Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

25 Den winter is een onweert gast

Afscheidslied. Een minnaar vertelt zijn wederwaardigheden in de liefde gedurende verschillende seizoenen. Tenslotte klaagt hij over het gedwongen afscheid van zijn geliefde en vraagt hij Maria om elk van hen bij te staan.

1,1 onweert gast: ongewenste gast (de winter werd vaker voorgesteld als een strenge heerser)
1,2 aen den dage: aan het daglicht
1,3 boelken: geliefde
1,4 Het bleek zonneklaar
2,1 ten vastelavontwaert: tegen de tijd van carnaval
2,3 cranselijn: snoertje (geschenk als teken van haar liefde)
2,6 Tot in lengte van dagen (eig. Tot aan de dag)
3,1 die lieven tijt: de tijd van de liefde
3,3 so menigerley: van allerlei soorten
3,4 Coel: Fris (gebruikelijk epitheton bij de mei)
4,2 quade nijders tongen: geroddel van jaloerse kwaadsprekers
4,4 Ik ben haar daarvoor dankbaar
4,5 (Zich beroemen op een amoureus succes werd beschouwd als een ernstig vergrijp tegen de liefdescode)
4,6 daerin: (nl. in haar armen)
6,1 Oorlof: Vaarwel
  Aerdenborch: Aardenburg (in Zeeuws-Vlaanderen)
6,3 Ik leef van geld dat ik nog niet verdiend heb (eig. Ik eet mijn koren als het nog niet rijp is)
6,4 Ik moet wel
6,5 wil: moge

De traditionele Natureingang is in dit lied op een originele manier uitgewerkt: de ervaringen in de liefde lopen parallel aan verschillende momenten uit het jaar, en worden niet, zoals meestal, met slechts één seizoen vergeleken. Conventioneel is de tegenslag in de liefde tijdens de winterperiode: de geliefde was hem ontrouw (strofe 1). De tijdbepaling in de tweede strofe vergt iets meer uitleg: vastenavond (vanaf de zeventiende eeuw carnaval genoemd) omvatte in principe de periode van Sint-Maarten (11 november) tot Pasen, maar de festiviteiten spitsten zich toe op de drie dagen voor Aswoensdag. Vastenavond valt niet elk jaar precies op dezelfde dag, maar globaal gesproken is het, als het naar vastenavond loopt (2,1) februari en daarmee de periode dat de winter op zijn retour is: Nu lengen ons de dagen (2,2).

[pagina 94]
[p. 94]

Ook in de liefde breekt een veelbelovende tijd aan: zijn (nieuwe?) lief heeft hem immers een geschenk gegeven als teken van haar welwillende gezindheid. Met het aanbreken van de meimaand is alles dan in orde. Raadselachtig is wel het begin van de vierde strofe, waarin de ikfiguur zegt geen acht te willen slaan op het gezang van de nachtegaal, terwijl deze vogel elders juist steeds tot liefde inspireert. Bedoelt hij dat zijn liefde al zo sterk is, dat hij geen aansporing nodig heeft (laat staan dat hij zich laat weerhouden door de mogelijkheid dat over hen geroddeld gaat worden)?

Toch moet hij afscheid nemen van zijn geliefde, wellicht door armoede gedreven (6,3). Opvallend is de concrete situering in de laatste twee strofen. De geliefde is afkomstig uit Aardenburg. Dit roept de vraag op wat met Oostenrijk (5,2) bedoeld is: deze naam kon worden gebruikt voor een (willekeurig) gebied in het oosten (zie ook al 221:1,1), maar kon ook meer concreet een aanduiding zijn voor het gebied rond de Oostzee, waarmee ook vanuit Antwerpen wel handel gedreven werd.

De afwisseling van lange en korte regels maakt het liedje levendig. De laatste regel van de eerste strofe is veel langer dan de daarmee corresponderende regels in de andere strofen, wellicht leze men: Des ic rouwe.

 

Den winter is een onweert gast genoot een zekere bekendheid: de tekst komt ook voor in het Zutphens Liedboek van 1537 en in het Aemstelredams amoureus lietboeck uit 1589. Als wijsaanduiding treft men het lied alleen aan bij Souterliedeken 110 (waaruit voor deze uitgave de melodie is gebruikt), maar de karakteristieke strofevorm is ook in enkele andere geestelijke liederen herkenbaar, die derhalve als contrafacten kunnen worden beschouwd.

Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 545-547; Pleij 1983, p. 14-27; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 14 en 142-143; Voet 1973, p. 17-18; Joldersma 1982, dl. 2, p. 53-56; Leloux 1985, p. 142-145; Repertorium 2001, t1203, m0144.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken