Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

74 Het viel eens hemels douwe

Mei- en dageraadslied. De minnaar brengt een meihulde aan zijn geliefde, die hem welwillend ontvangt. Maar al snel laat de wachter weten dat het dag wordt, en moeten de geliefden van elkaar scheiden.

1,1 eens hemels douwe: dauw uit de hemel
1,4 staet: is
1,5 hout... bevangen: heeft... in haar macht
1,6 doorwont: gewond
1,7 troost: genezing
2,1 verganghen: voorbij
2,2 virtuyt: grote kracht
2,3 looverkens: blaadjes
2,4 spruyten: lopen uit
  cruyt: gewas
2,5 gheenen: gindse
3,1 houwen: omhoog houden
3,3 En mijn geliefde verzekeren van mijn trouw
3,8 Hij ziet er zo mooi uit!

[pagina 191]
[p. 191]

4,1 beraden: bereid
4,5 verborghen: veilig
4,6 wijle: tijd
5,2 Die moet maken dat hij vlug wegkomt
5,3 opdringhen: aanbreken
5,7 keeren: terugkeren
6,2 En houd op met zingen
6,4 Liggend in mijn armen
6, goet gepresen: hoog gewaardeerd
6, Vertel het aan niemand
7,2 Afscheid nemen is onvermijdelijk
7,3 dageliet: dageraadslied
7,4 Wacht u: Wees verstandig
  ruyter: ridder
7,5 En ga er snel vandoor

De minnaar die in de eerste strofen aan het woord is, biedt zijn geliefde een meiplant aan. Zij aanvaardt dat eerbetoon van harte en laat hem binnen. Tot zover verloopt alles in grote harmonie. De minnaar wordt niet afgewezen, zoals nogal eens voorkomt in meiliederen. Maar als de twee bij elkaar liggen, komt de verstoring van buiten: de wachter zingt zijn lied ten teken van de naderende dag, zodat er sprake is van een lied in een lied (strofe 5). De minnaar maant de wachter tot zwijgen, maar de wachter moet nu eenmaal zijn plicht vervullen en de tijd laat zich niet stilzetten. Toch is de wachter de geliefden gunstig gezind: hij laat weten dat, hoewel het afscheid onvermijdelijk is, de tijd ten goede zal keren. Zoals in veel dageraadsliederen is ook hier de wachter een bondgenoot van de minnaars.

Deze samenvatting laat al zien dat hier de traditionele elementen van het meilied en het dageraadslied op elegante wijze met elkaar verbonden zijn. De overeenkomsten tussen beide genres maken zo'n combinatie goed mogelijk: in een meilied zingt een minnaar bij het raam van zijn geliefde om haar een meitak aan te bieden als liefdesgeschenk, een dageraadslied beschrijft de scheiding van twee geliefden na een gezamenlijk doorgebrachte nacht.

De voorgeschiedenis van al 74 kan echter nog preciezer vastgesteld worden: het lied is samengesteld uit twee bestaande liederen, namelijk het oude dageraadslied Het viel een coelen douwe (al 72, waarop de eerste, vierde en zesde strofe zijn gebaseerd) en het populaire meilied Die winter is ons verganghen (waaraan de tweede, derde en vijfde strofe zijn ontleend). Een complicatie is dat aan het einde van Die winter is ons verganghen een dageraadsscène voorkomt. De verzen Die wachter opter mueren / Hief op een liet, hi sanck komen in beide liederen voor: hier is kennelijk interferentie opgetreden.

[pagina 192]
[p. 192]

De gemeenschappelijke strofevorm van de twee liederen heeft de mengvorm al 74 (die alleen bekend is uit het Antwerps Liedboek) mogelijk gemaakt. Dat betekent echter niet automatisch dat ze op dezelfde melodie werden gezongen. In Thysius' Luitboek (circa 1600) vindt men een melodie voor Die winter is ons verganghen die volledig afwijkt van die van Het viel een coelen douwe (al 72). Overigens is het deze melodie die in Nederland algemeen bekend werd dankzij de zangbundel Nederlands volkslied van Pollmann en Tiggers (eerste druk 1941).

Het Natureingang-karakter van de tweede strofe van al 74 (Die winter is verganghen) doet vermoeden dat deze van oorsprong een openingsstrofe is. De vijf ons bekende bronnen van dit mei/dageraadslied (uit de Nederlanden en het Rijnland) beginnen ook allemaal met Die winter is verganghen. En vijf contrafacten noemen Die winter is verganghen in de wijsaanduiding, tot in het midden van de zeventiende eeuw toe. Het is duidelijk een beginregel.

Werd al 74 nu gezongen op de melodie van Het viel een coelen douwe of Die winter is verganghen? Beide lijkt mogelijk, maar een bijzonder gegeven pleit voor de eerste optie. Het gaat om Souterliedeken 54, dat als wijsaanduiding heeft Wij willen den mey ontfanghen / met groter eerweerdicheyt. Deze verzen zijn ontleend aan de tweede en/of derde strofe van Die winter is verganghen (uitgaande van de versie in het Zutphens Liedboek, 1537, aldaar nr. 10). De bijgaande melodie is echter niet die uit Thysius' Luitboek, maar een variant van Het viel een coelen douwe. Blijkbaar werden de twee liederen anno 1540 op dezelfde melodie gezongen, in elk geval in de visie van de samensteller van de Souterliedekens. Het verklaart eens te meer de contaminatie die tot al 74 heeft geleid. We plaatsen deze daarom op de melodie van Souterliedeken 54.

Literatuur: Kalff 1884, p. 287-290; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 323-325, vgl. p. 341-343; Forster 1965, p. 478-479 en 497-498; King 1971, p. 39; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 50-51 en 183-184; Brednich 1976, p. 205-207; Houtsma 1979; Joldersma 1982, dl. 2, p. 140-143; Leloux 1985, p. 76-77; Vellekoop 1985; Komrij 1994, p. 965-967; Willaert 1995; Oosterman 2001; Repertorium 2001, t2877, m0314; vgl. t1204, m0145.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken