Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Brabant die excellente cronike (2016)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Brabant die excellente cronike
Afbeelding van Van Brabant die excellente cronikeToon afbeelding van titelpagina van Van Brabant die excellente cronike

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.40 MB)

ebook (31.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Editeur

Aarnoud de Hamer



Genre

proza

Subgenre

kroniek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Brabant die excellente cronike

(2016)–Anoniem Alderexcellenste cronyke van Brabant, Die–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat .xxvij. capitel. Vanden deuoten broeder Arnout conuers te Villiers.

TEn seluen tijde was gods knecht Arnulphus of Arnout gode dienende te Villeers in wals Brabant der ordenen van Cisteau geboren van bruessel Ende in sijn ioncheyt so was sijn conuersacie ydel ende lichtueerdich. Ende by onderwise van eenen goeden biechtvader so wert hi verandert van leuen ende maecte sijn conuersacie metten goeden ende gaf hem nerstelic tot den godlijcken dienste Ende .xxij. iaer out sijnde so begaf hi hem int clooster te Villeers, daer si hem ontfingen om conueers te sijn. Ende in sijn proeueliaren sijnde so bedroefde hi hem seer dat hi geen meerder scarpheyt geuonden en had na den eyssche sijnder sonden. Daer om dachte hi in hem seluen an te nemen meerder penitentie om sijn lichaem te castijen. Ende so maecte hi .ij

[Folio 28r]
[fol. 28r]

corden ghedrayet van hare van peerts steerten, dair mede hi hem seluen gheesselde ophalende sijn vleesch Noch so maecte hi een ander coorde, daer mede hi hem gorde so vast int lijf dattet verrotte ende wormen wt werp

 

Ooc so geesselde hi hem seluen met roeden ende rijseren dat hi sijn vleesch scoerde totten bloede Twelc een vanden broederen vernam ende seyde tot broeder Arnout minlic O broeder waer om dodi v seluen Broeder Arnout antwoorde dat hi gheen dootslager sijns selfs en was mer sijnre sonden

Noch vant hi een ander maniere van geesselen, te weten, tvel van een egel daer mede hi oec sloech Ende hier en bouen droech hi nochtan een haren cleet op zijn naecte lijf ende sijn coussen ende socken waren ooc van hare Ende sijn bedde waren grote stenen sonder stroe ende onder zijn hoot ooc een grote steen Sijn spijse dat was swart broot dat de honden aten met pottagie van .ij. of .iij. dagen ouer gebleuen

 

Jnt eerste iair dede hi al den arbeyt diemen hem op leyde, mer daer na aen merckende die broederen sijn heilicheyt so lieten si hem beden, contempleren ende hem seluen oeffenen ende castien, also de gracie gods hem in gaf Dit wert hier van hem aldus vertrocken om te thonen sijn vuericheyt, niet om na te mogen volgen. Ende daer om tgeen dat wi lesen dat so menige heylige ghedaen hebben wt familiaren raet des heylichs gheests dat sullen wi meer verwonderen dan nae volgen

 

Dese goede broeder Arnout creech bi der voorscreuen strangicheyt des leuens niet alleen verlatenis van sijnen sonden mer ooc vermeerderinge van alle duechden. Sonderlinge hadt hi die duecht der liefden ende minnen tot god ende tot alle menschen Als yemant de hulpe sijns gebets begeerde so toonde hi hem ter stont gereet So onnosel ende zedich was hi dat hi onder sijn broeders als een kint leefde, sonder yemant te ontstichten of te ontvreden. Ende eenvuldich was hi in sijn zeden blijde ende minlijc was hi in sijn sprake, ende seer ootmoedich was hi altijt in hem seluen

 

Op een tijt was broeder Arnout verheuen in hoger contemplatie ende doe openbaerde hem onse heere Jhesus seggende tot hem Sone wat wildi dat ic v doe, en ist di niet genoech dat ic die menscheyt om di aen genomen heb, dat ic bespogen ghegeesselt, gecroont met doornen ende gecruyst ben geweest Ende hi antwoorde Neent here, mer ghi weet wel wat ic begeer Doe verlichte onse here wonderlic sijn herte metten stralen sijns godlijcken lichts ende seyde Siet opwerts. Ter stont als broeder Arnout sijn ogen op dede, so wert hem den hemel gheopent ende hi sach den staet van allen heyligen patriarcken, propheten, martelaren, ende confessoren ende maechden ende die choren der engelen Der welcker ordenen hi in ontsprekelijker claerheyt bescoude. Mer nochtan in alle dese en conde hi geen ruste vinden in sinen geest Doe seyde hem weder onse here Jhesus Heffe op dijn ogen ende beschouwe mijn gloriose moeder. Ende ter stont opheffende sijn ogen sach hi die gloriose coninginne van hemelrijke bouen die choren der engelen verheuen, wiens glorie, schoonheyt geen verstant begripen en mach Ende als

[Folio 28v]
[fol. 28v]

broeder Arnout int beschouwen harer glorien hem wonderlic verblijde so sprac onse here weder tot hem, seggende En ist niet ghenoech dat ghi gesien hebt. Doe beclaechde hi hem noch seggende tot onsen here dat hi daer in gheen geheel ruste vinden en conde Ende bekennende onse here die vuerige begheerten sijns herten seide tot hem weder Sone vlieghe noch opwaert ende beschouwe die onsprekelijcke weelden mijnre glorien Ende ter stont was hi gesoncken inden afgront des godliken lichts also hem dochte, ende hi sach die onscattelike schatten der glorien gods in alsulcker manieren als hem dat gheoorloft was, in die welcke te contempleren ende die te gebruken dat ewich leuen is. Ende hier in vant broeder Arnout warachtige ruste. Ende als hi de glorie gods gesien had so seyde onse here weder tot hem Siet sone ghi hebt gesien mijn glorie ende ghi hebt v verblijt. Ic seg v, waren alle bladeren van bomen ende alle dropelen waters menschen ende souden in mijn rijcke comen daer alle heyligen met mi regneren, so soude v ende hem allen genoech wesen mijn wonderlijke glorie dien ghi ghesien hebt. Ende doe verschiet onse here van sijnen oogen.

Als de tijd naecte dat broeder Arnout scheyde vander werelt so viel hi in groter siecten Ende sieck sijnde had hi wonderlike vertroostinge van godlijcker gracien, so dat hi sijn siecte vergetende met alre herten gode begheerde te gebruken, dien hi vierichlic ghemint hadde in sijn leuen. Ende als die vre der doot bi was so stont hi op van sijnen bedde ende knielde driewerf ter aerden sijn hooft bughende, ende driewerf suetelic suchtende so verschiet hi ende reisde tot onsen heere Jnt iaer .M.CC.xxviij. opten lesten dach van Junio op eenen vrydach na dat hi .xxvi. iaren ende omtrent .vi. maenden in sint Bernaerts ordene gheleeft hadde seer heylichlic also voorseyt is

 

Sijn heylicheyt heeft menigen mensche een goet bewijs gheweest ende een bereytsel tot profite sijnder sielen salicheyt Veel gratien heeft hi van gode almachtich vercregen, also dat claerlijcken blijct in sijn openbaringen

 

Nae des heylichs mans ouerlijden so vertoonde hi hem eender vrouwen in forme van eenen kinde, gecleet met eenen cleede som blinckende als sneen som als purpuren. Ende als si hem vragede wie sidi, so antwoorde hi Jc bin boeder Arnout gods knecht. Doe vraghede si hem waer om dat hi hem openbaerde inder formen van eenen kinde ende metten clede van tweerhande verwen Doe antwoorde hi Bi dien dat ick als een kint mi verthone soe verstaet dat ick onder de menschen leuende ootmoedich geweest bin als een kint. ende bider sneen witter verwen van mijnen cleede verstaet mijn reyn onbeulecte leuen twelck ick geleyt hebbe ende bi der verwen van purpuren so verstaet daghelicxse castijnge mijns lichaems met wtstortinghe mijns bloets, ende doe verschiet hi van daer

Jtem noch ander openbaringhen.

Daer na so openbaerde hi hem eenen anderen deuoten manne met groter claerheyt Waer af die man seere ver-

[Folio 29r]
[fol. 29r]

scrict was niet wetende wie dat hi ware. Maer die voorseyde broeder Aernout sprack hem vriendelicken toe ende gaf hem te kennen die wonderlijke glorificeringe sijnre sielen

 

Het was een abdisse vander seluer ordene die bi hair hadde een alte scarpen vel als oft van dornen gheulochten had geweest, daer mede dese heylige man sijn lichaem plach te castijen Ende so gebuerdet datter een maget was sere sieck vanden lanck oeuel. Ende so saen als dit vel op de stede ende plaetse harer siecten geleyt was so wertse ter stont van allen pinen verlost

 

Op dees heiligen broeder Arnouts graf te villeers is dit scoon epitaphium

Pausat in hac tumba vir simpicitate columba. Qui leo virtute iubilis similatur alaude Qui turtur gemitu visu simul atque volatu Par aquile, salamandra nouo quia vixit in igne

Vis breuiter iusti laudes in fine probare Nunc cauit delasol qui quondam fleuit in are.

 

Jnden voorscreuen woorden wert dese salige man ghelijct bider simpelder duuen, biden crachtigen leeuwe, bider iubilerender leeuwercken, bider suchtender tortelduuen, bijden claer sienden, ende hooch vliegenden aerne, bider Salamandren die inden vuere leeft. Ende nv singt hi int hoge delasol, die wijlen eer weende inden are


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken