Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
Afbeelding van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stukToon afbeelding van titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.50 MB)

Scans (38.18 MB)

ebook (4.39 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk

(1867)–A.J. van der Aa–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Laurens Heister of Heyster]

HEISTER of HEYSTER (Laurens), een der uitstekendste geneesheeren, zoo door de uitgestrektheid en verscheidenheid zijner kennis als door het getal en de waarde zijner geschriften, werd den 21 September 1683 te Frankfort aan de Main geboren. Reeds in zijn prille jeugd toonde hij zoo veel geest en zulk een gunstigen aanleg, om door oefening de gaven die hij van de natuur had ontvangen aan te kweeken, dat zijn vader, hoewel een arme herbergier, groote opofferingen deed om hem eene goede opvoeding te geven. Snel waren zijne vorderingen en hij onderscheidde zich vooral in de dicht- en schilderkunst. De toejuichingen, die hij ontving, verleidden hem niet zich naar deze te wijden; op 18jarigen leeftijd begaf hij zich naar de hoogeschool te Giessen om in de geneeskunst te studeren. Gedurende vier jaren bezocht hij de collegien van Moeller over de geneeskunst en van Barthold over de ontleedkunde. Van daar begaf hij zich naar Leiden en Amsterdam, waar hij de ontleedkundige lessen van Ruijsch en de heelkundige van Rau bijwoonde. Welhaast werd hij de vriend van beide beroemde mannen, die zijne verdiensten waardeerden en niets verzuimden om zijne kennis te vermeerderen. Om dit doel te bereiken bezorgden zijn hem de betrekking van chirurgijn-majoor bij het leger in Brabant; doch, na het eindigen van den veldtogt kon hij zijn verlangen geen weêrstand bieden om Boerhave en Albinus te hooren. In 1708 liet hij zich door zijn vriend Almeloveen, dien hij te Amsterdam had leeren kennen, overhalen, hem naar Harderwijk, waar hij het hoogleerambt in de geneeskunst bekleedde, te volgen.

Hier werd hij, na opentlijke verdediging zijner Dissertatio de tunicâ hiroidea oculo (over den vaatrok van het oog), tot doctor in de geneeskunst gepromoveerd. Nu wenschte Ruijsch, die veel vriendschap voor hem gevoelde, hem als medehelper in het onderwijs van de ontleed- en heelkunde te Amsterdam te bezitten; doch Heister verlangde liever naar het leger terug te keeren, waar de militaire

[pagina 463]
[p. 463]

hospitalen hem zulk eene uitnemende gelegenheid aanboden om zich in de praktijk te oefenen. Op aanbeveling van Ruijsch werd hij tot den rang van opper-geneesheer en heelmeester bevorderd; doch Heister, die een buitengewone neiging voor de heelkunde had, legde zich vooral op het verrigten van operatiën toe en de oogziekte die toen in het leger heerschte, was hem een vruchtbaar veld voor zijne nasporingen. ‘Heister,’ lezen wij bij een zijner biografisten, ‘fit d'utiles récherches sur la cataracte, dont la nature était encore ignorée, et vérifia, l'un des premiers, que la cécité, dans cette maladie, dépend de l'opacité du cristallin.’ Na het sluiten van den vrede aanvaardde Heister een leerstoel in de heel- en ontleedkunde aan de hoogeschool te Altorf, welke hij gedurende tien jaren met zoo veel roem bekleedde, dat zijn naam als heel- en ontleedkundige door geheel Europa bekend werd. Na dat tijdsverloop werden hem door twee hoogescholen, die van Kiel en Helmstadt, een leerstoel in dezelfde vakken aangeboden. Hij besliste ten voordeele van de laatste uit genegenheid voor den hertog van Luneburg, die sterk bij hem had aangehouden om zich aan die hoogeschool te verbinden. Na gedurende 20 jaren de chirurgie en anatomie onderwezen te hebben, aanvaardde hij in 1730 die in de botanie en vervolgens in de practische geneeskunde, schoon hij steeds met zijne lessen in de chirurgie voortging. Zij trokken een groot aantal leerlingen naar Helmstadt, want hij werd in dien tijd voor den beroemdsten hoogleeraar in dat vak gehouden. Zijne werkzaamheden aan zijn ambt, die aan een uitgebreiden praktijk zoo in als buiten de stad verbonden, en de tallooze consulten die hij dagelijks aan vorsten en de aanzienlijkste personen gaf, beletten hem niet eene menigte uitstekende werken te schrijven, die door geheel de wereld beroemd zijn geworden. Peter de Groote deed te vergeefs moeite om hem over te halen zich te Petersburg te vestigen. Hij kon niet besluiten zijn land, waar hij in zoo hooge achting stond, te verlaten. Hij eindigde zijn roemvolle loopbaan den 18 April 1758 te Helmstadt als Brunswijk-Luneburgsch hofraad en lijfarts en als hoogleeraar in de genees-, heel- en kruidkunde. Volgens een artikel over hem van Fournier in de Biographie Universelle, schreef hij, behalve zijne Dissertatio:

De hypothesium medicorum fallaciâ et pernicie, Altorf, 1710. 4o.

De difficultate veritatis inveniendae in physicâ et medicinâ, Altorf, 1710. 4o.

De Cataractâ, glaucomate et amaurosi tractatio, Altorf, 1713 et 1720, 4o.

[pagina 464]
[p. 464]

‘C'est dans cet ouvrage qu'il expose ses recherches sur l'opacitó du cristallin, comme cause de la céeité dans la cataracte. Sa découverte, faite à l'armée, fut publiée en 1711; diverses dissertations sur le même sujet ont été fondues dans l'édition de 1720.’

De Entero et Gastroraphe, Altorf, 1715, 4o.

Chirurgiae nova Adumbratio, Ibid., 1714, 4o.

De novo methodo sanandi fistulas lacrymales, Ibid., 1716, 4o.

‘Cette partie de l'art était alors dans l'enfance et l'auteur lui fit faire un pas; mais ses successeurs ont fait oublier la sienne.’

Compendium Anatomicum, veterum recentiorumque observationes brevissime complectens.

‘Ce traité d'Anatomie bien supérieur à tout ce qui avait été publié jusqu'alors dans ce genre, devint classique et l'a été pendant longtemps. Indépendammant des faits nouveaux dus à ses recherches, l'auteur enrichit son livre de beaucoup d'érudition, ce qui en rend encore aujourd'hui la lecture intéressante; car depuis Heister l'anatomie descriptive a fait de tels progrès, que son traité a singulièrement vieilli, et qu'on y découvre un grand nombre d'erreurs. La vogue de cet ouvrage fut prodigieuse; il eut un grand nombre d'éditions, et fut traduit dans presque toutes les langues d'Europe.’

De optima cancrorum mammaram extirpendi ratione, Helmstadt, 1720, 4o.

De Anatomes subtilioris utilitate, praesertim in chirurgia, Ibid., 1720, 4o.

‘Ce livre est un de ceux de l'auteur qu'on lira toujours avec intérêt, puisqu'il fait connaître les avantages de l'anatomie et les fautes, dans lesquelles peut tomber le chirurgien qui ne possède qu'imparfaitement cette science.’

De medicamentis Germaniae indigenis sufficientibus, Ibid. 1730, 4o., in 't Fransch overgezet (1777 4o.).

Observationes med. miscellaneae, Ibid., 1730, 4o,

Compendium medicorum, Ibid., 1736, 4o.

De medicinae mechanicae praestantiâ, Ibid., 1758, 4o.

‘C'est une critique judicieuse de la doctrine de Stahl's Institutiones chirurgicae, Amst. 1739, 2 vol., 4o. c. fig.

Heister qui avait professé et pratiqué la chirurgie avec un grand succès, composa cet ouvrage avec ceux de ses prédécesseurs, et au moyen de ses propres découvertes. C'est un monument historique, qui présente l'état de la science à l'époque où il fut publié; rien d'aussi complet, d'aussi exact, n'avait paru depuis Fabrice d'Aquapendente et Paré. Le livre de Heister, reimprimé souvent, et traduit en diverses langues a été pendant plus

[pagina 465]
[p. 465]

de 60 ans, le seul traité général, que possédât la chirurgie moderne. Aujourd'hui il est remplacé par des ouvrages plus complets, d'ailleurs, quoique utile encore à consulter, les immenses progrès que l'art a fait rendent l'usage des Institutions de Heister insuffisans et même inutiles aux élèves. Les savants ne l'étudieront point sans avantage dans beaucoup de cas.’

De Lithotomiae Celsianae praestantia et usu, Ibid., 1745, 8o. In het Fransch, Paris, 1751, 8o.

Systema generale plantarum ex fructificatione, cui adnectuntur regulae de nominibus plantarum a celeb. Linnaeo longè diversae, Ibid., 1748.

Dit is het laatste werk dat Heister in het licht gaf. Na zijn dood verschenen nog zijne Medicinische, Chirurgische und Anatomische Wahrnehmungen. Zijne Institutiones Chir., in 1750 verbeterd te Amsterdam verschenen, zijn oorspronkelijk in het Hoogd. (Chirurgie, in welcher alles, was zur Wund-Arzneij gehört, nach der neuesten und besten Art abgehandelt werd) het eerst in 1718 te Neurenberg verschenen en sedert dikwerf herdrukt.

In het Nederduitsch bezitten wij:

Ontleedkunde, Amst., 1728, m. pl. 8o.

Redevoering over den aanwas der ontleedkunde, Dordr., 1746, 8o.

Heelkundige Onderwijzing, met aanteekeningen van A. Ulhoorn, Amst. 1755, 2 dln. met pl. 4o. Hiervan verscheen een 3de druk.

Geneeskundig Handboek, Amst., 1762, 8o.

Kort begrip der Heelkonst, Amst. 1764, met pl. 8o.

Zijn zoon Elias Frederik Heister, in 1715 te Altorf geboren en in 1740 te Leiden gestorven, gaf behalve eene Latijnsche overzetting van het Engelsche werk van Douglas over de Peritoine, een belangrijk werk in het licht, getiteld: Apologia pro medicis atheismi accusatis, Amst. 1736, dat sommigen, schoon volgens Haller ten onregte, aan zijn vader hebben toegeschreven. Hij was een jongeling van groote verwachting.

L. Heisterus gaat op onderscheidene wijzen in fol., 4o. en 8o. in plaat uit.

 

Zie Saxe, Onom. Lit., i.v.; Biogr. Univers., T. XIX. p. 590; Nova Act. med. phys., T. II.; Vaderl. Letteroef. 1763, D. II. bl. 53, volgg.; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogeschool, D. II. bl. 197; Aanhangsel op Nieuwenhuis' Woordenb. van Kunst. en Wetensch., D. III. bl. 360; Arrenberg, Naamreg. van Nederl. Boeken, bl. 221, 222; Naaml. van Nederd. Boeken, 1790-1833, bl. 239; Bibliothèque Raisonnée, T. XXXI, p. 275, 280; van der Groe, Cat. Libr. (1785) bl. 100.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken