Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
Afbeelding van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.32 MB)

Scans (24.96 MB)

ebook (4.03 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk

(1874)–A.J. van der Aa–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Daniel Tieboel Siegenbeek]

SIEGENBEEK (Daniel Tieboel), zoon van den vorige, en van Geertruida Tieboel, werd den 25 Februarij 1806 te Leiden geboren. Na aan het gymnasium het onderwijs van Bosse genoten te hebben, werd hij 1822 student, en legde zich op de regtswetenschap, maar vooral op de klassieke letterkunde, onder Bake en Peerlkamp, toe. Naauwelijks was hij candidaat in de letteren, of reeds werd zijn verhandeling, behelzende eene kritische proeve over het geding, tusschen Demosthenes en Aeschines de falsa legatione bekroond. Kemper, van Assen en Cock waren zijne leermeesters in de regten, en, toen hij zich wederom in den wedstrijd waagde, ter beantwoording der vraag: Quid Jure criminali, cum philosophico, tum hodierno Belgico, praecipictur de puncendis factis lege Civitatis poenati vetitis, sed extra territorium ejus commissi, mogt hij wederom het gouden eermetaal wegdragen. Den 13 December 1828 verdedigde hij in het openbaar zijn academisch proefschritt Ad Titulum Pandectarum de fidei commissariis libertatibus. Terzelfden dage verdedigde hij, ter verkrijging van den graad van doctor in de letteren, zijn proefschrift de Athenarum conditione sub imperio

[pagina 673]
[p. 673]

triginta Tyrannorum. Nu opende zich voor Siegenbeek de loopbaan des praktischen levens. Als advocaat liet hij zich ter rolle der Leidsche regtbank van eersten aanleg inschrijven. In 1830 brak de Belgische opstand uit, en met weemoed zagen zijne ouders hem, wier eenig kind hij was, in Julij 1830 tot tweeden luitenant bij de schutterij benoemd, naar de grenzen vertrekken, vanwaar hij met het ridderkruis terugkeerde. In 1835 trad Siegenbeek in het openbaar ministerie. Den 22 Juni v.d.j. werd hij aangesteld tot substituut officier bij de regtbank van eersten aanleg te Leiden; de nieuwe organisatie van 16 September 1838 bevestigde hem in het door hem bekleedde ambt bij de toen ingestelde arrondissements-regtbank ter genoemde plaatse. Door koninglijk besluit van 25 Jan. 1843 zag hij zich aan het hoofd van het Parket geplaatst, en in 1850 aanvaardde hij het voorzitterschap der commissie van administratie over de gevangenissen te Leiden, waarvan hij sedert 1836 lid was. Jaren lang was hij een krachtige medehelper, en tevens het hoofd der Leidsche afdeeling van het Nederl. genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen.

Het jaar 1858 bragt eene geheele omkeering in het maatschappelijk leven van Siegenbeek te weeg. Hem werd de burgemeesterlijke waardigheid opgedragen, hij bekleedde haar tot zijn dood, en was tevens curator der hoogeschool, waaraan hij gevormd was. Hij overleed den 11 Januarij 1866, bij zijne echtgenoote Elizabeth van Heukelom, met wie hij zich den 7den November 1833 in den echt had begeven, geen afstammelingen nalatende. Den 16 Jan. werd zijn stoffelijk overschot ter aarde besteld. Een treffend woord werd door Ds. Sepp tot de omstanders gesproken. Zijn vriend de hoogleeraar J. de Wal, schetste zijn leven voor de werken der Maats. v. Ned. letterkunde, waarvan de overledene lid was. Behalve van deze maatschappij was S. lid van het provinciaal Utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen, der Hollandsche maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen. Enkele malen trad hij in de bijeenkomsten als spreker op.

Ook bleef hij het wetenschappelijk publiek de resultaten mededeelen, waartoe voortgezette theoretische studie, gepaard met practische ervaring hem geleid had. Zijn biografist wijst bij voorkeur op zijne bekende conclusie, betreffende de leer van het statutum personale, en op zijne beschouwingen naar aanleiding van de Bosch Kemper's beroemd werk over het Nederlandsch wetboek van strafvordering. De eerste is afgedrukt in het W.v.h. Regt, no. 431, Regt in Nederl. IV. 28, de laatste in de Nederl. Jaarb. voor Regtsgel., en uitgegev. I. (1839) 421-452, III. (1841) 153-487, 649-671. Eene Bedenking omtrent de ondervraging van hem, wiens ondercurateele stelling gevraagd wordt, is te vinden in het Regtsgel. Bijbl., I. 453-456.

[pagina 674]
[p. 674]

Andere kleine opstellen van zijne hand kunnen als bijvoegsels op zijne Aanmerkingen en vragen, naar aanleiding van Jhr. J. de Bosch Kemper's genoemd werk, worden aangemerkt, meestal deelde hij ze in het Bijblad tot de Jaarboeken voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving mede. Zij zijn door de Wal, in zijn levensberigt medegedeeld. Ook was het verband tusschen onze militaire en burgerlijke strafwetgeving steeds een voorwerp zijner bijzondere aandacht. Reeds in 1834 had hij in de eerste reeks der Bijdragen van de hoogleeraren den Tex en van Hall de vraag beantwoord of de kruiwagenstraf, in het militaire wetboek voorkomende, onder de infamerende straffen te tellen is, waarom krachtens art. 332 Burg. wetb. echtscheiding kan worden gevorderd, in Bijdr. VIII. bl. 561 vlg. De gronden destijds door hem aangevoerd, meende hij in een later opstel (Bijdr. IX. bl. 317 vlg.) nader te moeten ontwikkelen, vooral om aan te toonen, dat men niet aan militaire straffen, met name aan de straks gemelde, eereloosheid mag verbinden. Het daar gestelde is blijkbaar van invloed geweest op de vaststelling der wet van 3 Maart 1852. Staatsbl. no. 20. In de Breuk en Smits Adresboek van Leiden voor 1860 komt zijn portret in steendruk voor.

Behalve deze stukken schetste hij voor de handel. der maats. van Ned. Letterk. de levensberigten van Mr. Guillaume Pierre van Outeren (Handel. 1856, bl. 60-68; van mr. Albert Otto Ernst, graaf van Limburg Stirum (Handel. 1859, bl. 101-108), van mr. Corneille Jean Luzac (Handel. 1862, bl. 290-297), van mr. Pieter Bnyskes (Handel. 1864, bl. 125-140).

Getrokken uit het Levensberigt van D.T. Siegenbeek door den hoogl. de Wal in Bijl. tot de Handel. voor 1866.

 

Zie ook Sepp, woorden aan de nagedachtenis van D.T.S.; Leidsche Courant van 17 Jan. 1866 no. 8; Bijv. Leidsche Courant, 15 Jan. 1866 no. 7 (Handel. v.d.G.R. no. 1), Bijbl. tot de Leidsche Courant van 17 Nov. 1858 no. 138; Twee en veertigste verslag van het Ned. Genoots. tot zed. verbet. der gevangenen over den jare 1865; bl. 41 vlg.; Handel. d. Maats. 1840, bl. 52; Boneval Faure, Oratio de iis quae Academiae Lugduno-Batavae a. 1865-1866 tristia et laeta acciderunt (L.B. 1866, p. 19 vlg).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken