Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ad Interim. Jaargang 4 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ad Interim. Jaargang 4
Afbeelding van Ad Interim. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Ad Interim. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.28 MB)

ebook (5.28 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ad Interim. Jaargang 4

(1947)– [tijdschrift] Ad Interim–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

De jeugd van Constantijn Huygens door hemzelf beschreven

Bewerkt door Dr. A.H. Kan. Uitg. Ad. Donker. Rotterdam.

Wanneer een rijp mens zijn jeugd verhaalt, het eigen verleden ziet in het getemperd licht der bepeinzing, dan is zulk een verhaal een verfijnd genot, een voortdurende mengeling van objectieve en subjectieve kunst. Auteur en onderwerp zijn één en dezelfde, dan eens waait er de koelte van de objectieve bepeinzing, enkele zinnen verder klopt het bloed van de persoonlijke ervaring.

De jonge Constantijn was een wonderkind; het land had er in die eeuw nog één, de jonge Huigh de Groot, misschien nog briljanter dan Constantijn. - Vader Huygens was een welbeproefd Oranje-hoveling, een man vol wijsheid en een eerlijk zoeker naar natuurlijkheid. De opvoeding van zijn kinderen hield hij stevig in de hand, ze moesten ongewoon veel kennen en dus ongewoon veel leren, maar het moest, dit woord komt herhaaldelijk voor, spelenderwijs gaan. En het is hem waarlijk gelukt om zijn levenslustige knapen spelend te laten leren. Het begint met het leren lopen, tien maanden oud steunt Constantijn op een vernuftig rolwagentje en stapt zeker van zijn evenwicht, over treden en drempels. Ruim twee jaar oud zit de dreumes op de schoot van zijn moeder, Suzanna Huygens geb. Hoefnagel, en luistert als ze de berijmde tien geboden van Clement Marot zingt. Constantijntje luistert zo aandachtig dat hij ze nazingt en nazegt in 't frans. Op zijn vierde jaar schrijft en leest hij, en zingt onderhand alle melodieën na die hij maar te horen krijgt. Vader Huygens leert hem de noten, origineler kan het wel haast niet, op de verguld-fluweelen knopen van zijn winterjas, iedere knoop geeft hij de naam van een muzieknoot; maatslaan vindt de jongen eigenlijk niet moeilijk, want hij let op het rhythme van zijn lichaam, de ademstooten, het kloppen van het hart. Dansen leren de Huygens-knapen van hun vader, niet alleen dansen maar ook wat onze voorzaten maintien noemden: hoe het hoofd te ontbloten, de hand uit te steken, de knie te omvatten, de nek naar beneden te buigen en weer op te heffen, vrijmoedig de mensen in de ogen te zien, het been achteruit te brengen, kortom al die bewegingen, stemgeluid en woorden, die in harmonie verenigd, de hoffelijkheid zijn. Wor-

[pagina 121]
[p. 121]

den de knapen ouder, dan komen muziekinstrumenten aan de beurt, viool en luit, nog geen 7 jaar oud, bespeelt Constantijn al de luit. Ze gaan ook comedie spelen, en nemen Abrahams offerande van Theodoor de Bèze in studie.

In de kringen waarin de Huygensen zich bewegen, is kennis van veel talen een eerste vereiste, ze leren dan ook al vroeg frans en engels, latijn krijgen ze met de paplepel ingegoten. De vader, altijd bezorgd dat er een gezonde afwisseling is tussen een zittend en een bewegelijk leven, zorgt er voor, dat de jongens springen, hardlopen, jagen, zelfs zwemmen. Wat Constantijn evenwel niet behaagt en waarin hij het, o wonder, niet ver kan brengen. Schaatsenrijden gaat hem beter af, paardrijden leren ze praktisch en theoretisch, alsof ze jonge cavaleristen moeten worden. Ze leren ook welsprekendheid, juist dan geldt de gulden regel van vader Huygens, dat een natuurlijke tegenwoordigheid van geest de onmisbare ondergrond ervan is. Alles moet spelenderwijs gaan en natuurlijk, terwijl de hele jeugd toch van boven af door de oude Huygens is geleid, een vader en opvoeder bij de gratie Gods. Nooit en nimmer gekunsteld, altijd en overal natuurlijke eenvoud is het leerstuk van zijn opvoeding.

Mensen die het weten beweren nog altijd dat opvoedkunde een wetenschap is die uit boeken kan geleerd worden. Is een kind lastig dan slaat ge een handboek op bijv. op K-koppig, of B-brutaal. Men kan ook essays en alzomaarvoort erover lezen. Ik raad dezulken aan dit boek ter hand te nemen en de verhouding tussen vader en zoon eens na te gaan. Waar zit het geheim van die krachtige stuwende opvoeding?

Een zo rijk ontplooide natuur als die van Constantijn geniet het leven naar vele kanten, het is alsof alles haar toevloeit, ze ziet veel en wil veel begrijpen. Muziek en schilderkunst zijn ware genietingen voor de jonge Huygens, hij heeft al jong weloverwogen oordelen en inzichten op talloze schilders, over de Gheyn, Hendrik Goltzius, Cornelis van Haarlem, Hendrik Vroom en vele anderen. Voor Van Mierevelt voelt hij een groot zwak, ‘bij hem ligt de gehele kunst in de natuur en de gehele natuur in zijn kunst.’ Hij bespreekt de nog baardeloze jonge schilders Joan Lievens en Rembrandt van Rijn. Ze zien er nog zo groen uit, dat Huygens ze eerder opgeschoten jongens dan jonge mannen vindt. Lievens bewondert hij onbewimpeld. In hem ziet hij een groot portretschilder, hij kan ‘om zoo te zeggen de wonderbare samenvatting van

[pagina 122]
[p. 122]

den geheelen mensch, ik bedoel lichaam en geest’ weergeven.

Deze autobiographie is ondramatisch, een doodgewoon verhaal van een welverzorgde jeugd, een trouwhartig vader die het jonge leven behoedt als een tuinman zijn plant, van een harmonische ontvouwing van kind tot mens. Wat is de onbetwistbare charme van dit boek? In één teug las ik het en het is een ware verademing op onze dorre boekenmarkt. Ik kan het moeilijk formuleren; het is niet alleen de voortreffelijke vertaling van Dr. Kan, die Huygens Renaissancelatijn in een lenig en toch gespierd Nederlands overzette, het zijn ook niet de uitmuntende illustraties - van hen is wel de onvergelijk mooie vrouwenkop van Huygens' moeder, een fragment van een familiestuk uit 't Koninklijk museum voor schoone Kunsten te Brussel, het pronkjuweel in dit plezierig boek. Nee, de charme schuilt elders. Ze zit in de losse manier om te kunnen praten en vertellen over een schoone, een heerlijke jeugd die vervlogen is, maar die desalniettemin existeert zolang ze het gemoed dankbaar stemt en vult met het allerschoonste bezit: herinneringen.

Henriette de Beaufort


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De jeugd van C.H. door hemzelf beschreven


auteurs

  • Henriette Laman Trip-de Beaufort