Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

4 Als alle die werelt in vruechden is

Klaaglied van een ter dood veroordeelde die, wachtend op zijn executie, de aanleiding voor de veroordeling (blijkbaar een zeer verkeerde partnerkeuze) overdenkt.

1,5 trouwen: vertrouwen
2,1 Blanckeberghe: (waarschijnlijk het Duitse Blankenberg in het toenmalige graafschap Berg)
  duyster koye: donker hol
2,2 Waaraan heb ik uw wreedheid verdiend?
2,3 confuys: verward
2,5 en is gheen spel: weegt zwaar
2,6 ghildekens gheldeloos: berooide zwervers
2,7 in tsheeren handen: voor het gerecht
2,8 Dan steunt niemand ons (eig. Vinden wij nooit vrienden)
3,2 Onser Vrouwen Dach: (Maria Lichtmis, 2 februari)
3,3 baelyou: baljuw (gerechtsambtenaar)
3,4 lach: zat
4,2 Si deden mi aen: Ze snoerden me daarop vast
  die pijne: de marteling
4,3 haer: (zijn geliefde)
4,4 borne: water (hij wordt gemarteld door hem vol te gieten met water)
4,5 Wouter van Cleven: (niet nader identificeerbaar)
5,1 savel: grond (van de terechtstellingsplaats)
5,4 Nochtans: (kan onvertaald blijven)
5,5 biwesen: gezelschap
5,8 Ik vrees dat het zwaard zijn werk zal doen
6,1 Ga nu maar met het mes aan het werk
6,2 vromelijck: met kracht
6,5 haer: (zijn geliefde)
6,6 dan: dan dat

Slechts geleidelijk, en dan eigenlijk ook alleen nog maar impliciet, wordt duidelijk wat er in dit lied aan de hand is. De dichter zet ons aanvankelijk op het verkeerde been: strofe 1 begint als een traditionele liefdesklacht, waarbij de bloeiende natuur in oppositie staat met een treurende minnaar. Ook de verhuld genoemde datum wijst op de lente: als men vanaf Onser Vrouwen Dach (3,2) zeventien weken verder telt, komt men uit op 1 juni, hartje lente, wanneer inderdaad alle die werelt in vruechden is (1,1). Maar uit strofe 2

[pagina 57]
[p. 57]

blijkt dat de ikfiguur treurt omdat hij in de gevangenis zit. De voorgeschiedenis kan maar tot op bepaalde hoogte afgeleid worden uit strofe 3, 4 en 6. Met een voorwendsel werd de ik door de baljuw weggelokt van de plaats waar hij veilig meende te zijn (3,1-6), namelijk het kerkhof, een vrijplaats waar misdadigers en vluchtelingen niet vervolgd werden door de overheid. Hij is vervolgens gearresteerd en gemarteld (3,7-8 en 4,1-4). Zijn misdaad lijkt in geen verhouding te staan tot deze harde aanpak: hij had niets anders gedaan dan een vrouw zijn liefde te verklaren (6,5-6). Waarom dit hem zo zwaar wordt aangerekend, is niet duidelijk, maar zijn partnerkeuze beviel de machthebbers niet. Uiteindelijk kan de ikfiguur niets anders doen dan tot Maria bidden en de dood onder ogen zien. Mogelijk was de hele toedracht van het lied ten tijde van de verschijning van het Antwerps Liedboek duidelijker dan voor ons. Het lied is naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis gemaakt: daarop wijzen de precieze datering van de arrestatie, de plaatsnaam Blanckeberge (2,1) en persoonsnaam Wouter van Cleven (4,5), beide verwijzend naar het Nederrijngebied.

 

Het voorval kan niet heel recent zijn geweest: hoewel drukker Jan Roulans een nyeu liedeken aankondigt, verraden de onzuivere rijmen al een zekere ouderdom. Inderdaad moet het lied ten minste van omstreeks 1500 dateren: er is een vierstemmige zetting bekend van de beroemde Vlaamse componist Jacob Obrecht (geboren Gent, 1457 of 1458, gestorven Ferrara, 1505). In het Handschrift Segovia (Spanje, 1502) is boven de muziek alleen de beginregel genoteerd: Als al die weerelt in vruechden leeft. De rest van de tekst is achterwege gebleven - het werk zal in Spanje vanwege onbekendheid met de Nederlandse taal instrumentaal zijn uitgevoerd. De liedmelodie vindt men, zoals in die tijd gebruikelijk, in de tenor. Daarin komt de melodie twee maal voor, eerst in tweedelige en vervolgens in driedelige maat (in ‘proportie’).

Een probleem is dat Obrecht slechts vijf muzikale frasen noteert (en in de proportie zelfs vier), terwijl de Antwerpse tekst acht verzen per strofe heeft. Een sluitende verklaring voor deze tegenstrijdigheid is moeilijk te geven. Men kan zich zelfs afvragen of het wel om hetzelfde lied gaat - we kennen van Obrechts lied immers alleen de beginregel. Een argument echter dat pleit vóór de identificatie levert een ander lied van Obrecht uit het Spaanse handschrift, waarvan de tekst ook in het Antwerps Liedboek staat (Moet mi, lacen, dijn vriendelijc schijn, al 110).

Hoe kunnen nu acht regels tekst op vijf regels muziek worden gepast? Het eenvoudigst kan dat door herhalingen in te lassen, een procédé dat meestal bij dit soort pasproblemen wordt gebruikt (vgl. al 54, 73, 97, 107). Het rijmschema, verweerd als het is, geeft een indicatie. Het zal zijn gebaseerd op een regelmatig ababbcbc, al wijkt het per strofe af. In elk geval is er

[pagina 58]
[p. 58]

sprake van overslaand rijm, dat wil zeggen de rijmklank b die de eerste vier verzen afsluit, luidt tevens de laatste vier verzen in. Bij dit rijmtype worden meestal de eerste twee muzikale frasen herhaald (abab). Dat zal hier ook wel de bedoeling zijn geweest. Er blijven dan nog vier tekstverzen en drie muzikale frasen over. Het meest voor de hand ligt het om bij het zevende vers weer een muzikale herhaling toe te passen, en wel de muziek van het vijfde vers: zo wordt het rijm c muzikaal beantwoord. Het resultaat klinkt alleszins bevredigend, al hebben we geen zekerheid dat de tekst in de zestiende eeuw precies zo gezongen werd. Op vergelijkbare wijze kan de vierregelige melodie uit Obrechts proportie worden geteksteerd; dat hebben we gedaan bij al 52 (zie aldaar).

Als alle die werelt in vruechden is heeft een bescheiden populariteit genoten. Er zijn althans enkele contrafacten op bekend, waaronder een uit het Antwerps Liedboek zelf: Ghi ruyters, gesellen van avontueren (al 52, zie aldaar). Voorts kennen we enkele schriftuurlijke liederen met de wijsaanduiding Dat ick om een schoon vrouw moet sterven, hetgeen verwijst naar de voorlaatste regel van de zesde strofe van het onderhavige lied.

Literatuur: De Werd 1984; Bonda 1996, p. 243; Kessels en Jas 1997, dl. 17, p. 1-4; Repertorium 2001, t0325, m0049.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken