeg om haar aan te kleden.
voetnoot723
Zy byt gedurig op haar lippen: uiting van koketterie, gemaaktheid (vgl. WNT II, 2650).
voetnoot724
of 't gezwel etc.: haar grootste zorg is blijkbaar of haar borsten wel voldoende zichtbaar zijn (geswel: zwelling).
voetnoot726
d'etages van haar hulsel: de verdiepingen van haar kapsel (het zeer hoge kapsel, in die tijd in de mode in de hoge kringen); fatigeeren: vermoeien.
voetnoot728
Koerant of Menuet: twee Franse dansen uit die tijd.
voetnoot729
muskesbal: muskus, sterk geurende stof, als reukwerk gebezigd.
voetnoot732
perruquier rojal: koninklijke pruikenmaker.
margenoot+
Zy spreekt met haar kamenier.
voetnoot736
Ritsert: vgl. ritsig = wellustig (zie Stoett, uitg. Moortje, Zutfen, 1931, blz. 117).
voetnoot737
weet te leeven: heeft savoir-vivre; reden: taal.
voetnoot738
suffer: saaie, dooie piet; bekleeden: innemen.
margenoot+
Een van de aanschouwers verlieft op haar.
voetnoot742
't jongkspel: vgl. de aant. bij vs. 108.
voetnoot745
pillegift: doopgeschenk; Teuntje meu: tante Teuntje.
voetnoot747
Noch: daarenboven; fulpe: fluwelen.
voetnoot751
kroplap. vgl. de aant. bij vs. 511.
voetnoot753
Gans bloet: basterdvloek uit ‘Gods bloed’ (God = Christus); smoddermuiltje: aantrekkelijke gezichtje.
voetnoot756
naturelyk coquet: koketterie op natuurlijke manier nagebootst.
voetnoot758
reis op reis: keer op keer; verbeelde: voortoverde.
voetnoot759
geestig: vernuftig, handig.
voetnoot761
ageerde: bezig was.
voetnoot762
den snoeplust: seksueel genot (buiten het huwelijk).
margenoot+
Een boerin, voor het toneel zittende, valt in flaaute. Klagte van haar man.
margenoot+
Zy bekomt, en geeft de schult van haar overval aan de toneelspeelster.
voetnoot773
(in de marge) overval: bezwijming.
voetnoot776
Karonje: vuile slet (scheldwoord, tot vrouwen gericht, in de 17e-eeuwse kluchtentaal heel gebruikelijk).
voetnoot778
beklaagen: aanklagen.
margenoot+
Cornutus, met allerhande soort van klederen uit gedost,
voetnoot781
Cornutus: horendrager; kleeden: kleren.
voetnoot783
merk: merkteken; hanteering: bedrijf; staat: maatschappelijke stand.
voetnoot785
Wondtheler: geneesheer; solliciteur: pleitbezorger voor kleine rechtzaken.
voetnoot786
kanonik: geestelijke tot een kapittel behorend, ‘Na de Hervorming ook in toepassing op de Protestanten die de praebenden der leden van de voormalige Utrechtsche kapittelen genoten’ (WNT VII, 1406-07); hier wel in ‘protestantse’ zin gebezigd.
margenoot+
en gehorent, verschynende, raakt in gesprek met de jonge vrou:
voetnoot789
Gekreukte: gerimpelde.
voetnoot790
Akteon: de jager Actaeon bespiedde Diana bij het baden en werd daarop door de godin in een hert veranderd en door zijn eigen honden verscheurd.
voetnoot*
Hier moeten by Elkeen niet alle menschen in 't gemeen verstaan worden, maar eenige uit allerlei staaten beroep of hanteering.
voetnoot793
overman: hoofd van een gilde: horendragers: bedrogen echtgenoten.
voetnoot794
met vrienden en met zwagers: met allerlei ‘familieleden’.
voetnoot795
barst van ongedult: raak buiten mezelf van woede; Groothans: man van aanzien en vermogen, hier echter wellicht in minder gunstige zin: rijke snoever.
voetnoot796
knap: nauwelijks (of: handig!); twee vingers: om daarmee de twee horens op het voorhoofd na te bootsen?
voetnoot797
Venus minnestander: het vaandel der liefde van Venus (vgl. de standaard als symbool van een legeronderdeel).
margenoot+
die met hem boert,
voetnoot799
(in de marge) boert: schertst; heusch: hoofs, bon ton; komplezant: hoffelijk; zwier: stijl, mode.
voetnoot800
steiloor: persoon met steile, stijve, bekrompen begrippen (vgl. WNT in voce); pedant: schoolmeester, schoolvos; kerkuil: spotnaam voor iemand die veel in de kerk zit, overdreven vrome (met bijgedachte aan huichelarij).
voetnoot801
ongerymt: strijdig met het gezond verstand; verwyzen: veroordelen.
voetnoot802
De groote wereldt: de toonaangevende hoge kringen.
voetnoot803
de trou: het huwelijk.
voetnoot805
snode: slechte vrouw; handel: handelwijze, gedrag.
voetnoot806
eerloos: schandelijk; doemen: veroordelen, afkeuren.
voetnoot807
luister: reputatie; stoot met den voet: vertrapt.
voetnoot808
goedt: bezit.
voetnoot809
wyf: vrouw (zonder de ongunstige gevoelswaarde van thans).
voetnoot810
dokter: doctor.
voetnoot812
vry: gerust, als u wilt; galant: vgl. de aant. bij vs. 714.
voetnoot814
Bezoek: beproef, probeer.
voetnoot815
stof: materiaal; verschoon: ontzie.
voetnoot817
vermogen: invloed, overwicht.
margenoot+
En al schimpende van hem afscheit neemt.
voetnoot824
koekoek: scheldnaam voor horendrager.
voetnoot825
dus: aldus, zo; uitgestreeken: voor gek gezet, belachelijk gemaakt.
voetnoot826
duvels: scheldwoorden.
margenoot+
Afbeelding van een eerbare huisvrou.
voetnoot828
zedig: ingetogen.
voetnoot830
echtebedt: huwelijksbed.
voetnoot832
strekt: dient, is.
voetnoot834
klaar: duidelijk.
voetnoot835
De juffer uit den mondt te speelen: vgl. WNT IX, 1061: ‘Diezelfde beteekenis: nl. “ronduit, openhartig spreken” - vindt men bij de nog niet verklaarde zegsw.: de juffer uit der mond spelen’; waarbij deze wending uit de Boerekermis als enige bewijsplaats geciteerd wordt; de vraag is evenwel of niet met de juffer eenvoudig de dame bedoeld is die Cornutus zojuist voor schut gezet en hem voorgehouden heeft dat er aan zijn horens niet veel te doen is: de wending zou dan kunnen betekenen ‘de bewering van het dametje te trachten te weerleggen’.
margenoot+
Cornutus komt bij een Advokaat,
voetnoot837
bullen: oorkonden (vanwege de overheid).
voetnoot842
leggen: liggen.
voetnoot843
snoepers: in erotische zin, vgl. de aant. bij 762.
voetnoot845
praktizyn: advocaat.
voetnoot847
huisverdriet: huiselijk leed.
voetnoot848
't Corpus Juris: de wetboeken (van het Romeinse recht).
margenoot+
die, onbesmet van baatzucht hem het pleiten ontraadt,
voetnoot850
Tot kosten: om aldus hoge kosten in rekening te kunnen brengen; neem gedult: berust in de zaak.
voetnoot851
De pleitworm: ‘het geldverslindend procedeeren’ (WNT XII, 2547, met dit citaat als enige bewijsplaats).
voetnoot852
ingewant: binnenste.
voetnoot853
Dies: daarom.
voetnoot856
in 't gemeen: in het algemeen.
margenoot+
en redenen bybrengt.
voetnoot857
(in de marge) redenen bybrengt: argumenten aanvoert.
voetnoot859
kompeer: vriend, kameraad (oorspr. Frans ‘compère’ = doopvader, hier familiaire aanspreekvorm, zoals nu ‘vader’ wel gebezigd wordt).
voetnoot860
Een drek: uitwerpselen; wat: nogal (of: zeer?).
margenoot+
en vertrekt.
voetnoot861
tardeeren: blijven, dralen.
voetnoot862
partyen: tegenover elkaar staande personen of groepen; bezonjeeren: handelen, spreken.
voetnoot863
Ten fine van akkoort: om tot overeenstemming te geraken; protesteer: betuig, verklaar.
voetnoot861-64
De jurist wordt (alsnog!) een voor zijn ambt karakteristiek verfranst jargon in de mond gelegd.
voetnoot864
kordaat: ‘oprecht, onbaatzuchtig, met toewijding; ronduit, onbewimpeld, zonder omwegen’ (WNT VII, 5595, met deze plaats uit Boerekermis o.a. geciteerd); intrest: eigenbelang.
voetnoot866
vergeeven: bedorven (door verkeerd te spelen, vgl. WNT VII, 704).
margenoot+
Gesnap van jonge boeren en boerinnen onder het speelen;
voetnoot867
(in de marge) Gesnap: gepraat, gebabbel.
voetnoot868
men: de drie jongens in kwestie nl.
voetnoot872
woeg: woog.
voetnoot874
te dwaalen: zich te vergissen, fouten te maken tegen de regels.
voetnoot875
van: door.
voetnoot881
drok van minnekozeryen: druk over vrijages.
voetnoot883
droge: saaie, sullige (vgl. WNT III, 3439).
voetnoot884
geldig: vermogend, rijk.
voetnoot885
blaauwe: ‘blauw’ kan in toepassing op de huidskleur zwart of donkerkleurig betekenen; vgl. WNT II, 2797: ‘Als epitheton van allerlei personen uit het mindere volk, soms met toespeling op andere beteekenissen’ - met citaten o.a. uit Coster, Bredero, Van der Venne en ook deze plaats uit Rotgans.
voetnoot887
doorgaans: voortdurend.
voetnoot888
morst: knoeit; moffelt: vals speelt (door kaarten te verstoppen).
margenoot+
dat de aanschouwers vergramt maakt.
voetnoot890
spul: toneelspel; niet: niets.
voetnoot891
Ga zelf op het toneel staan als je wilt praten!
margenoot+
De dichter gaat uit de speeltent,
voetnoot893
't naau begrip: de enge ruimte; verveelen: tegenstaan.
margenoot+
en ziet een toneel op straat.
voetnoot899
Bacherach: Bacharach, plaats aan de Rijn in Duitsland, ‘in de 17e eeuw meermalen genoemd onder de plaatsen die wijn opleveren’ (WNT II, 853); kwakzalvers kwamen kennelijk veel uit het oosten.
voetnoot900
Keesje broer: waarschijnlijk synoniem van ‘Keesje-maat’ (WNT, VII, 2010), benaming voor een aap; Kees was een oudtijds veel gebezigde naam voor ‘aap’.
voetnoot901
olifles: olie in een fles (als geneesmiddel).
margenoot+
Een boer onderrecht hem dat het voor de Rederykers is, maar verveelt hem door gedurig verstaje wel in zyn rede te voegen,
voetnoot903
(Verstaje wel?): het grapje met de stopwoorden heeft Rotgans aan Bredero ontleend, vgl. de boer (ook rederijker!) in de Klucht van de Koe met zijn ‘versin gij wel?’, vss. 109-17.
voetnoot904
kamer: Rederijkerskamer.
voetnoot905
scherp jou zinnen: kijk en luister met grote aandacht.
voetnoot911
Verstajewel: als eigennaam aan de rederijker gegeven.
voetnoot914
't gebrek: het gebrekkige; verschoonen: verontschuldigen.
margenoot+
gelyk een ander door gedurig let wel te gebruiken.
voetnoot916
Titus en de Moor: nl. Aran en Titus van Jan Vos, vgl. de Inleiding.
voetnoot924
opsnydt: met verheven stem voordraagt.
voetnoot925
dit onderhoudt: deze manier van praten; wetten: scherpen, aanzetten.
voetnoot927
hoop: menigte.
margenoot+
De Rederykers vertoonen het treurspel van Aran en Titus.
voetnoot931
vorst Saturnyn: Saturninus, de keizer van Rome in Vos' tragedie.
voetnoot933
overbestemoêr: overgrootmoeder.
voetnoot934
buikloop: diarree.
voetnoot935
steenende: steunende, kreunende.
voetnoot936
kommoditeit: gerief; mat: matten zitting.
voetnoot937
Roomschen: Romeinse.
margenoot+
Een van de aanschouwers, mede een Rederyker, beschryft de vertooners,
voetnoot938
Titus: Titus Andronicus, in Vos' spel de veldheer van de keizer; hij heeft de Goten verslagen en komt als overwinnaar in Rome terug in het begin van het spel; als gevangenen voert hij mee: Thamera, koningin der Goten, haar veldheer en minnaar, nl. de neger Aran, haar beide zoons Demetrius en Quiro.
voetnoot940
romer: nevenvorm van ‘roemer’, groot wijnglas.
voetnoot941
veerzen: verzen; op te snyen: voor te dragen (op hoogdravende toon).
voetnoot943
verbaast: ontsteld.
voetnoot950
buîl: buidel, zak; schyven: geldstukken.
margenoot+
en hun opschik.
voetnoot954
sluier: sjerp; verbeeldt: stelt voor.
voetnoot956
besje: grootmoeder.
voetnoot957
geslagene: volle.
voetnoot958
blank: glanzend.
voetnoot959
schorteldoek: schort, voorschoot.
voetnoot961
tulbant: teken van hoge waardigheid; af: van.
voetnoot962
bellen: oorbellen; pandanten: oorhangers.
voetnoot964
licht: misschien; steê: stad.
voetnoot965
rok: jas (als manskledingstuk); sits: ‘met bonte, meestal kleine figuren op lichten grond bedrukt katoen’ (WNT in voce).
voetnoot966
't vier: de haard.
voetnoot968
huis: geslacht, familie; vloekt: vervloekt; tempelier: priester.
voetnoot971
aan 't krygsaltaar belooft: bestemd om geofferd te worden als wraak voor de gesneuvelde Romeinen.
voetnoot972
paap: priester; wurp: nevenvorm van wierp.
margenoot+
Lucius komt uit.
voetnoot973
Lucius: een der zoons van Titus Andronicus.
voetnoot974-75
De cursieve woorden hier en hierna zijn (vrije) citaten uit Aran en Titus.
voetnoot976
brandtklok: alarmklok.
voetnoot978
zyn vyandt: het enorme zwijn nl., dat Rome bedreigt.
margenoot+
Aran stuit het gevecht van twee broeders,
voetnoot979
minnesnoepery: vgl. de aant. bij vs. 762.
voetnoot980
zyn broeder: Demetrius; de meidt: d.i. Titus' dochter Rozelyna, die pas getrouwd is met Bassianus, de broeder van de keizer.
voetnoot981
't woên: het vechten.
margenoot+
en geeft hun eerloze en onbetamelyke lessen.
voetnoot983
tuchtheer: opvoeder, pedagoog.
voetnoot984
't helsche school: de school van de duivel.
voetnoot985
rekel: schelm, booswicht (met ongunstiger gevoelswaarde dan thans); bits: vijandig, boosaardig.
voetnoot987
te wyden: nl. tot priester; kerk: tempel (als zo vaak in die tijd wordt het woord kerk ook gebezigd voor niet-christelijke heiligdommen).
voetnoot988
merkt ... aan: noemt.
voetnoot990
Schop: verstoot, verloochen; deugdt: in ruimere zin dan thans, hier ook vaderlandsliefde omvattende.
voetnoot991
bullebak: iemand met een afgrijselijk uiterlijk, Aran nl., hier ook in figuurlijke zin voor het toneelstuk zelf waarin hij optreedt.
voetnoot992
hoog: verheven, ernstig (nl. in de tragedie).
voetnoot993
lastertaal: schandelijke taal, t.a.v. religie en moraal.
voetnoot994
eertyds: nl. toen Aran en Titus uitkwam; mensen als Barlaeus en Vondel koesterden grote bewondering voor het treurspel van Vos; zelf: zelfs.
voetnoot995-96
Sofokles, Euripides: twee van de beroemdste Griekse tragici; Seneka: Romeins treurspelschrijver met grote invloed op het Nederlandse treurspel in de 17e eeuw.
voetnoot998
't graau: het gepeupel, het lagere volk; Rotgans verwacht van het ernstige toneel dat het door een strenge moraal de mensen leert hun boze neigingen te bedwingen.
voetnoot999
ongodist: atheïst, godloochenaar, d.i. Aran en in hem het spel waarin hij zijn goddeloze moraal uitspreekt.
margenoot+
Aanmerkinge over de toneel-stoffen.
voetnoot1001
scheiden: schiften; ziften: zorgvuldig uitkiezen.
voetnoot1003
voorwerp: onderwerp (voor de tragedies); gebou: (hier:) fundament.
voetnoot1004
En make het (door het toneel een strenge moraal mee te geven) de predikanten onmogelijk tegen de schouwburg te keer te gaan.
voetnoot1005
maalen: schilderen.
voetnoot1008
klatergout: ijdele pronk.
margenoot+
Baziaan, Rozelyn,
voetnoot1009
Rozelyn: Titus' dochter Rozelyna, gehuwd met 's keizers broeder Bassianus (= Baziaan); spansseeren: wandelen.
voetnoot1011
gekroest: dicht ineengekruld.
voetnoot1012
bemoest: van moesjes, schoonheidspleistertjes voorzien.
voetnoot1013
verbeeldde: voorstelde, afschilderde (vgl. vss. 919-20).
margenoot+
en Thamera verschynen.
voetnoot1014
Thamera: de koningin der Goten, gevangene van Titus; de kiezer raakt in het spel van Vos op haar verliefd.
voetnoot1015
zwynspriet: jachtspeer.
voetnoot1018
pollen: vrouwenjagers, ontuchtige lieden.
margenoot+
Baziaan gedoodt. Rozelyn verkragt. Aran werpt 'er twee in den put.
voetnoot1020
de liefjes: nl. ‘Rozelyn’ en ‘Baziaan’.
voetnoot1021
lebbig: bits, onvriendelijk.
voetnoot1021-22
Thamera's zoons Demetrius en Quiro verschijnen, doden Bassianus en verkrachten Rozelyna, zoals ze aan Aran beloofd hadden.
voetnoot1024
Aran doodt nl. twee zoons van Titus: fluksche: flinke, stevige.
voetnoot1025
Straks: dadelijk daarop.
margenoot+
De dichter verschrikt van dit moorden, vertrekt en ontmoet een lietjes zanger.
voetnoot1027
woeden: plegen van gewelddaden.
voetnoot1029
Dies: daarom; 't jongkspel: vgl. de aant. bij vs. 108.
voetnoot1030
liedtjeszanger: vaste verschijning op de kermis; i.h.a. tot leeglopers en zwervers gerekend, vgl. de beschrijving van zijn uiterlijk (vgl. ook Dr. F.K.H. Kossmann, De Nederlandsche Straatzanger, Amsterdam, 1941.
voetnoot1031
vry: nogal erg (?); gezakt: ingedeukt; de zgn. zadelneus, kenmerk van syphilis.
voetnoot1034
Venus artsenyen: geneesmiddelen tegen geslachtsziekten, hier wel de toen gebruikelijke sterk geurende kwikhoudende zalven, die o.a. littekens en misvormingen in het gelaat veroorzaakten; vgl. Dr. H.C. Voorhoeve, De jacht op de bleke microbe (Amsterdam, 1951), blz. 41-46.
voetnoot1035
eerbiedig: ironie!
voetnoot1036
nieuws: nieuwe liederen, maar ook: nieuwtjes (zoals die in en door de liedjes verspreid werden).
voetnoot1039
vois: lied (tekst + melodie); juffer: dame; steekt: slaat, betrekking heeft (deze gebruikswijze van steken niet in WNT).
voetnoot1041
klaar: duidelijk, overtuigend.
voetnoot1047
Duitsch: Nederduits, d.i. Nederlands.
voetnoot1048
vaats: flauw, smakeloos.
voetnoot1049
saletten: salons, en de deftige gezelschappen die er bijeenkomen.
voetnoot1051
al: niets dan; j'enrage: ik word dol.
voetnoot1052
eenvoudig: niet ontwikkeld; streek hem deur: nam hem onderhanden.
voetnoot1054
promoveeren: ‘bevorderen’.
voetnoot1058
Onvernoegt: Ontevreden.
voetnoot1059
droes: duivel; de hondt zit op zyn tas: gezegd van een gierigaard: de waakhond zit op zijn geldtas (WNT XVI, 1007).
voetnoot1060
de handeling: het beheer; bestevaders: grootvaders.
voetnoot1061
kan: betekent hier niet dat het ook niet werkelijk gebeurt; dus: dat beheer levert hem jaarlijks een aardige duit op.
voetnoot1063
beurt: gebeurt; dat je 't weet: om eerlijk te zijn.
voetnoot1065
aârs: anders; verbrassen: overeten.
voetnoot1066
Bij het eten van vis werd altijd veel gedronken.
voetnoot1068
berkemeier: ‘een beker of kelk, vervaardigd uit een dikken tak van een berk (soms ook van een beuk), waarbij men de ruwe schors om het hout liet blijven’ (WNT II, 1901); ‘in later tijd bleef het bij dichters in gebruik als een woord waarvan de eigenlijke beteekenis meer en meer verloren ging’ (id., 1902); hier moet in ieder geval aan een grote drinkbeker worden gedacht.
voetnoot1072
graage: hongerige, begerige.
voetnoot1073
Hans Poespas: WNT XII, 2994 citeert deze plaats uit Rotgans en verklaart: ‘geringschattende benaming voor een man doch zonder dat op bepaalde eigenschappen wordt gedoeld’; iets van ‘drukte, opgeblazenheid’ zou evenwel blijkens het verband in de naam uitgedrukt kunnen zijn; toestel: i.h.a. benodigheden, uitrusting, hier wel alles wat hij bezigt om zich als baron voor te doen, vgl. vs. 1076.
voetnoot1074
snorker: snoever, grootspreker; sans courage: wsch. schertsende variant van ‘sans peur’ o.i.d.
voetnoot1075
Zwynsdorp: fantasienaam voor dorp zonder beschaving: Hans Vlegel: karakteriserende naam voor een onbeschaafde brute boer.
voetnoot1083
zelfs: zelf.
voetnoot1084
klucht: vermakelijke gebeurtenis.
voetnoot1086
gevallen: voorvallen.
voetnoot1087
op de meer: te paard.
margenoot+
daar wordt een groot vier gestookt,
voetnoot1093
Voort: voorts, verder.
voetnoot1094
Plutoos: Pluto is de god van de onderwereld; tafelspooken: schimmen die als tafeldienaars dienst doen (niet in WNT).
voetnoot1095
kraauwers: koksjongens (hier volgens WNT VIII, 126 verkeerdelijk gebezigd i.p.v. ‘krauwels’: krauwel = koksjongen); de zorg: nl. voor de maaltijd.
voetnoot1096
hoogtydt houdt: feestviert.
voetnoot1098
Metsvarken, Keukenzwyn, en Brasser: ‘sprechende Namen’ voor gulzigaards.
voetnoot1099
Erizichtons disch: Erysichthon was door de godin Ceres, omdat hij in een aan haar gewijd bos bomen geveld had, gestraft met onverzadelijke honger, zodat de overvloedigste tafel hem niet kon verzadigen (Ovidius, Metam. VIII).
margenoot+
waar voor een gansche os te braaden legt.
voetnoot1101
Tys Smuller: weer, evenals in vs. 1102 en 1105, karakteriserende naam; harst: stuk gebraden rundvlees.
voetnoot1104
paterstuk: vgl. de aant. bij vs. 81.
voetnoot1106
spekstruif: eierpannekoek met spek.
voetnoot1108
Dingt: eist, maakt aanspraak op.
voetnoot1109
Sta vast: zet je schrap.
voetnoot1110
vaanen: vgl. de aant. bij vs. 158; stoopen: vgl. de aant. bij vs. 21; wsch. moeten we bij vaanen aan bier, bij stoopen aan wijn denken.
voetnoot1111
Schik: schik wat ter zijde; zinnelyke: zindelijke, keurige.
voetnoot1112
kermisjak: nauwsluitend ‘lijfje’, speciaal voor de kermis bewaard.
voetnoot1113
puntig: netjes.
voetnoot1114
langs de buurt: in de omgeving van het dorp; spansseeren: wandelen.
voetnoot1115
zelf: zelfs; kermishuif: op de kermis gedragen hoofddeksel, kap; neerstik: soort ‘bef’, van de hals en benedenwaarts de borst bedekkende.
voetnoot1119
Te rinkelroojen: aan de zwier te gaan.
voetnoot1120
Toespeling op de mogelijkheid van seksuele omgang.
margenoot+
Buitensporig gezwets van eenen quakzalver.
voetnoot1121
droopen: ‘Vet of vocht doen druipen op, t.w. op iets dat gebraden wordt; bedruipen’ (WNT, in voce).
voetnoot1122
postuur: persoon, in min of meer geringschattende zin; luizezalf: WNT VIII, 3264 citeert Tuinman, I, 346: ‘Van iets dat niet baat, of van geene waarde is, zegt men: 't Is maar luizenzalf’.
voetnoot1125
de rechte loten: de rechte lijn.
voetnoot1126
dokter Eskulaap: Aesculapius, god der geneeskunde.
voetnoot1127
Podalier: Podalirius, zoon van Aesculapius.
voetnoot1133
Mogol: koning van Dehli, type van een machtig vorst; podagra jicht in de voet, het ‘pootje’.
voetnoot1134
Sultan Amurat: Moerad is de naam van een aantal Turkse sultans; hoc juro: dit zweer ik.
voetnoot1135
van: door.
voetnoot1137
den grand Vizier: grootvizier, titel van de hoogste functionaris onder de sultan; gekraakt: machteloos gemaakt, hier: gedood; stranguleeren: wurgen.
voetnoot1138
post obitum: na zijn dood; kureeren: genezen.
voetnoot1139
Zo is de kunst verborgen, heren, in mijn hoofd.
voetnoot1140
sal volatilé: ‘potjeslatijn’ voor: vlugzout.
voetnoot1141
zwaarmoedig: traag stromend (en vermoeidheid veroorzakend); vluchtig: snel, vlug stromend.
voetnoot1146
Ruim vier maal: ziet op het aantal nederlagen door Lodewijk XIV geleden; de mat: vgl. de aant. bij vs. 220.
voetnoot1145-50
zie de passage vss. 217-24 en de aant. daarbij; de dichter drijft de spot met de Franse koning (den Haan, vs. 1145), die misschien met het kwakzalversmiddel zijn zware verliezen te boven kan komen.
margenoot+
De dichter komt in het jongkspel,
voetnoot1153
't jongkspel: vgl. de aant. bij vs. 108.
margenoot+
daar hy aan het praaten raakt met een oudt besje.
voetnoot1158
dromig: slaperig.
voetnoot1163
dat gaat met de kermis deur: dat kan ermee door, is vergeeflijk in de kermistijd.
voetnoot1166
Het dient hem langer niet: het is niet goed meer voor hem.
voetnoot1172
kan hij noch: in pregnante zin: is hij nog potent.
voetnoot1174
woelen: in de zin van coïre (vgl. Stoett, uitg. Moortje, Zutfen, 1931, blz. 120).
voetnoot1177
in de bel: aanduiding van het huis waarin Geertruid woont, blijkbaar voorzien van een bel of een afbeelding daarvan op gevelsteen of uithangbord; pruilen: mopperen.
voetnoot1180
glat: effen, zonder ongelijkheden.
voetnoot1182
Stoffel: scheldnaam o.a. voor iemand die suffig of lijzig is (ofschoon WNT uitsluitend citaten uit de 19e eeuw opgeeft); in de leers: vgl. wat bij vs. 1177 van in de bel gezegd is.
voetnoot1183
Al: allemaal.
voetnoot1187
In 't zesje by de deur: het is mij niet duidelijk wat hier bedoeld wordt; denken we aan een dansgroep van zes personen, dan lijkt dat weersproken te worden door het vervolg, waarin we lezen dat het bewuste meisje met één jongen danst; is ‘zesje’ de naam voor een bepaald gedeelte van de ruimte waarin het jongkspel gehouden wordt?
voetnoot1190
smeeren: (stevig) eten en drinken, hier: schransen.
voetnoot1192
kon: kende, herkende.
margenoot+
Beschryvinge van het danssen,
voetnoot1199
veel: vedel, viool.
voetnoot1201
Tewis: een willekeurige boerennaam voor de partner van het meisje.
voetnoot1206
schurkt: WNT XIV, 1222: ‘Wrijvende bewegingen maken, van personen inzonderheid in hun kleren’, b.v. ‘uit welbehagen’ (id., 1223) zoals hier.
voetnoot1207
snoepery: saters hielden immers nogal van ‘snoepen’ in de seksuele zin van het woord.
voetnoot1208
Veldtgodin: op het veld levende godin, veldnimf; verrast: overvalt.
voetnoot1210
't klappen: van de deksels op de kannen; er wordt dus erg veel gedronken.
margenoot+
minnekoozen
margenoot+
en zingen.
voetnoot1214
wiltzang: chaotisch gezang.
voetnoot1215
loome: trage, luie; het lijkt me waarschijnlijk dat er ook een notie van seksuele onaandoenlijkheid in zit, vgl. Bredero, Klucht vanden Molenaer, vs. 99; radde: vlugge, bijdehante, fikse, vrijlustige.
voetnoot1216
Het bekende lied uit de middeleeuwen over Gerard van Velsen; wil Rotgans aangeven dat het in het bijzonder op het platteland nog gezongen werd?
margenoot+
Droefheit van een boer over het verliezen van zyn geldt op de keilbaan.
voetnoot1217
pruilen: mokken.
voetnoot1220
bericht: verteld; daar: waar (sluit aan bij baan, vs. 1219).
voetnoot1221
den aap: het bezit; kist: vgl. de aant. bij vs. 41.
voetnoot1222
veerzen: vaarzen, jonge koeien.
voetnoot1223
de dochter: het meisje.
voetnoot1224
licht: wellicht.
voetnoot1226
licht: gemakkelijk; beklyven: gedijen, vastheid vinden.
voetnoot1230
stamelent gevry: hakkelende (en aldus van onverstand of geringe ontwikkeling getuigende) liefdesbetuiging.
voetnoot1231
Straks: onmiddellijk.
margenoot+
Aanmerkinge over het vermogen van den Geldtgodt.
voetnoot1233
(in de marge) het vermogen: de macht, de kracht.
voetnoot1234
Toespeling op Ovidius' beroemde werk over de gedaanteverwisselingen.
voetnoot1238
bruinste verf: meest gebruinde (huids)kleur; meisjes van stand zorgden er voorheen voor blank te blijven in tegenstelling tot meisjes uit het ‘lagere’ volk die bij hun werk allicht gebruind raakten.
voetnoot1239
Een andren Ezons baardt: Aeson, de oude vader van de Argonautenleider Jason, werd door de toverkunsten van Medea verjongd; daarbij verloor zijn baard de grijze kleur (Ovidius, Metam. VII, 287 e.v.); andren: tweede; hoeft: behoeft, heeft nodig.
voetnoot1242
zilvre plaaten: zilverstukken (plaat: bij het munten een schijfje dat gemunt wordt, vandaar ook: muntstuk).
voetnoot1245
stoffeeren: voorzien.
voetnoot1246
zonder keers of bril: zonder studie (waarbij de kaars op de ijver wijst waarmee men als het donker is doorgaat); den nachtuil: hier wsch. als tegenstelling van de uil, de vogel van de wijsheid, dus: man zonder verstand; vgl. ook het rijmpje: Wat baten kaars en bril, als de uil niet zien en wil; promoveren: bevorderen (tot doctor in de een of andere wetenschap).
voetnoot1247
meest: meestal; buil: buidel; in 't hondert: in het wilde weg.
margenoot+
Een jonge lichtmis verteert het geldt,
voetnoot1253
veegen: drinken.
voetnoot1254
Nypewyn: drinkebroer (nijpen oudtijds ook in de zin van het hanteren van de kan door wijndrinkers).
voetnoot1255
liberaal: vrijgevig.
voetnoot1257
statig: bezadigd, bedaard; besje: grootmoeder of oude tante.
voetnoot1258
ruimde: (hier) liet na; boêl: boedel, erfenis.
margenoot+
dat zyn Peetje, een ongemeen gierig wyf, met raapen en schraapen by een gekreegen hadt.
voetnoot1259
(in de marge) Peetje: grootmoeder, vgl. vs. 1257, of peettante.
voetnoot1261
de buurt: het omgelegen land.
voetnoot1262
't schapraai: de provisiekast.
voetnoot1267
aalmis: aalmoes.
voetnoot1273
vyftig pondt: driehonderd gulden, met veel grotere waarde dan thans (vgl. WNT XII, 3260).
voetnoot1274
tien parcent: een zeer hoog rentepercentage voor die tijd (vgl. b.v. Dr. Sandor Baumgarten, Emprunts de Suède à Amsterdam in Tijdschr. voor Gesch. jg. 77, 1964, blz. 439-43 met Naschrift van Dr. T.G. van Dillen, blz. 443-47).
voetnoot1275
kalis: kale neet, kerel zonder geld; in zyn huit: door en door, in de grond.
voetnoot1276
koezyn: neef; 't huisje stondt alleen: m.a.w. de bankroetier was er vandoor.
voetnoot1277
dat gerucht: dat bericht.
voetnoot1278
beroertenis: beroerte.
voetnoot1280
dootverf: lijkkleur, kleur van een dode; gezet: ‘de doodverf zetten’ was een veel gebezigde uitdrukking in oudere taal, in de zin van ‘een doodskleur vertonen gaan’ (WNT III, 2881).
voetnoot1281
klisteeren: inspuiten van vloeistof in het darmkanaal door de anus.
voetnoot1283-86
Vgl. voor de gierige vrouw die liever sterft dan onkosten te maken: Bredero's Symen sonder soeticheydt. vss. 19-24.
voetnoot1287
ten beste geeft: betaalt, uitgeeft.
voetnoot1289
Hij zal de rest ook binnenkort verteerd hebben (deze toepassing van ‘meester zijn van’ niet in WNT).
voetnoot1290
by de buurt: in de omgeving, de omgelegen streek; 't evangeli leezen: uit de Bijbel voorlezen bij mensen die niet of niet goed lezen konden kwam vaker voor als middel om de kost te verdienen, vgl. Robbeknol in De Spaanse Brabander.
voetnoot1292
schoon: voortreffelijk.
voetnoot1298
schyven: geldstukken.
voetnoot1300
Haast: weldra.
voetnoot1303
naar zijn staat: overeenkomstig zijn positie.
margenoot+
Een oprecht en deugdtzaam man,
voetnoot1307
eerelyk: als een man van eer en dienovereenkomstig eerlijk; in de vss. 1307-16 tekent Rotgans de ideale jurist, ongetwijfeld met satirische bedoelingen, vgl. b.v. de vss. 851-56.
voetnoot1312
pleitzucht: zucht om te procederen.
voetnoot1313
deklareerde: in rekening bracht.
voetnoot1316
met zyn handt: met zijn met een handdruk of handslag bezegelde belofte.
margenoot+
in voorspoedt van ieder bemindt,
voetnoot1317
wierdt hy aangezien: stond hij in aanzien.
voetnoot1322
zekerheit: garantie; bederf: ondergang.
margenoot+
maar in tegenspoedt van elk verlaaten.
voetnoot1327
het ongeluk: de tegenspoed.
voetnoot1331
Te stooren: tegen te gaan; dit spel: immers het jongkspel.
margenoot+
Alarm in het jongkspel,
voetnoot1334
knecht: jongen, vrijer.
margenoot+
ontstaan uit het gevecht van twee boeren;
voetnoot1342
snyden: bekkesnijden.
voetnoot1343
veegen: kerven, snijden, vechten met een mes (vgl. WNT XVIII, 1336).
voetnoot1345
staa vast: zet je schrap; boet zyn lust: bevredigt zijn vechtlust.
voetnoot1346
kunst: behendigheid; te verkloeken: te slim af te zijn.
margenoot+
daar het kermis gedicht mede eindigt.
voetnoot1352
reden: rede, redelijkheid.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken