Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

70 Het gheviel op eenen donderdach

Kluchtlied, waarin een vrouw die met de kapelaan naar bed gaat, door haar man betrapt wordt.

1,2 Halverwege de week
1,4 inghestreken: ingelopen
2,1 doorken: deurtje
2,4 Laten we het er eens flink van nemen
3,3 Ik ben bang dat hij al op de terugweg is
4,2 gheganghen: gegaan
5,1 rincxken: deurkloppertje
5,2 al met sinne: met de broek vol zin

[pagina 179]
[p. 179]

6,2 ghebroken: beslapen
6,3 ghedoopt: met de dop eraf
6,4 doeierkens: dooiers
7,1 Toen greep hij naar zijn broek
7,2 En hij tastte naar de klep
7,3 Willeken, zijn broeder zijn: (koosnaampje voor de penis)
8,2 ghebrouwen: gedaan
8,3 beschaemt: oneer aangedaan
10,1 groenen: verse (dus gemeen zwiepende)
10,2 smeet: sloeg
  ontstucken: bont en blauw
10,4 Dat hij dit (de pijnlijke plekken) wegkust!
11,2 ruytersgheselle: krijgsknecht, soldaat
11,3 Rijnschen wijn: Rijnwijn

In middeleeuwse kluchten is overspel uiteraard een zeer vaak voorkomend thema en meer dan eens is er een rol weggelegd voor een wellustige geestelijke. al 70 sluit daarbij aan met een verhaal over een kapelaan die bij een schippersvrouw zijn seksueel plezier komt zoeken. Dat kost hem weinig moeite, want de vrouw ziet haar man liever gaan dan komen. Wanneer deze echter 's avonds thuiskomt en vraagt om binnengelaten te worden, wacht hem een vervelende verrassing: hij vindt het bed beslapen en hij ziet de restanten van een lekkere maaltijd op tafel staan, maar er is niemand om hem te verwelkomen. Om toch zijn dringende liefdesverlangens te stillen, weet hij niets anders te bedenken dan uit arren moede de hand aan zichzelf te slaan. Nu komt echter plots zijn vrouw tevoorschijn, die hem verwijt door dit masturberen de arme kapelaan toch wel behoorlijk geschokt te hebben. Er ontstaat daarop een fikse ruzie waarbij over en weer klappen vallen.

Hoewel het verhaal zo duidelijk lijkt, blijven er toch enkele onzekerheden in de interpretatie, doordat we zestiende-eeuwse dubbele bodems misschien niet meer herkennen of juist doordat we ten onrechte dubbele bodems menen te zien. Zo kunnen de lege eierdoppen (6,3-4), vooral ook in combinatie met de beschrijving van het beslapen bed (6,2), begrepen worden als een aanduiding van de vrijpartij die daar heeft plaatsgevonden. Anderzijds is het ook niet onmogelijk dat strofe 7 letterlijker op te vatten is dan hierboven gedaan werd: dan gaat de strofe helemaal niet over masturberen, maar vindt de man de broek van de kapelaan (7,1), grijpt hij naar de klink van de deur van de kamer waarin deze zich verborgen houdt (7,2), ontdekt hij hem en benoemt hij hem vervolgens als Willeken, mijn broeder (beide willen ze immers met dezelfde vrouw hun willeken doen) en neemt hij de kapelaan flink te grazen (7,4), een pak slaag dat - net zo goed als het mas-

[pagina 180]
[p. 180]

turberen - bij de vrouw een verontwaardigde reactie oproept (strofe 8).

Dat de auteur van al 70 zijn vak verstond, blijkt niet alleen uit de levendigheid en vaart waarmee hij het verhaal vertelt, maar ook uit enkele details. Zo laat hij het lied bij zijn publiek waarheidsgetrouw overkomen door het gebruik van de concrete plaats- en tijdaanduiding in de openingsstrofe; ook bereikt hij een komisch effect doordat de man bij zijn thuiskomst op dezelfde manier aanklopt en smeekt om binnengelaten te worden als de hunkerende minnaar in conventionele liefdesliederen (bijvoorbeeld al 62:9; 79:2; 86:2 en 94:1).

 

Het gheviel op eenen donderdach is alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. Wel is er een contrafact bewaard, Het gheviel op eenen donderdach / Ontrent der sester uren uit Het Hofken der geestelycker liedekens (Leuven, 1577) over het sterven van Christus. Dat is tot in de negentiende eeuw gezongen. De melodie was toen die van het Miserere, waarop men zich het amoureuze kluchtlied uit 1544 echter moeilijk kan voorstellen. Ook het historielied al 65 (Het was op eenen dijsendach) kan een contrafact zijn. Hetzelfde geldt voor Het gheviel op eenen donderdach / Daer Christus hoorde ons gheclach uit het Devoot ende profitelijck boecxken (1539), hoewel dit geen vier- maar een vijfregelige strofevorm heeft. Het kon worden gezongen op die selve wise als het lied dat er in het Boecxken aan vooraf gaat (nr. 149), namelijk op de melodie van Maechdeken wildy geestelijc wesen. Op deze vijfregelige melodie worden in het Boecxken diverse vierregelige liederen geplaatst, waaronder merkwaardigerwijze Maechdeken wildy geestelijc wesen zelf. Daarbij moest de vierde tekstregel worden herhaald. Dat procédé hebben we dan ook toegepast op het wereldlijke Het gheviel op eenen donderdach, dat immers ook vier versregels heeft.

Of het werkelijk de melodie betreft waarop het lied oorspronkelijk werd gezongen, is niet te zeggen. Onze redenering bevat namelijk twee onzekerheden: ten eerste is niet zeker dat Het gheviel op eenen donderdach / Daer Christus hoorde ons gheclach echt een contrafact is van Het gheviel op eenen donderdach, / Ontrent der halver weken, en ten tweede geven wijsaanduidingen van het type op die selve wise in het Devoot ende profitelijck boecxken niet altijd de oorspronkelijke melodie aan, maar soms slechts een min of meer passende. De ongemensureerde melodie hebben we in een driedelig ritme gebracht.

Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 3, p. 2143-2147; Lodder 1997, p. 134-145; Repertorium 2001, t2775, m0511.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken