Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

24 Den mey moet wech na tsomers saysoen

Winterlied. Hoewel de wreedheid van de winter de natuur in de ban houdt, biedt dit seizoen eigen mogelijkheden voor vermaak.

1,1 Den mey: (aanduiding voor de tijd van het jaar waarin alles groen is, de periode van vruchtbaarheid, vreugde en vrolijkheid)
1,3 coemt helpen ende bistant doen: komt helpen en bijstand verlenen
1,4 Vooraleer zij (de mei en de zomer), nog nagloeiend, ineenschrompelen
1,5 virtuyt: kracht
1,6 Groeit er geen enkel plantje
1,7 In plaats van bloempjes zijn er biezen
2,1 Het zingen hebben de vogeltjes helemaal afgeleerd
2,2 ghedoken: verscholen
2,3 De vorst schendt en doodt het groen op de velden
2,4 staet int beloken: gaat schuil achter de wolken
2,5 In plaats van een fris bedauwde rozenhof
2,7 De haard is er te klein voor
2,8 alleene: kaal en verlaten
3,1 bonte craeyen: (de bonte kraai komt in onze streken alleen in de winter voor)
3,5 U, verliefde paartjes
3,8 snotvincken vangen: een druipneus opdoen
4,1 In liefde samen zijnd
4,2 Dat moet alle vreugde overtreffen!
4,4 Kunt u zich dan vermaken
4,6 Maertsbier: (bier gebrouwen uit mout die in maart bereid werd, bekend om zijn goede kwaliteit en houdbaarheid)
  wagebaert: (eig. wat de baard doet bewegen. Benaming voor een populaire biersoort)
4,7 poeyerken: (mogelijk worden hiermee kruiden bedoeld (die aan het bier konden worden toegevoegd om een versterkende drank te bereiden))
4,8 Ziel en lichaam worden door het drinken (van het bier) verkwikt
5,1-2 Een eikenhouten druifje dat hoog oplaait ((?) wellicht wordt bedoeld: een in eikenhout gerijpte wijn die het lichaam verwarmt)
5,2 Dat zorgt voor een natuurlijk lozen (?)
5,3 Al ist dat: Ook al is het zo dat het
5,4 doet de kaecxkens: laat de wangen

[pagina 92]
[p. 92]

5,5 stranck: wreed
5,7 ter tijcke: in bed
5,8 heymelijc rijcke: verborgen koninkrijk
6,1 Princelijcke vroukens: Edele vrouwen (een variant op de opdracht aan de prince, de voorzitter van de rederijkerskamer)
  seer aerdich geplucht: alleraardigst bijeen
6,2 ter bane: te voorschijn
6,3 staen en quicken: staan te schitteren
6,5 joct: maakt plezier
6,7 Condy u: Kunt u zich

Arghe winter, ghy zijt cout! en Den winter is een onweert gast klinkt het elders in het Antwerps Liedboek (al 10:1,1; 25:1,1). Het zijn liederen waarin de winter staat voor de tijd waarin de liefde voorbij is, een gebruikelijk motief in de middeleeuwse minnelyriek. Tegen die achtergrond moet ook Den mey moet wech na tsomers saysoen gezien worden. Het lied beschrijft het winterseizoen uitgebreid en maakt duidelijk dat de natuur niet meer, als in het warme seizoen, tot liefde inspireert: de bloemen zijn verdord, de vogels zwijgen, de velden zijn verlaten en de geliefden die naar buiten gaan, zullen slechts een verkoudheid oplopen. Maar halverwege, vanaf de vierde strofe, maakt het lied een verrassende omslag: juist in de winter kunnen verliefden zich uitstekend amuseren met een lekkere slok (ook 5,1-2 lijken over de positieve invloed van wijn te gaan, al is de betekenis van deze regels niet goed vast te stellen). Het lied sluit af met een oproep aan de dames om buiten plezier te komen maken onder de fonkelende sterrenhemel. Wie daar genoeg van heeft, kan zich altijd nog verwarmen in de armen van haar minnaar!

 

Den mey moet wech na tsomers saysoen is alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. Gezien de strofevorm is het een contrafact van het beroemde lied Den lustelijcken mey is nu in den tijt (al 27), waarvan het inhoudelijk een omkering is doordat daarin niet de winter maar de mei centraal staat. Van de talrijke beschikbare muzieknotaties kozen we hier die van Souterliedeken 73, waarvan de formulering van de wijsaanduiding (Den Mey staet vrolijck in sinen tijd) ritmisch goed aansluit bij de onderhavige tekst. Voor andere versies van de melodie, zie al 27 en 105.

Literatuur: Adema 1987; Pleij 1988, p. 222-240; Repertorium 2001, t1069, m0122.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken