Het probleem
Dat zijn de resultaten van de invoering der veertig-uurs-week bij de spoorwegen welke de indienstneming eischte van zes-en-tachtig duizend nieuwe beambten, voor 't meerendeel onttrokken aan den landbouw. Zij zijn niet het eenige gilde dat zich ten laste van 's lands schatkist vermenigvuldigde als de zandkorrels aan het zeestrand. Zonder twijfel kon men dat vagelijk gissen.
Tot nu toe evenwel bleef het probleem theoretisch, en pas nu begint men het te merken in de practijk en te voelen aan den lijve. In 1932 had de Fransche Staat ongeveer 830.000 gesalarieerden in zijn dienst, alles tezamen gerekend, de arbeiders en de wegwerkers, de militaire en civiele ambtenaars, de vaste en de losse krachten. In 1938, na de annexatie der spoorwegen (515.000 beambten) en alleen voor het Rijk en de Stad-Parijs, leven 1.540.000 diverse personen ten koste der Fransche gemeenschap. Voeg hierbij nog ruim 800.000 gepensionneerden. Dat maakt 2.340.000. Voeg daarbij verder het personeel der departementen en gemeenten, waarvoor geen nauwkeurige cijfers bestaan. Dan heeft men het onbekende totaal der Fransche bureaucratie, na anderhalf jaar marxistisch bewind.
Wanneer men ze bij gebrek aan gegevens nog niet tellen kan, men heeft tenminste in 't voorbijgaan vernomen wat zij kost aan de Natie. In 1938 zullen de Bureaux twee-en-veertig milliard verslinden. Het nationaal inkomen waarvan dat verbazingwekkende bedrag moet worden afgetrokken, kan dalen of rijzen. Het is in wezen wisselend en onderhevig aan bijkomstigheden. Doch de som der uitgaven voor het personeel schommelt niet. Of ze laag of hoog blijkt in verhouding tot de ontvangsten, men kan er niet aan tornen. Onveranderlijk staat zij vast voor den duur van een jaar.